Hoofdstuk 1:
1.2:
uiteenzetting is bedoeld op lezers te informeren: een bepaald
onderwerp wordt objectief uitgewerkt. Vooral feiten en toelichtingen.
Hoofdgedachte vaak constatering.
betoog: is bedoeld om te overtuigen: de auteur wil de lezer zijn of
haar mening (standpunt) over een bepaalde kwestie overneemt.
Mening = hoofdgedachte. Auteur geeft argumenten of weerlegt
argumenten.
beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil dat lezers
zelf nadenken, zodat ze zich een mening kunnen vormen.
Hoofdgedachte vaak constatering.
1.4:
Stappenplan lezen:
1. Oriënterend lezen: bepaal het ow van de tekst: bekijk titel,
afbeelding(en) en lees eerste alinea(’s)
2. Globaal lezen: lees de tekst vluchtig door
Stel vast uit welke alinea(’s) de inleiding en het slot bestaan.
Probeer in middenstuk deelonderwerpen te onderscheiden.
1. Precies lezen: lees de tekst aandachtig van begin tot eind
Ga na of eerdere verwachtingen tekst kloppen.
Noteer betekenis moeilijke woorden.
Markeer kernzinnen van elke alinea.
Markeer de signaalwoorden die een verband tussen alinea’s
aangeven.
Benoem de deelonderwerpen.
Markeer functiewoorden.
Markeer signaalwoorden die een belangrijk verband tussen zinnen
aangeven.
1. Analyse afronden:
Noteer vaste tekststructuur van tekst.
Markeer hoofdgedachte tekst.
1.2:
uiteenzetting is bedoeld op lezers te informeren: een bepaald
onderwerp wordt objectief uitgewerkt. Vooral feiten en toelichtingen.
Hoofdgedachte vaak constatering.
betoog: is bedoeld om te overtuigen: de auteur wil de lezer zijn of
haar mening (standpunt) over een bepaalde kwestie overneemt.
Mening = hoofdgedachte. Auteur geeft argumenten of weerlegt
argumenten.
beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil dat lezers
zelf nadenken, zodat ze zich een mening kunnen vormen.
Hoofdgedachte vaak constatering.
1.4:
Stappenplan lezen:
1. Oriënterend lezen: bepaal het ow van de tekst: bekijk titel,
afbeelding(en) en lees eerste alinea(’s)
2. Globaal lezen: lees de tekst vluchtig door
Stel vast uit welke alinea(’s) de inleiding en het slot bestaan.
Probeer in middenstuk deelonderwerpen te onderscheiden.
1. Precies lezen: lees de tekst aandachtig van begin tot eind
Ga na of eerdere verwachtingen tekst kloppen.
Noteer betekenis moeilijke woorden.
Markeer kernzinnen van elke alinea.
Markeer de signaalwoorden die een verband tussen alinea’s
aangeven.
Benoem de deelonderwerpen.
Markeer functiewoorden.
Markeer signaalwoorden die een belangrijk verband tussen zinnen
aangeven.
1. Analyse afronden:
Noteer vaste tekststructuur van tekst.
Markeer hoofdgedachte tekst.