Verpleegkundige zorgverlening
Benoemen wat visie op verplegen is
Een visie is een geheel van ideeën en overtuigingen over wat belangrijk is in een
organisatie. Zoals beleid en manier manier waarop de zorg verleend wordt.
Vraaggerichte Zorg
- ‘Zorg die uitgaat van de wensen en behoeften van de cliënt, die in dialoog met de
professional tot stand komt en waarbij de cliënt uiteindelijk beslist.’ (Zorg in dialoog)
Vraaggestuurde zorg
- De zorgvrager stuurt zijn eigen zorg. Hij bepaalt de inhoud en de organisatie van de
zorg, met het beschikbare budget.
Belevingsgerichte zorg:
- De zorgvrager en zorgverlener bepalen samen de inhoud van de zorg, op basis van
gelijkwaardigheid. Situatie, zijn ziekte en mogelijkheden zijn het uitgangspunt van de
zorgverlening.
Formuleren wat binnen verpleegkunde wordt verstaan onder gezondheid en ziekte De
focus is het vermogen van mensen zich aan te passen aan het leven met een ziekte.
Oorzaak van ziekte:
- Sociale (maatschappelijke) aspecten
- Psychische (geestelijke) aspecten
- Somatische (lichamelijke) aspecten
Herkennen wat het belang is van zelfzorg en zelfmanagement ten aanzien van de
oudere zorgvrager
Het behouden of verbeteren van dagelijks functioneren, aanpassen van eigen leefstijl die
wordt beïnvloed door b.v. ziekte
Verpleegkundige interventies toepassen om het valrisico bij ouderen te verminderen
en zelfregie te stimuleren + hulpmiddelen
- Preventieve interventies: de thuis- en woonomgeving beoordelen en waar nodig
aanpassen, voorlichting, uitleg en advies geven.
- Curatieve interventies: loophulpmiddel, een bril met de juiste sterkte, mobiel alarm,
medicatie-evaluatie en vitamine D- en calcium suppletie.
- Zelfmanagementondersteuning
benoemen hoe pijnbeleving werkt
lichaam iets voelt → een signaal van de plek waar het gebeurt → de
zenuwuiteinden → via je ruggenmerg → naar je hersenen.
- Voor pijn heeft je lichaam speciale sensoren in de zenuwuiteinden.
- Je hersenen geven een betekenis aan het signaal dat binnenkomt en
beslissen of je daadwerkelijk pijn voelt of niet.
Poorttheorie, dingen die pijn kunnen beïnvloeden
- Fysieke poort, bijv. als je iets breekt
- Emotionele poort, sneller pijn ervaren bij bijv. veel stress
- Mentale poort, ga je veel aan pijn denken ervaar je de pijnprikkel ook eerder.
formuleren welke meetinstrumenten pijn registreren
Pijnanamnese, worden vragen gesteld over soort pijn, wanneer, genomen maatregelen,
beïnvloedingsfactoren, wanneer minder last
1
,Gedragsobservatie: Het gaat om een observatieschaal waarop het gedrag van het kind
gescoord wordt.
Deze schaal loopt van 0 tot en met 4; bij 2 of hoger kan sprake zijn van pijn.
- Het kind speelt tevreden.
- Het kind is rustig, wakker of het slaapt.
- Het kind is ontevreden of licht onrustig.
- Het kind is onrustig en gespannen, maar wel af te leiden door aanwezigheid van
ouders of door voedsel of speelgoed.
- Het kind huilt ontroostbaar.
Pijnscore
- 4 tot 10 jaar: Schaal toont verschillende gezichtsuitdrukkingen. Het kind wijst het
gezichtje aan dat het beste past bij hoe het zich voelt. 4
- 10 + jaar: Laat de zorgvrager met een cijfer tussen 0 en 10 aangeven hoeveel pijn hij
voelt. 0 betekent geen pijn en 10 betekent de ergst denkbare pijn.
