100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

volledige samenvatting van de cursus demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen

Rating
-
Sold
2
Pages
93
Uploaded on
26-10-2024
Written in
2024/2025

Dit document omvat een gestructureerde en volledige samenvatting van de cursus, inclusief de belangrijkste grafieken die moeten gekend zijn. Door alleen deze samenvatting te studeren, behaalde ik 19/20 op het examen.

Institution
Course

















Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
October 26, 2024
File latest updated on
November 14, 2024
Number of pages
93
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022




Sociale stratificatie
1 Wat is sociale stratificatie?
• Niet iedereen heeft in dezelfde mate toegang tot kansen op welvaart en welzijn
o Gelaagde samenleving = kansen zijn niet voor iedereen gelijk

• ‘Stratificatie’
o Geologie: gelaagdheid van de aardkorst
o Samenleving: samenleving wordt gekenmerkt door opbouw uit lagen
§ Gemeenschappelijke kenmerken met anderen in dezelfde ‘laag’ & onderscheiden zich
van mensen op andere ‘lagen’
§ Hiërarchie: ‘hogere’ lagen hebben andere (betere) kansen dan ‘lagere’ lagen
à Sociale ongelijkheid (rel. stabiel karakter, = sterk verankerd in samenleving)

• Sociale stratificatie = geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid

• Sociale ongelijkheid = hiërarchische opbouw van de samenleving (maatschappelijke ladder)

o Samenhang met macht (= men is in staat om het gedrag van een ander te beïnvloeden in functie
van het eigen belang, en zelfs tegen het belang van die andere in)
§ Hogere positie = meer macht
§ Macht kan ook middel zijn om plaats in hiërarchie te behouden/op te klimmen

o Ladder omvat 2 zaken:

§ Sociaal-economische positie (SEP) = plaats op de maatschappelijke ladder, gegeven dat
personen die hoger op de ladder staan een betere toegang hebben tot belangrijke
middelen/mogelijkheden in de samenleving

• Belangrijke middelen = alle aspecten die deel uitmaken van levenskwaliteit,
zowel welvaart als welzijn (voedsel en huisvesting, toegang tot gezondheid, vrije tijd, sociale contacten,
relaties & gezin, (na)scholing en vorming), rechten & besluitvorming, …)
o Onderlinge beïnvloeding (bv. gebrekkige huisvesting geeft niet enkel gezondheidsrisico’s, ook
niet bevorderlijk voor sociale contacten)


• Ongelijke ‘levenskansen’ = niet iedereen heeft evenveel kansen op dezelfde
levenskwaliteit (eigen aan het idee van sociale ongelijkheid)
• Personen kunnen individuele keuzes maken m.b.t. deze belangrijke middelen, MAAR niet iedereen heeft dezelfde kansen
om bepaalde keuzes te maken (bv. niet iedereen heeft de mogelijkheid om 3 gezonde maaltijden per dag te eten; niet
beschikken over voldoende financiële middelen en/of know-how om woning te kopen waar men ‘gezond’ kan wonen)

§ Sociaal-economische status (SES) = gegeven dat personen die hoger op de ladder staan
een hogere maatschappelijke waardering krijgen
• Status = men kijkt op naar wie hoger staat en kijkt neer op wie lager staat
SES en SEP worden vaak door elkaar gebruikt, vaak ‘SES’ in ruime zin van het woord


• Multidimensioneel concept (deelcomponenten):
o Financiële middelen: economische dimensie
o Tewerkstelling- en beroepsstatus: sociale dimensie
o Opleidingsniveau: culturele aspect
à sterk onderling verbonden!
Bv. hooggeschoolden à hogere functie à hoger inkomen
• Statusinconsistentie = hoog scoren op één van de deelcomponenten, maar laag
op een ander component
o bv. Poolse arts die in België werkt als poetsvrouw: hoog opleidingsniveau, maar lage beroepsstatus en laag
inkomen
o bv. Topvoetballer die diploma niet behaalt omdat voetbalcarrière primeerde over studies: hoog inkomen,
maar geen hoog opleidingsniveau




