Vraag 1: Welke ionen binden aan troponine om tropomyosine van actine weg te brengen?
a. Fluor-ionen
b. Calciumionen
c. Kaliumionen
d. natriumionen
Vraag 2: Welke rol speelt tropomyosine in het spierstelsel?
a. Tropomyosine bedekt myosine en blokkeert het vermogen van myosine om zich aan
actine te hechten
b. Tropomyosine verplaatst troponine uit de weg, waardoor myosine zich kan hechten aan
actine
c. Tropomyosine bedekt actine en blokkeert het vermogen van myosine om zich aan actine
te hechten
d. Tropomyosine houdt troponine op zijn plaats, waardoor myosine zich kan hechten aan
actine
Vraag 3: De actinemoleculen van een persoon zijn bedekt met overtollige tropomyosine. Hoe zal
de positie van tropomyosine de spiercontractie beïnvloeden?
a. Tropomyosine remt de binding van troponine aan myosine
b. Tropomyosine helpt troponine zich hechten aan myosine
c. Tropomyosine helpt myosine zich te binden aan actine
d. Tropomyosine zal voorkomen dat myosine zich aan actine hecht
Vraag 4: De A-band van een sarcomeer bevat donkere strepen. Deze strepen komen uit welke
component (en) van een spiervezel?
a. Alleen Actine
b. Alleen Myosine
c. Actine en myosine
d. Geen van beide
, Oefentoets decentrale Selectie door Mikael David
Vraag 5: Wat is de meest effectieve manier om de snelheid van spiercontractie te verhogen?
a. Verlaging van het calciumgehalte
b. De hoeveelheid troponine verhogen
c. Toenemende calciumspiegels
d. De hoeveelheid tropomyosine verhogen
e. De hoeveelheid acetylcholine verlagen
Vraag 6: Welke van de volgende eigenschappen is niet gemeenschappelijk voor alle drie
spierweefsels?
a. Prikkelbaarheid
b. De behoefte aan ATP
c. Gebruik in rust van afschermende eiwitten om actinebindende sites te bedekken
d. Elasticiteit
Vraag 7: In skeletspieren, welke van de volgende elementen is dan de Ca2+ sensor?
a. Myosine
b. Actine
c. Tropomyosine
d. Troponine
Vraag 8: Tijdens spiercontractie neemt de H-zone in omvang af.
a. Waar
b. Niet waar
Vraag 9: Het segment van een myofibril dat een sarcomeer wordt genoemd, loopt van:
a. één Z-regel naar de volgende Z-regel
b. een H-zone naar de volgende H-zone
c. een A-band naar de volgende A-band
d. het ene uiteinde van een skeletspier naar het andere uiteinde
vraag 10: Spiervermoeidheid treedt op vanwege geen beschikbaarheid van:
a. Calcium
b. ATP
c. Actine bindende sites
d. Natrium