Pijndagboek: chronische zorgvragers
- Hierdoor krijgt ook de zorgvrager zelf een beter inzicht in zijn pijn en ook in mogelijke
factoren die de pijn beïnvloeden.
benoemen hoe je als verpleegkundige pijn herkent
Model van Loeser
Dit laat zien hoe pijngedrag ontstaat en hoe de lichamelijke, psychische en sociale kanten
samenhangen. Het model bestaat uit vier cirkels die de vier ‘onderdelen’ van pijn
voorstellen:
- Binnen in de cirkel staat de nociceptie: de waarneming van de lichamelijke
beschadiging.
- Als tweede de gewaarwording van pijn: het bewust worden van pijn.
- Als derde de pijnbeleving: het emotioneel en lichamelijk voelen van pijn.
- Ten slotte het pijngedrag: het gedrag waaraan een ander kan zien dat de persoon
pijn heeft.
Saunders: hier worden de psychische en sociale factoren weergegeven die van invloed zijn
op pijn: Pijn is niet alleen een lichamelijke, maar ook een emotionele ervaring.
Verpleegkundige rol: angst wegnemen door goede voorlichting.
benoemen welke aandachtspunten er algemeen gelden voor medicijngebruik
Attitude
- Zorgvrager motiveren en stimuleren om zijn medicijnen in te nemen. Controle
inname.
Zorgbehoefte inschatten
- Wat heeft de zorgvrager nodig.
Levensfase en kenmerken van de zorgvrager
- Houd bij de begeleiding rekening mee.
Observaties
- eventuele bijwerkingen
Voorlichting en instructie
Regels en voorschriften hanteren
Coördinatie en rapportage van de zorg
- maak je afspraken met de arts over het medicijngebruik;
- besteld of bijbesteld;
- juiste tijden uitgedeeld
Evaluatie van de zorg
- kijken doel van medicatie behaald, zonodig aanpassen.
2
,benoemen hoe je medicatieveiligheid kunt waarborgen
1. Op de juiste tijd
2. Aan de juiste persoon
3. Het juiste medicament
4. De juiste dosis
5. De juiste toedieningswijze
redenen voor therapietrouw noemen
- Geneesmiddel werkt dan beter en kosten besparen.
opsommen welke verpleegkundige zorg wordt gegeven aan zorgvragers in de pre-, en
postoperatieve fase
Pre-operatieve fase:
- medisch anemnse word gedaan
- Allergieën worden aangevraagd
- Gezondheidsproblemen
- ZOrgen dat er zeker weten aan de goede kant word geopereerd
- Laboratorium uitslagen bekijken
- Eventueel hart filmpje of foto van de longen
- Kijken naar stress van de patiënt
- Type anesthesie
- Haar verwijderen
Post-operatief :
- Mogelijke complicaties
- Uitslag operatie
- Waarden
- Bloeddruk
- Hartslag
- Saturatie
- Ademhaling
- Temperatuur
Verpleegkundige vaardigheden
basisregels ten aanzien van het vaardigheidsonderwijs toepassen
- dragen van beschermende kleding, handschoenen en mondmaskers
- letten op persoonlijke hygiëne (geen sieraden)
- letten op handhygiëne
- reinigen
- desinfecteren
- steriliseren
- disposables gebruiken
- voorschriften opvolgen
volgens het protocol handhygiëne en algemene hygiëne toepassen
Je kunt op drie manieren handhygiëne toepassen.
- Draag geen sieraden aan je handen en polsen, deze zijn een bron van infectie en
kunnen de huid van de zorgvrager beschadigen.
- Was regelmatig je handen, volgens het protocol.
- Desinfecteer je handen voordat je bepaalde handelingen verricht
een steriel werkveld maken
- Steriliseren: alle micro-organismen en sporen op voorwerpen te doden of te
inactiveren.
- Wanneer steriel:
3
, - Alle voorwerpen die rechtstreeks in contact komen met steriele
lichaamsweefsels, organen of lichaamsvochten.