1

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022


• Helemaal onderaan ladder: armoede
o Armoede = een gebrek aan financiële middelen om een kwaliteitsvol leven te kunnen leiden
§ Gebrek aan financiële middelen:
• Vaak (niet altijd!) gepaard met lage scholingsgraad, werkloosheid of lage beroepsstatus (hoe meer dimensies lage score,
hoe kwetsbaarder)
• Zorgt voor beperktere kansen o.v.v. verschillende dimensies van levenskwaliteit

o Armoede (klassieke definitie) = een netwerk van sociale uitsluiting dat zich uitstrekt over
meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de
algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze zich niet op eigen
kracht overbruggen (Vranken).
§ Meerdere deelaspecten van levenskwaliteit (‘meerdere gebieden van het … bestaan’ + ‘algemeen aanvaarde
leefpatronen van de samenleving’)
§ Onderlinge verbondenheid (‘netwerk’) + feit dat armoede het individuele overstijgt
§ Kloof wie wel en wie niet arm à breuklijn met verschil tussen ‘sociale ongelijkheid’ en ‘sociale uitsluiting’

• Onderscheid tussen begrippen:
o Sociale differentiatie = verschillende actoren kunnen verschillende gespecialiseerde taken
opnemen en verschillen rollen uitvoeren, zonder gepaard te gaan met sterk uitgesproken
waardeverschillen en verschillen in toegang tot middelen
§ bv. jagers-verzamelaarssamenleving: taakverdeling tussen leden, zonder (sterk) voordeel inzake toegang tot voedsel of zonder sterke
statusverschillen (wél beperkte statusverschillen, gebaseerd op kenmerken zoals geslacht, leeftijd, spierkracht of andere fysieke of
persoonlijkheidskenmerken)
o Sociale ongelijkheid = ongelijke toegang tot belangrijke middelen in een samenleving naargelang
de positie die men inneemt op de maatschappelijke ladder én de statusverschillen die
samenhangen met deze positie
o Sociale stratificatie = geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid à ongelijkheid heeft min of meer
stabiel karakter, wordt beseft door leden van samenleving en er zijn impliciete/expliciete regels
voor verdeling aanwezig
§ Verankering door allerlei reproductiemiddelen = factoren die ertoe bijdragen dat de
sociale ongelijkheid blijft bestaan, ook over de generaties heen

o (Verticale) sociale mobiliteit = de mogelijkheid tot verandering inzake sociale positie
= permeabiliteit van een samenleving
§ Opwaartse mobiliteit: stijging qua SES
§ Neerwaartse mobiliteit: daling qua SES
§ Intergenerationele mobiliteit: over de generaties heen
§ Intragenerationele mobiliteit: binnen de generatie
Bv. zorgkundige die na voltooien studies in volwassenenonderwijs haar diploma verpleegkundige behaalt en later zelfs opklimt tot
hoofdverpleegkundige à intragenerationele opwaartse mobiliteit
Bv. zoon van manager van KMO die door slecht beheer het familiekapitaal verkwist en na faillissement van bloeiende familiezaak in de
werkloosheid terecht komt à intergenerationele neerwaartse mobiliteit
§ Mogelijkheden tot verticale mobiliteit in verschillende mate aanwezig in elke
samenleving à continuüm
Gesloten samenleving Open/permeabele samenleving
Geen mobiliteit mogelijk Mobiliteit is een evidentie

Bv. samenleving waar een krantenjongen de kans heeft om CEO van een multinational te worden (‘American Dream’) à open/permeabele samenleving



o Positionele mobiliteit = niet enkel actoren kunnen zich opwaarts en neerwaarts bewegen, posities
als dusdanig kunnen zich ook bewegen op de maatschappelijke ladder
§ bv. beroep van leerkracht is gedaald qua status


o (Horizontale) sociale mobiliteit = men blijft op dezelfde ‘hoogte’ qua positie, maar men verandert
qua functie
§ Bv. verpleegkundige die in een andere, gelijkaardige afdeling tewerkgesteld wordt in een nieuwe vestiging van een ziekenhuis na een
fusie




2

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022



2 Drie basiscomponenten
2.1 Financiële middelen

• Toegang tot financiële middelen betreft:
o Verwerven van inkomen (bv. via tewerkstelling, inkomensvervangende (bv. werkloosheidsuitkering) en inkomensaanvullende (bv.
kinderbijslag) stelsels van sociale zekerheid en bijstand (bv. leefloon))
o Beschikking van (ruimer) vermogen (bv. familiekapitaal na erfenis)

• Deelcomponent van SES die meest in ’t oog springt
o Sociale ongelijkheid vaak bekeken als onderscheid arm/rijk (nadruk op monetair aspect)
• Vaak doorslaggevende component
o Armoede is méér dan gebrek aan financiële middelen, MAAR toegang tot voldoende financiële
middelen is belangrijke basis om armoede te overstijgen

