18.1 Koolstofkringloop
CO2 is een onderdeel van de koolstofkringloop. Het is een broeikasgas, een gas dat
warmtestraling van de aarde vasthoudt. Door broeikasgassen werkt de dampkring als een kas en
blijft de zonnewarmte voor een deel in de atmosfeer terecht. Dit is het broeikaseffect.
• Het versterkt broeikaseffect is het meer dan normaal vasthouden van warmte door de
atmosfeer. De klimaatveranderingen zullen leiden tot veranderingen in ecosystemen en hun
bewoners.
Uit veel sloten en plassen borrelt moerasgas omhoog. Moerasgas bestaat vooral uit methaan
(CH4). Het ontstaat uit organisch materiaal onder zuurstofloze omstandigheden:
Reducenten breken de organische stof af. Daarvoor gebruiken zij in eerste instantie O2. Doordat
de diffusie van O2 in het water trager verloopt dan het verbruik, wordt het water zuurstofloos.
Anaerobe bacteriën breken de organische stof verder af; daarbij ontstaat veel moerasgas.
De organismen die organische stoffen onder anaerobe omstandigheden omzetten tot moerasgas,
zijn methaanbacteriën. Ze behoren tot de archaeabacteriën, een groep bacteriën met een
enkelvoudig membraan.
• Een deel van de door methaanbacteriën gemaakte CH4 oxideert in de atmosfeer tot CO2.
Ook herkauwers produceren CH4. Om gras te kunnen verteren hebben deze dieren in hun pens
enorme hoeveelheden methaanbacteriën.
Bomen nemen veel CO2 op uit de lucht. Tijdens de fotosynthese vormen de bladeren glucose en
hieruit organische stoffen. Niet alle vastgelegde CO2 blijft in de boom.
1. Een deel van de glucose gebruikt de boom in de dissimilatie. De koolstof verlaat de boom in
de vorm van CO2.
2. Een ander deel van de organische stoffen verdwijnt door vraat in de maag van herbivoren. Al
die dieren halen hun energie uit de organische stoffen en ademen CO2 uit.
Reducenten breken de de organische stoffen uit de uitwerpselen en dode resten van planten en
dieren, die detritus, volledig af tot onder andere CO2.
• De route die koolstof neemt door planten, dieren en reduceren is de snelle koolstofkringloop.
In het water lost CO2 op en vormt HCO3-. Algen en andere waterplanten gebruiken dit ion in de
fotosynthese. In de oceaan zakt een deel van de algen zonder gegeten te zijn naar de bodem. De
afbraak van het organisch materiaal is daar slecht. Daardoor verdwijnt met de dode algen een
deel van de koolstof uit de atmosfeer.
Langzame koolstofkringloop
Als zeedieren HCO3- opnemen uit het water maken ze er kalk van voor hun schelpen. Het is
mogelijk dat de schelpen bedekt raken met een laag zand. Komt de laag onder hoge druk te
staan, dan kan kalksteen ontstaan. Ook organisch stoffen van dode organismen onder druk
veranderen in steenkool of olie.
• Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt CO2 weer vrij.
FSneek