- Wanneer de huid of de slijmvliezen doorbroken worden
verplaatsingstechnieken uitvoeren en hulpmiddelen gebruiken
- Draaischijf
- Steady
- Glijzeil
- Rolstoel
Preventieve maatregelen met betrekking tot vallen uitvoeren
- Antislipmatje in de douche
- Handvatten in de douche
- Rollator
inschatten op welke bed complicaties de zorgvrager risico loopt
- Flauwvallen
- Trombose en embolie
- Aspiratiepneumonie: vast voedsel en vloeistof kan in de luchtwegen terecht komen.
- Hypostatische pneunomie: te veel bloed in de onderste longvelden.
- Obstipatie
- Urineretentie, urineweginfectie, blaasontsteking enz.
- Decubitus
- Smetten
interventies toepassen om bed complicaties te voorkomen
Decubitus voorkomen
- Vaststellen van het decubitusrisico met een risicoscorelijst.
- Minimaal drie keer per dag de bedreigde plaatsen inspecteren.
- De zorgvrager zo veel mogelijk mobiliseren.
- Bij immobiliteit een schone, droge, gladde en soepele onderlaag geven.
- De voedingstoestand en conditie van de zorgvrager verbeteren.
Smetten voorkomen
- Dagelijkse verzorging van de huid:
- dagelijks wassen met weinig of geen zeep (parfumvrij);
- goed afspoelen van de zeepresten;
- goed (deppend) drogen van de huidplooien;
- observeren van de huid in de huidplooien en bij incontinentie direct verschonen.
- Voorkomen van overmatig transpireren door het dragen van ademende kleding en
het verlagen van de omgevingstemperatuur.
- Voorkomen van huid-op-huidcontact door bijvoorbeeld het aanbrengen van
scheurlinnen, non-woven gaas of Engels pluksel (geruwde zijde) in de huidplooien.
Geneeskunde
Anatomie
- Macroscopisch (met het blote oog)
- microscopisch (cytologie, histologie)
Fysiologie = functie (normaal)
Pathologie = ziekte
Farmacologie = geneesmiddelen
6 Organisatieniveaus
1. Chemische niveau → atomen, samen moleculen
4
Benoemen wat visie op verplegen is
Een visie is een geheel van ideeën en overtuigingen over wat belangrijk is in een
organisatie. Zoals beleid en manier manier waarop de zorg verleend wordt.
Vraaggerichte Zorg
- ‘Zorg die uitgaat van de wensen en behoeften van de cliënt, die in dialoog met de
professional tot stand komt en waarbij de cliënt uiteindelijk beslist.’ (Zorg in dialoog)
Vraaggestuurde zorg
- De zorgvrager stuurt zijn eigen zorg. Hij bepaalt de inhoud en de organisatie van de
zorg, met het beschikbare budget.
Belevingsgerichte zorg:
- De zorgvrager en zorgverlener bepalen samen de inhoud van de zorg, op basis van
gelijkwaardigheid. Situatie, zijn ziekte en mogelijkheden zijn het uitgangspunt van de
zorgverlening.
Formuleren wat binnen verpleegkunde wordt verstaan onder gezondheid en ziekte De
focus is het vermogen van mensen zich aan te passen aan het leven met een ziekte.
Oorzaak van ziekte:
- Sociale (maatschappelijke) aspecten
- Psychische (geestelijke) aspecten
- Somatische (lichamelijke) aspecten
Herkennen wat het belang is van zelfzorg en zelfmanagement ten aanzien van de
oudere zorgvrager
Het behouden of verbeteren van dagelijks functioneren, aanpassen van eigen leefstijl die
wordt beïnvloed door b.v. ziekte
Verpleegkundige interventies toepassen om het valrisico bij ouderen te verminderen
en zelfregie te stimuleren + hulpmiddelen
- Preventieve interventies: de thuis- en woonomgeving beoordelen en waar nodig
aanpassen, voorlichting, uitleg en advies geven.
- Curatieve interventies: loophulpmiddel, een bril met de juiste sterkte, mobiel alarm,
medicatie-evaluatie en vitamine D- en calcium suppletie.