• Centraal aspect bij empirisch onderzoek naar armoede en sociale ongelijkheid
o Armoede:
§ Armoederisicodrempel = bedrag dat berekend wordt als 60% van mediane inkomen
• Minder financiële middelen dan dit bedrag? à ‘armoederisico’
• Dergelijke indicatoren: vaak gehanteerd in (internationale) vergelijkingen
§ Referentiebudgetten = eerst bepalen aan welke behoeften minimaal voldaan moeten
worden om een (basis)kwaliteitsvol (menswaardig) leven te kunnen leiden (= adequate
deelname aan maatschappelijk leven)
à omgekeerde denkwijze dan armoederisicodrempel
• Bv. bepalen wat minimale noden zijn inzake kleding, huisvesting, vrijetijdsbesteding, … en daarna berekenen welk
noodzakelijk budget hiertegenover staat

à vertrek vanuit behoeftevervulling van menswaardig leven, daarna berekenen
welke financiële middelen daar minimaal tegenover staan
o Sociale ongelijkheid:
§ Hoeveelheid sociale ongelijkheid in samenleving: bepaald door maat die inkomensongelijkheid weergeeft
§ Gini-coëfficient = hoeveel % bevolking toegang heeft tot hoeveel % financiële middelen
§ Inkomenskwintielverdeling = hoeveel keer groter de financiële middelen van 20%
rijksten in verhouding tot 20% armsten in samenleving

• Historisch ontstaan van economische component als onderdeel van sociale stratificatie:

o Blumberg (2000): geen sociale stratificatie bij jagers-verzamelaars (wel sociale differentiatie)
§ Jagen-verzamelen: voldoende voedsel voor rondtrekkende groepen, zonder grote
overschotten geen stratificatie
§ Nomadisch bestaan: nauwelijks privébezit, alles wat je bezit moet je meedragen
§ Collectief aspect van jagen-verzamelen: wat verkregen werd, werd gedeeld

o Overgang naar sedentaire landbouwsamenleving à ontstaan stratificatie
§ Gebruik van veeteelt en landbouwtechnieken: grotere overvloed (= surplus)
§ Sedentaire levenswijze: start afschermen toegang tot bron surplus (grondbezit)
• Toe-eigenen van grond à betere levenskansen
• Gecreëerde overvloed: gestockeerd en afgeschermd
§ Nieuwe productiewijze (landbouw & veeteelt) was minder collectief gebeuren: norm om
alles te delen verzwakte
• DUS: verdeling van overvloed & toegang tot productiemiddelen
§ Familiaal systeem belangrijker: collectief aspect vervangen door productie & verdeling
binnen families
• Toegang tot productie (grondbezit) & resultaten (oogst) binnen familie
• Ontstaan van regelingen, zodat middelen binnen familie bleven (bv.
huwelijkssystemen en erfrecht)

è sociale ongelijkheid krijgt stabiel karakter à ‘sociale stratificatie’



3

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022


o Overgang landbouwsamenleving à (post)industriële samenleving
§ Grondbezit (en (inter)nationaal landbezit) met toegang tot productiemiddelen en
verdeling van consumptie: centraal aspect van stratificatie
§ Financiële middelen: belangrijker (zeker op individueel vlak)

§ Marx: analyse van kapitalistische industriële samenleving met historische evolutie van
gebruik van geld
• Geld: oorspronkelijk indirect ruilmiddel (i.p.v. direct ruilen tussen 2 goederen)
o Geld ontvangen, om later/andere plaats/van iemand anders een ander product verkrijgen
• Later: geldbezit (kapitaal) doel op zich (streven van kapitalisten naar steeds grotere winst, met
uitbuiting van arbeiders tot gevolg)


• Besluit: sociale stratificatie verbonden met aard samenleving

2.2 Beroepsstatus en tewerkstelling

• Beroepsstatus en tewerkstelling: vnl. sociale dimensie
o Beroepen à uitvoeren van functies, rollen en samenhangende taken
o Alle samenlevingen kennen taakverdeling (niet persé sociale ongelijkheid, bv. jagers-verzamelaars)

• Sociale ongelijkheid o.b.v. beroep: hiërarchie van beroepen op maatschappelijke ladder (hoge vs. lage functie)
o Bv. administratief bediende lager dan topchirurg, magazijnier lager dan advocaat, …
o Samenhang hiërarchie met andere 2 dimensies SES (opleiding & inkomen)
§ Hogere beroepen, vaak langere opleiding, hoger inkomen

