Evolutie
Aanwijzingen van de evolutiegedachten
1.Fossielen
= resten van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteenten
= overblijfselen of afdrukken van organismen die in een vroeger tijdperk leefden en die op
natuurlijke manier bewaard werden
→ kans is klein omdat de resten van planten en dieren meestal opgegeten
of afgebroken worden
Ouderdomsbepaling van fossielen
2 manieren om ouderdom van fossielen af te leiden
- door te kijken naar de ouderdom van de geologische laag waarin de fossielen zich
bevinden
→ fossielen komen steeds voor in een bepaalde aardlaag. Om de
ouderdom van de fossielen op deze manier te kunnen inschatten moet
echter de leeftijd van de aardlaag geweten zijn
- Door de ouderdom van organisch materiaal te bepalen
→ via een wetenschappelijke techniek het radioactief verval c14 meten
→ kan gebeuren bij relatief recente fossielen (niet ouder dan 50 000 jaar)
Continue reeksen = een evolutiereeks
, - Hierbij maakt men een reconstructie van geleidelijke, graduele veranderingen die
deze diergroep in de loop van de evolutie heeft doorgaan.
Om deze reeks te maken moeten er wel voldoende fossiele overgangsvormen van
een diergroep zijn
- Hierbij gaat men de fossielen steeds rangschikken volgens ouderdom
Fossiele overgangsvormen
= tussensoorten
= fossielen van een organisme dat primitieve kenmerken bezit in vergelijking met de meer
afgeleide levensvormen waarmee het dier verwant is
Volgens evolutietheorie → overgangsvorm = evolutionaire overgang
Deze fossielen zijn van belang voor de reconstructie van de evolutie
2. Vergelijkende morfologie
Homologe organen
- organen van verschillende diersoorten met hetzelfde
basisplan
- structuren hebben niet altijd dezelfde functie
- komen voort uit dezelfde voorouder via eenzelfde
structuur
→ die structuur is ontstaan door aanpassing
aan verschillende milieus
Analoge organen
Aanwijzingen van de evolutiegedachten
1.Fossielen
= resten van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteenten
= overblijfselen of afdrukken van organismen die in een vroeger tijdperk leefden en die op
natuurlijke manier bewaard werden
→ kans is klein omdat de resten van planten en dieren meestal opgegeten
of afgebroken worden
Ouderdomsbepaling van fossielen
2 manieren om ouderdom van fossielen af te leiden
- door te kijken naar de ouderdom van de geologische laag waarin de fossielen zich
bevinden
→ fossielen komen steeds voor in een bepaalde aardlaag. Om de
ouderdom van de fossielen op deze manier te kunnen inschatten moet
echter de leeftijd van de aardlaag geweten zijn
- Door de ouderdom van organisch materiaal te bepalen
→ via een wetenschappelijke techniek het radioactief verval c14 meten
→ kan gebeuren bij relatief recente fossielen (niet ouder dan 50 000 jaar)
Continue reeksen = een evolutiereeks
, - Hierbij maakt men een reconstructie van geleidelijke, graduele veranderingen die
deze diergroep in de loop van de evolutie heeft doorgaan.
Om deze reeks te maken moeten er wel voldoende fossiele overgangsvormen van
een diergroep zijn
- Hierbij gaat men de fossielen steeds rangschikken volgens ouderdom
Fossiele overgangsvormen
= tussensoorten
= fossielen van een organisme dat primitieve kenmerken bezit in vergelijking met de meer
afgeleide levensvormen waarmee het dier verwant is
Volgens evolutietheorie → overgangsvorm = evolutionaire overgang
Deze fossielen zijn van belang voor de reconstructie van de evolutie
2. Vergelijkende morfologie
Homologe organen
- organen van verschillende diersoorten met hetzelfde
basisplan
- structuren hebben niet altijd dezelfde functie
- komen voort uit dezelfde voorouder via eenzelfde
structuur
→ die structuur is ontstaan door aanpassing
aan verschillende milieus
Analoge organen