- Zelfmanagementondersteuning
benoemen hoe pijnbeleving werkt
lichaam iets voelt → een signaal van de plek waar het gebeurt → de
zenuwuiteinden → via je ruggenmerg → naar je hersenen.
- Voor pijn heeft je lichaam speciale sensoren in de zenuwuiteinden.
- Je hersenen geven een betekenis aan het signaal dat binnenkomt en
beslissen of je daadwerkelijk pijn voelt of niet.
Poorttheorie, dingen die pijn kunnen beïnvloeden
- Fysieke poort, bijv. als je iets breekt
- Emotionele poort, sneller pijn ervaren bij bijv. veel stress
- Mentale poort, ga je veel aan pijn denken ervaar je de pijnprikkel ook eerder.
formuleren welke meetinstrumenten pijn registreren
Pijnanamnese, worden vragen gesteld over soort pijn, wanneer, genomen maatregelen,
beïnvloedingsfactoren, wanneer minder last
1
,Gedragsobservatie: Het gaat om een observatieschaal waarop het gedrag van het kind
gescoord wordt.
Deze schaal loopt van 0 tot en met 4; bij 2 of hoger kan sprake zijn van pijn.
- Het kind speelt tevreden.
- Het kind is rustig, wakker of het slaapt.
- Het kind is ontevreden of licht onrustig.
- Het kind is onrustig en gespannen, maar wel af te leiden door aanwezigheid van
ouders of door voedsel of speelgoed.
- Het kind huilt ontroostbaar.
Pijnscore
- 4 tot 10 jaar: Schaal toont verschillende gezichtsuitdrukkingen. Het kind wijst het
gezichtje aan dat het beste past bij hoe het zich voelt. 4
- 10 + jaar: Laat de zorgvrager met een cijfer tussen 0 en 10 aangeven hoeveel pijn hij
voelt. 0 betekent geen pijn en 10 betekent de ergst denkbare pijn.
Pijndagboek: chronische zorgvragers
- Hierdoor krijgt ook de zorgvrager zelf een beter inzicht in zijn pijn en ook in mogelijke
factoren die de pijn beïnvloeden.
benoemen hoe je als verpleegkundige pijn herkent
Model van Loeser
Dit laat zien hoe pijngedrag ontstaat en hoe de lichamelijke, psychische en sociale kanten
samenhangen. Het model bestaat uit vier cirkels die de vier ‘onderdelen’ van pijn
voorstellen:
- Binnen in de cirkel staat de nociceptie: de waarneming van de lichamelijke
beschadiging.
- Als tweede de gewaarwording van pijn: het bewust worden van pijn.
- Als derde de pijnbeleving: het emotioneel en lichamelijk voelen van pijn.
- Ten slotte het pijngedrag: het gedrag waaraan een ander kan zien dat de persoon
pijn heeft.
Saunders: hier worden de psychische en sociale factoren weergegeven die van invloed zijn
op pijn: Pijn is niet alleen een lichamelijke, maar ook een emotionele ervaring.
Verpleegkundige rol: angst wegnemen door goede voorlichting.
benoemen welke aandachtspunten er algemeen gelden voor medicijngebruik
Attitude
- Zorgvrager motiveren en stimuleren om zijn medicijnen in te nemen. Controle
inname.
Zorgbehoefte inschatten
- Wat heeft de zorgvrager nodig.
Levensfase en kenmerken van de zorgvrager
- Houd bij de begeleiding rekening mee.
Observaties
- eventuele bijwerkingen
Voorlichting en instructie
Regels en voorschriften hanteren
Coördinatie en rapportage van de zorg
- maak je afspraken met de arts over het medicijngebruik;
- besteld of bijbesteld;
- juiste tijden uitgedeeld
Evaluatie van de zorg
- kijken doel van medicatie behaald, zonodig aanpassen.