• Beroepsclassificatieschema’s = tabellen waarbij beroepsklassen hiërarchisch gerangschikt staan en kort
omschreven worden.
o Onderzoekers baseren zich op bv. mate van leiderschap en autonomie, complexiteit van taken, nodige scholing
o Typisch onderscheid tussen arbeiders vs. bedienden (handenarbeid vs. hoofdarbeid)
o Bekend schema: EGP-schema (Erikson, Goldthorpe en Portocarero = oorspronkelijke auteurs)
§ 1: hogere leidinggevende en professionele beroepen (incl. grotere ondernemers)
§ 2: middelbare leidinggevende en professionele beroepen
§ 3a: hogere routine hoofdarbeid
§ 3b: lagere routine hoofdarbeid
§ 4a: kleine zelfstandigen met personeel
§ 4b: kleine zelfstandigen zonder personeel
§ 4c: zelfstandige boeren
§ 5: leidinggevende handarbeid
§ 6: geschoolde handarbeid
§ 7a: halfgeschoolde en ongeschoolde handarbeid
§ 7b: landarbeiders
o Nog veel andere beroepsclassificatieschema’s of onderverdelingen ontwikkeld

o Discussiepunt: omvattendheid van schema
§ Onderzoek naar ‘allesomvattende’ indicator SES? à combinatie van opleiding, verdienste en beroepsstatus
§ Onderzoek naar afzonderlijke invloed deelcomponent SES? à zoeken naar een ‘zuiverder’ maat van beroepsstatus (waarin opleiding en
verdienste minder expliciet deel van uitmaken)
§ Onderzoek naar statusaspect SES? à gebruik maken van beroepsprestigeschaal (inschatting van status van beroep centraal)
• Bv. publieke opiniestudie waarbij correspondenten beroepen rangschikken, zo classificatie opbouwen

o Moeilijkheid: concrete toewijzing van specifieke beroepen aan bepaalde groepen
§ Want: classificatieschema’s zijn snel achterhaald
• Snel veranderende samenleving à grote wijzigingen in arbeidsmarkt en
beroepsprofielen
• Bv. beroep ‘(steno)typiste’ verdwenen, vroeger geen sprake van ‘IT-consultant’, …
• Bv. leraren: gedaald in maatschappelijk aanzien (positionele mobiliteit)

o Beroepscategorie: belangrijk criterium in sociale gelaagdheid samenleving en diens analyse
§ Middeleeuwse standensamenleving: 3 standen
1. Geestelijken
2. Adel
3. Boeren en burgers
§ Marx’ analyse van industriële samenleving: 2 klassen
• Burgerij
• Arbeiders


4

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022



§ Functies/beroepen hangen samen met beschikking van economische middelen
• Standensamenleving: grondbezit
• Industriële samenleving: kapitaal geeft macht over productiemiddelen

o Bepaalde sociologische visies m.b.t. sociale stratificatie: beroepen centraal (ev. gecombineerd met de eraan
verbonden financiële middelen)
§ Functionalistische visie = visie die aangeeft waarom het logisch is dat ‘hogere’ beroepen
een betere visie hebben
§ Conflictsociologische visie = visie die focust op de tegengestelde belangen van twee
groepen die een andere relatie tot de productiemiddelen hebben

• Tewerkstelling ook belangrijk element van SES
o Langdurig afwezig op arbeidsmarkt op beroepsactieve leeftijd (door bv. werkloosheid, ziekte, invaliditeit, …)? à
‘laagste’ trede
§ Laag qua positie & samenhangende toegang tot belangrijke middelen
§ Ook laag qua status (neerkijken op langdurig zieken en werklozen)

2.3 Opleidingsniveau

• Opleidingsniveau: beschouwd als cultureel aspect, maar sterke samenhang met tewerkstellingskansen

• Postindustriële samenleving: toename van belang opleiding voor tewerkstelling
o Kennismaatschappij = laaggeschoolden krijgen minder kans, omdat de minder complexe,
routinematige jobs door de technologisering vervangen worden door technologische middelen.
De ontwikkeling van deze middelen gebeurt door hoogopgeleide profielen, waardoor de
maatschappij meer nood heeft aan hooggeschoolden.
o Globalisering van economie: laaggeschoolde arbeid verhuist naar zgn. lageloonlanden

• Duale arbeidsmarkt = onze arbeidsmarkt die gekenmerkt wordt door een breuklijn tussen vrij hoog
opgeleide tewerkgestelden en laag opgeleide werklozen
o ± 50% laag opgeleiden = werkloos & ± 50% werklozen = laag opgeleid
o Analyse van vacaturecijfers: sterke mismatch tussen gevraagd profielen en competenties van
(langdurig) werklozen

• Nieuwe sociale kwestie = fenomeen dat in onze huidige kenniseconomie, gekenmerkt door een sterke
focus op wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, vooral voor hooggeschoolden een plaats
weggelegd is.
o Groot deel bevolking (incl. laaggeschoolden) à geen kans op arbeidsmarkt
§ Onderscheiding tussen werklozen vs. werkenden = bedreiging van solidariteit
• Specifiekere kenmerken (langdurig) werklozen à voedt wij/zij-denken
• Toenemende aandacht voor individuele prestatiebeoordeling

o Oude sociale kwestie = armoedige situatie waarin arbeiders zich bevonden in (in het begin van)
de industrialisatie (karig loon, onvoldoende voeding, gebrekkige huisvesting, slechte arbeidsomstandigheden, grote werkonzekerheid, …).
De situatie van de vele werklozen was nog armoediger (door gebrek aan sociale zekerheid).
§ Toenemende welvaart & uitbouw welvaartsstaat à groei solidariteit vanuit idee
‘iedereen’ loopt hetzelfde risico op armoede, ziekte, werkloosheid, …

• Toenemend belang van scholing à maakt onze samenleving opener
o Meritocratie = iemands sociaal-economische positie wordt door diens eigen verdiensten bepaald,
niet zozeer door diens afkomst
§ SES = meer bepaald via verwerving (‘achievement’) dan toeschrijving/vererving (‘ascription’)
§ Dus: onderwijs als hefboom voor sociale mobiliteit (maar in welke mate?)




5

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022



3 Geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid
• Geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid = sociale ongelijkheid met een min of meer stabiel karakter

• Geïnstitutionaliseerd à ‘instituties’
o Zowel structuur als cultuur à leidraad voor het menselijk handelen
o Instituties = een samenstelling van rollen en posities (structuur), die het gedrag van de leden van
de gemeenschap – of bepaalde deelgroepen ervan – reguleert op grond van de waarden (cultuur)
van die gemeenschap
§ Structuren & cultuur versterken elkaar
§ Sociale ongelijkheid: structurele elementen (ongelijke toegang tot middelen o.b.v. positie en erbij horende status)
+ culturele elementen (waarden, normen, gedragsregels, visies, ideëen, gebruiken, …) die soc. ongelijkheid mee
vorm geven, bevestigen of betwisten (i.g.v. poging tot sociale verandering)

3.1 Sociale lagen vormen groepen

• Hiërarchie als ‘maatschappelijke ladder’ waarop personen gepositioneerd worden
o Niet ‘alleen’ op een sport, wél met veel anderen met ± gelijkaardige posities/statussen
o Samen onderscheiden van anderen op ‘hogere’ laag en anderen op ‘lagere’ laag

o Parallel met geografie:
§ Aarde met verschillende ± homogene lagen
§ Samenleving met ± homogene sociale ‘lagen’
• Lagen vormen niet enkel sociale categorieën, ook vertonen van kenmerken van
groepen

à sociale ongelijkheid = collectief gegeven

• Sociale categorie = een collectiviteit waarbij de samenstellende eenheden gelijkaardige kenmerken
vertonen, maar zich niet noodzakelijk bewust zijn van dit gemeenschappelijk kenmerk en geen
gemeenschappelijk interactiepatroon hebben dat zich structureert omheen die kenmerken.
o Bv. niet-generatiestudenten à ‘sociale categorie’

o Sociale categoriëen kunnen groepen worden = mensen met een bewustwording van
gemeenschappelijke belangen (én het besef dat men zich hierin van anderen onderscheidt), en
het ontstaan van gemeenschappelijke interactiepatronen rond het gedeelde kenmerk. Er is sprake
van groepsregels en groepsidentiteit.
§ Bv. niet-generatiestudenten kunnen zich verenigen, omdat men zich bewust wordt van een gemeenschappelijk onderscheid met
generatiestudenten, bijeenkomen rond bepaalde gedeelde belangen
§ Continuïteit van bijeenkomen met gevolg: groepsregels & groepsidentiteit? à ‘groep’ in
sociologische zin

• Marx’
o 2 hoofdklassen in industriële samenleving:
§ Proletariaat
§ Burgerij
o Eerst geen tegengestelde groepen
o Na verloop van tijd: klasse an sich = klasse met gemeenschappelijke interactiepatronen en
gemeenschappelijke belangen, maar nog geen ‘echte’ groep
o Na verder verloop van tijd: klasse fur sich = klasse waar er groepsidentiteit is ontstaan, waarbij
men zich bewust wordt van de gemeenschappelijke belangen (en tegengestelde belangen
tegenover de andere klasse), een ware groep in de sociologische betekenis

è Marx: klassenbewustzijn vormt op termijn de motor voor sociale verandering via klassenstrijd