2
,benoemen hoe je medicatieveiligheid kunt waarborgen
1. Op de juiste tijd
2. Aan de juiste persoon
3. Het juiste medicament
4. De juiste dosis
5. De juiste toedieningswijze
redenen voor therapietrouw noemen
- Geneesmiddel werkt dan beter en kosten besparen.
opsommen welke verpleegkundige zorg wordt gegeven aan zorgvragers in de pre-, en
postoperatieve fase
Pre-operatieve fase:
- medisch anemnse word gedaan
- Allergieën worden aangevraagd
- Gezondheidsproblemen
- ZOrgen dat er zeker weten aan de goede kant word geopereerd
- Laboratorium uitslagen bekijken
- Eventueel hart filmpje of foto van de longen
- Kijken naar stress van de patiënt
- Type anesthesie
- Haar verwijderen
Post-operatief :
- Mogelijke complicaties
- Uitslag operatie
- Waarden
- Bloeddruk
- Hartslag
- Saturatie
- Ademhaling
- Temperatuur
Verpleegkundige vaardigheden
basisregels ten aanzien van het vaardigheidsonderwijs toepassen
- dragen van beschermende kleding, handschoenen en mondmaskers
- letten op persoonlijke hygiëne (geen sieraden)
- letten op handhygiëne
- reinigen
- desinfecteren
- steriliseren
- disposables gebruiken
- voorschriften opvolgen
volgens het protocol handhygiëne en algemene hygiëne toepassen
Je kunt op drie manieren handhygiëne toepassen.
- Draag geen sieraden aan je handen en polsen, deze zijn een bron van infectie en
kunnen de huid van de zorgvrager beschadigen.
- Was regelmatig je handen, volgens het protocol.
- Desinfecteer je handen voordat je bepaalde handelingen verricht
een steriel werkveld maken
- Steriliseren: alle micro-organismen en sporen op voorwerpen te doden of te
inactiveren.
- Wanneer steriel:
3
, - Alle voorwerpen die rechtstreeks in contact komen met steriele
lichaamsweefsels, organen of lichaamsvochten.
- Wanneer de huid of de slijmvliezen doorbroken worden
verplaatsingstechnieken uitvoeren en hulpmiddelen gebruiken
- Draaischijf
- Steady
- Glijzeil
- Rolstoel
Preventieve maatregelen met betrekking tot vallen uitvoeren
- Antislipmatje in de douche
- Handvatten in de douche
- Rollator
inschatten op welke bed complicaties de zorgvrager risico loopt
- Flauwvallen
- Trombose en embolie
- Aspiratiepneumonie: vast voedsel en vloeistof kan in de luchtwegen terecht komen.
- Hypostatische pneunomie: te veel bloed in de onderste longvelden.
- Obstipatie
- Urineretentie, urineweginfectie, blaasontsteking enz.
- Decubitus
- Smetten
interventies toepassen om bed complicaties te voorkomen
Decubitus voorkomen
- Vaststellen van het decubitusrisico met een risicoscorelijst.
- Minimaal drie keer per dag de bedreigde plaatsen inspecteren.
- De zorgvrager zo veel mogelijk mobiliseren.
- Bij immobiliteit een schone, droge, gladde en soepele onderlaag geven.
- De voedingstoestand en conditie van de zorgvrager verbeteren.
Smetten voorkomen
- Dagelijkse verzorging van de huid:
- dagelijks wassen met weinig of geen zeep (parfumvrij);
- goed afspoelen van de zeepresten;
- goed (deppend) drogen van de huidplooien;
- observeren van de huid in de huidplooien en bij incontinentie direct verschonen.
- Voorkomen van overmatig transpireren door het dragen van ademende kleding en
het verlagen van de omgevingstemperatuur.
- Voorkomen van huid-op-huidcontact door bijvoorbeeld het aanbrengen van
scheurlinnen, non-woven gaas of Engels pluksel (geruwde zijde) in de huidplooien.
Geneeskunde
Anatomie
- Macroscopisch (met het blote oog)
- microscopisch (cytologie, histologie)
Fysiologie = functie (normaal)
Pathologie = ziekte
Farmacologie = geneesmiddelen
6 Organisatieniveaus
1. Chemische niveau → atomen, samen moleculen
4