6

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022


3.1.1 Slavernij, standen en kasten

• Landbouwsamenleving: slavernij = slaven in uitbuitingsrelatie waarbij de surplus (meerwaarde van hun
arbeid) volledig toekomt aan hun eigenaar (Marx)
o Onderaan de hiërarchie
§ Belangrijke component: persoonlijke vrijheid en rechten (of het niet hebben ervan)
o Slavernij integraal onderdeel van samenleving à ook regels, wetten over rechten en plichten van
slaven en hun meester
o Ontstaan van gebruiken die slavernijsysteem versterken: familiesysteem
§ Bv. familiesysteem: slaaf kan enkel met slaaf trouwen, kind van slaaf is per definitie slaaf vanaf geboorte, … systeem wordt over de
generaties heen overgedragen


o Verbod op slavernij: fenomeen niet verdwenen, wettelijke grondslag wel
§ Soms (al dan niet undercover) reportages van slavernij in de huidige samenleving
§ Uitbuitingsrelatie en vrijheidsbeperking blijven, maar onder radar huidige samenleving


• West-Europese middeleeuwse samenleving: standen = hiërarchie met aan de basis grondbezit en
maatschappelijke functies (‘beroepen’).
o Landbouwsamenleving: grondbezit centraal in stratificatiesysteem
§ Grondbezit + toegang afschermen voor anderen? à toegang/eigendom tot productie en
opslag ervan
o Standen:
1. Geestelijken: religie als legitimatie van structuur samenleving
2. Edelen
3. Burgers & boeren: boeren vaak pachters (dus grond niet in eigendom), zelfs indien wél eigenaar van grond, toch nog
verantwoording (deel opbrengst) afstaan aan edelen die grond verdedigen tegen invallers
o Kenmerken:
§ Religie als legitimatie van structuur samenleving
• Indeling ‘goddelijke ordening’? à indeling als vanzelfsprekend, niet (openlijk) in
vraag gesteld
§ Familiesysteem: restricties inzake huwen en erven
o Complexere realiteit: verdere onderverdelingen in de 3 standen & fijnmazigere hiërarchie
§ Bv. onder laagste stand ‘boeren’ de onderverdeling:
• Vrije boeren
• Tussenliggende categorie
• Lijfeigenen


• (Traditionele) Hindoesamenleving India: kasten
o Complex & divers, veel regionale varianten
o ‘Hoofdsysteem’: (met ‘beroepen’ aan de basis)
1. Brahmanen (priesters)
2. Krijgslieden en koningen
3. Handelaars en landeigenaars
4. Burgers, landbouwers en huisbedienden
5. (Dalit)
o Kenmerken:
§ Religie als legitimatie van structuur samenleving: hiërarchie weerspiegelt religieuze
zuiverheid
§ Familiesysteem: bv. verplichting om binnen de kaste te trouwen
§ Extra categorie: Dalit (‘outcast’), vallen letterlijk ‘uit het kastensysteem’
• Zo laag dat er een breuklijn is tussen hen en wie zich boven hen bevindt
• Religieuze legitimatie: personen in deze kaste zijn ‘onaanraakbaren’
(‘untouchable’), staan het verst van religieuze zuiverheid
• Bv. personen die straten reinigen


• Standen & kasten: typisch voor traditionele landbouwsamenleving
o Standen: bestaan niet meer sinds de Verlichting
o Kasten: bestaan nog altijd in India
§ Hiërarchische onderverdeling + kastediscriminatie wettelijk afgeschaft
§ Maar ‘kaste’ nog wel belangrijke rol



7

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022


3.1.2 Sociale klassen

• Uitbouw industriële samenleving à nieuwe hiërarchie ‘klassen’
o Verschillende sociologische analyses en benaderingen van fenomeen ‘sociale klasse’

o Marx & Weber vormen basis voor 2 hoofdstrekkingen (nadruk op economische sfeer)
§ Marx: 1 dimensie (economische onderbouw gelegitimeerd door bovenbouw)
§ Weber: 3 verschillende dimensies (economisch, sociaal en politiek) waarbij personen een
verschillende positie kunnen innemen op verschillende aspecten

• Klassen: typisch als deel van meer open samenleving dan standen of kasten

3.1.3 De analyse van Marx

• Relatie tot productiemiddelen = basis van klassenindeling
• Onderscheiding 3 klassen (in industriële samenleving):
1. Grondbezitters
2. Kapitaalbezitters (burgerij)
3. Bezitloze arbeiders (proletariaat)

• Klassenconflict burgerij – proletariaat centraal: uitbuitingsrelatie
o Burgerij met kapitaal à toegang tot grondstoffen + kopen van arbeidskracht arbeiders
§ Arbeiders voelen zich gedwongen (omwille van hun bezitloosheid)

o Antagonistische relatie: tegengestelde belangen
§ Arbeider: wil zo hoog mogelijk inkomen
§ Burgerij: zo hoog mogelijke winst
§ Beide elementen tegenover elkaar: hoe meer inkomen burgerij aan proletariaat geeft,
hoe minder winst ze maken

o Uitbuiting als economisch concept
§ Arbeider creëert meerwaarde: ruwe grondstoffen à (verder afgewerkt) product
§ Product (door bewerkingen): hogere waarde dan ruwe grondstof
§ Meerwaarde (surplus) à burgerij (niet arbeider)
§ Arbeider: ontvangt loon, maar geen verder aandeel in de meerwaarde (die hij creëerde)
• Loon: laag, zodat surplus burgerij: hoog
• Arbeiders: ‘laag loon beter dan werkloosheid’
o Dreiging werkloosheid (zonder uitkering toen) à arbeiders sowieso bereid hun
arbeid te verhuren, hoe laag loon ook was

§ Uitbuiting = de eenzijdige toe-eigening van de meerwaarde die de arbeider creëerde
door de burgerij, en niet zozeer de slechte arbeidsomstandigheden van de arbeiders

• Arbeiders – burgerij: bewustwording van tegengestelde belangen
o Vormen van echte groepen met groepsidentiteit (klasse für sich)
o Hieruit volgende klassenstrijd à uiteindelijk klassenloze (communistische) samenleving


• Marx: hechting aan bezit
o Arbeiders = bezitloos, kunnen enkel eigen arbeid ‘verhuren’ à precaire positie in kapitalistische
samenleving

• Weber: hechting ook aan vaardigheden
o Mogelijkheid om vaardigheden (talenten, opleiding) in te zetten in arbeidsmarkt à niet-
kapitaalkrachtigen kunnen een hogere plaats in hiërarchie verwerven
o Huidig systeem: scholing & opleiding hebben systematisch plaats in de meerdimensionale
benadering van stratificatie (Weberiaanse benadering van sociale klasse)



8

,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022


3.1.4 Bestaan sociale klassen nog?

• Verschillende argumenten die bestaan van klassen op zich & hun onderlinge tegenstellingen sterk in vraag
stellen
o Analyse van Marx: samenleving uit vnl. ongeschoolde fabrieksarbeiders (zonder bezit) die voor
hongerloon arbeid verrichten voor burgerij à beeld niet van huidige maatschappelijke structuur
o Wijziging van beroepenstructuur, opleiding belangrijker à ongeschoolde fabrieksarbeiders
slechts klein deel van werkende bevolking
o Bovenaan hiërarchie kapitaalbezitters (eigenaars) & (top)managers (leiding, maar niet even
kapitaalkrachtig als eigenaars)

• Conclusie: analyse van samenleving in 2- of 3-delige structuur te simplistisch

• Uitbouw van welvaartsstaat: verzwakking antagonistische relatie tussen klassen verzwakt
o Toekenning arbeidsrechten
o Collectieve onderhandeling m.b.t. lonen
o Engagement waarbij zowel aandeelhouders (kapitaalbezitters) als werkenden een aandeel in
gecreëerde surplus krijgen (welvaartscreatie)
o Systeem van sociale zekerheid en bijstand

à klassensysteem van Marx compleet achterhaald

• Elementen die we niet over het hoofd mogen zien:
1. Eenzijdig perspectief vanuit huidige situatie in postindustriële samenleving
§ Verderzetting technologisering, economie meer ‘wereldeconomie’ (globalisering)
§ Implicatie voor productie én consumptie:
• Ongeschoolde arbeid vervangen door machines en ongeschoolde
arbeidskrachten uit Zuiden
o Waar gaat surplus gecreëerd door ongeschoolde arbeidskrachten
naartoe?

§ Wereldsysteemtheorie van Wallerstein = omschrijving van wereldwijde tegenstelling
tussen ‘kernlanden’ en ‘periferie’ als uitbuitingsrelatie van periferie door kern
• 1ste groep: kernlanden = rijke geïndustrialiseerde landen, die over veel kapitaal
beschikken
o Kapitaal à gunstig goedkope grondstoffen uit periferie halen (bv.
landbouwproducten, grondstoffen voor industrie)
• 2de groep: periferie = goedkope arbeidskrachten (‘lageloonlanden’)
o Kernlanden kopen goedkope landbouwproducten + afgewerkte
producten (bv. textiel)
o Gecreëerde meerwaarde naar kern
• Afval kernlanden getransporteerd naar periferie (voordeel van kernlanden)
• 3de groep: semi-periferie = groep die zich aan de periferie heeft onttrokken,
heeft aspiraties om tot de kern te behoren
o 3de groep zorgt voor een zeker evenwicht

2. Huidige welvaartsstaat: nog steeds best veel armoede en sociale ongelijkheid
§ Sociale klasse nog altijd belangrijke invloed
§ Sociale achtergrond belangrijk voor risico op armoede, werkloosheid, ziekte, levenswijze
en levensstandaard in moderne welvaartsstaten (Cantillon & Buysse)
• Scholing & beroep ouders à doorslaggevend voor sociale risico’s van kinderen

3.1.5 Het belang van culturele aspecten

• Collectiviteit kan zich (naast gedeelde sociale positie en status) ook kenmerken door gedeelde cultuur




9

, Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022


• Analyse van Bourdieu:

o Onderscheid: economisch – sociaal – cultureel kapitaal
§ Economisch kapitaal = financiële middelen en vermogen (incl. grondbezit)
§ Sociaal kapitaal = sociale netwerken en relaties
§ Cultureel kapitaal = geheel van gedeelde kennis, vaardigheden en opleiding, als
machtsmiddel om positie te verwerven/behouden en bij de socialisatie

o Wijze waarop cultureel kapitaal tot uiting komt in verschijningsvorm van mensen:
§ Dezelfde laag? à gelijkaardige levensstijl, onderscheidt zich op die wijze van andere
‘lagen’
• Bv. taal, cultuurparticipatie, voeding, kledingstijl, wagenmerk, vrijetijdsbesteding, naamgeving van kinderen, woningstijl, …
§ Uitgebreide omschrijving van ‘stijl’ en ‘smaak’ van verschillende sociale lagen
• Onderscheid: ‘lagere’ vs. ‘hogere’ cultuur
§ La distinction = het onderscheiden van mensen die hoger in de hiërarchie staat door
levensstijl en smaak dan wie zich lager bevindt
• Spiegelen levensstijl aan wie tot ‘eigen’ groep hoort à aandacht naar
statusaspect SES

o Cultureel kapitaal in gezinnen en school à sterke rol in intergenerationele overdracht van sociale
stratificatie
§ Middenklassekinderen: thuis kennis/vaardigheden/attitudes typerend voor middenklasse
• Voordelen in schoolcontext (middenklassecultuur)
§ Lagereklassekinderen: minder dan middenklasse o.v.v. Algemeen Nederlands, uitgebreide en genuanceerde
woordenschat, af en toe naar bib gaan, positievere attitude t.o.v. school, …


§ Versterking voorsprong middenklassekinderen, want worden in school als sterker en
meer gemotiveerd beschouwd

à overdracht van sociale stratificatie van generatie op generatie


• Instandhouding van sociale klasse door focus op specifieke culturele elementen
o Zowel standen als kasten: belang van religie
§ Bv. standen: hiërarchie niet in vraag gesteld, aangezien hiërarchie beschouwd werd als weerspiegeling van goddelijke ordening op aarde
§ Functionalistische visie: instandhouding maatschappelijke orde door religie, want maakt
sociale stratificatie aanvaardbaar
§ Marx: religie als onderdeel van bovenbouw, legitimatiemechanisme waardoor hiërarchie
o.b.v. economische onderbouw niet in vraag wordt gesteld

3.2 Reproductie via familiesystemen

• Wereldwijd enorme diversiteit aan gezins- en familiesystemen (historisch en internationaal vergelijkend perspectief)

• Aantal aspecten gemeenschappelijk:
o Regeling inzake partnerrelatie, voortplanting, verdeling en overerving van bezittingen

• Gezin als economische eenheid: verdeling van arbeid gezinsleden (zekere solidariteit)
o Wie inkomen heeft, staat mee in voor levensonderhoud van wie dit niet/in beperkte mate heeft

• Sinds ontstaan sedentaire landbouwsamenleving: familiesysteem belangrijker
o Ontstaan grondbezit + afscherming toegang tot grondstoffen en surplus à nadruk op
intrafamiliale verdeling

à tegenstelling: jagers-verzamelaarssamenleving (ruimere interfamiliale solidariteitsbanden)




10

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
sandydonck Katholieke Hogeschool VIVES
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
40
Member since
3 year
Number of followers
14
Documents
19
Last sold
1 week ago

3.8

5 reviews

5
2
4
0
3
3
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions