Leren organiseren van zorg periode 3.3 & 3.4
Kick off
- De 4 P methode en model van Huber voor een probleemanalyse
Positionering:
Probleem:
- Oorzaken
- partijen
- Prioritering
- feitelijk
Plan:
Proces:
-TWO/SMART-doel
-samenwerking
- Interventies
-teamrollen
- voor- en nadelen
- Eisenhouwermatrix: hiermee kan je problemen indelen in vier vakken. De urgente en belangrijke
problemen zijn uiteindelijk van belang bij het formuleren van het doel. Vervolgens kunnen de
interventies/oplossingen worden besproken, met de voor en nadelen erbij.
- Belbinrollen: 10 rollen om vast te stellen wie welke rol heeft. Doener, denker, mensgericht.
Training 1
Beroepen in de gezondheidszorg (wet BIG)
- Medische doelgroep: (huis)arts, tandarts, apotheker, verloskundige etc.
Paramedische doelgroep: fysiotherapeut, logopedist, ergotherapeut, diëtist, etc.
Zorgkundige: verpleegkundige, verzorgende, overige specialisaties, etc.
- 11 beroepen onder de wet BIG: arts, apotheker, fysiotherapeut, gezondheidspsycholoog, klinisch
technoloog, orthopedagoog, physician assistant, psychotherapeut, tandarts, verpleegkundige,
verloskundige.
- De wet BIG regelt:
> Diploma registratie in het beroepsregister, dit is wettelijk vereist.
> Beroepscode met daarin de waarde en normen
Motivatie waarom mensen in de zorg werken
- Interne kracht: behoeften.
Externe kracht: situatie.
Betekenis geven: door te kiezen en overwegen.
- Intrinsieke motivatie: hun best doen omdat ze het werk leuk vinden. Kwaliteit van werk en
uitdagende doelen. Heeft een hogere motiverende werking dan extrinsieke motivatie.
Extrinsieke motivatie: prestatiebeloning en cafetariasysteem (zelf bepalen op welke vorm
arbeidsbeloning ontvangen).
- Jop characteristicsmodel: heeft als doen om de intrinsieke werkmotivatie te verhogen.
,- Verwachtingsmodel van Vroom: geeft weer hoe mensen kiezen en overwegen
- Eerst inschatting maken of hun werk leidt tot goede prestaties, inschatten of goede prestatie lijdt
tot goede opbrengsten, wat is die waarde van die opbrengst.
Wat gebeurt er als je aangenomen bent in een organisatie? Wat is er nodig om de kans dat je je draai
vindt te vergroten?
- Waarden overnemen van een organisatie: hoe meer de waarde van organisatie bij jou waarde
passen, hoe groter de kans is dat je je betrokken voelt.
- Anticiperende socialisatie: gedrag voordat je begint aan nieuwe baan al richt op wat ze
verwachten.
- Informatie verzamelen: wat voor kennis/vaardigheden zijn er nodig?
- Mentorbegeleider die je inwerkt en feedback geeft: mentor is belangrijk, zodat je vragen kunt
stellen en kunt delen hoe het gaat.
- Sturing in gedrag door belonen en straffen: positieve en negatieve feedback sturen je gedrag.
- Identificatiemodellen: zoeken naar vergelijk met collega, gedrag kopiëren
- Scholing: inwerkprogramma’s
Functieomschrijving beroepen
- Wijkverpleegkundige: Een wijkverpleegkundige biedt verpleegkundige zorg en coördineert de
zorg voor cliënten in hun eigen woonomgeving.
- Fysiotherapeut: Een fysiotherapeut behandelt musculoskeletale aandoeningen en helpt
patiënten hun fysieke functies te verbeteren.
- Maatschappelijk werker: Een maatschappelijk werker biedt emotionele en sociale ondersteuning
aan individuen en gemeenschappen om hun welzijn te verbeteren.
- Ergotherapeut: Een ergotherapeut helpt individuen hun zelfstandigheid en dagelijkse activiteiten
te verbeteren door middel van therapeutische interventies en aanpassingen.
- Diëtist: Een diëtist geeft voedingsadvies en begeleiding om gezonde eetgewoonten en
voedingsdoelen te bevorderen.
- Transferverpleegkundige: Een transferverpleegkundige coördineert en organiseert de
overplaatsing van patiënten tussen verschillende zorginstellingen of naar huis, en zorgt voor de
benodigde zorg en ondersteuning tijdens dit proces.
, - Casemanager dementie: Een casemanager dementie biedt begeleiding en ondersteuning aan
mensen met dementie en hun families, en coördineert de zorg en diensten om de kwaliteit van
leven te verbeteren.
Werkcollege 2
Organisatiestructuur
- In de organisatiekunde wordt nagedacht hoe je structuur kunt gebruiken om de doelen te
behalen van de organisatie.
- Eenheid van gezag: er is één baas, dat voorkomt onduidelijkheden.
Eenheid van bevel: iedereen in de organisatie draagt bij aan hetzelfde doel.
- Bureaucratie is een aanduiding voor een organisatie die gericht is op procedures, regels, uitvoer
van processen en checklists. Dit maakt het werk voorspelbaar en beter uitvoerbaar.
- Organiseren
> Synergie: samen kun je meer als los van elkaar
> Schaalvoordelen: meer mensen, minder machines
- Structuur zorgt voor:
> Duidelijke lijnen van autoriteit en hiërarchie en duidelijke machtsverdeling in lagen.
> Vermakelijk de communicatie, doordat iedereen weet wat hij/zij moet doen en weet waar
hij/zij verantwoordelijk voor is.
> Helpt bij het realiseren van organisatiedoelstellingen.
- In organisaties worden arbeidstaken verdeeld
> Mensen gaan zich specialiseren in een taak
> Helpt om te besturen
> Bespaard kosten
> Gedragskundig motief (laten zien wat ze kunnen)
> Maatschappelijk motief
- De taken:
> Moeten op niveau van uitvoerder zijn
> Logische taken geven hoort bij de functie
> Kans geven op groei
> Taken mogen niet tegenstrijdig zijn
- Soorten organisaties
> Lijn-staforganisatie: een lijnorganisatie waaraan één of meer stafafdelingen zijn toegevoegd.
De lijn-staforganisatie komt voort uit de lijnorganisatie. Elke leidinggevende krijgt een
grotere afdeling.
> Projectorganisatie: tijdelijk doelgerichte samenwerking
> Matrixorganisatie: snel aanpassen aan omgeving door steeds nieuwe projecten op te zetten.
> Formele organisatie: Bij een formeel bedrijf zijn er officieel vastgestelde regels, procedures
en gezags-verhoudingen met een organisatieschema. Verantwoordelijk- en bevoegdheden
zijn vastgelegd.
> Informele organisatie: Organisaties die informeel zijn ingesteld hebben vaak het volgende
gedrag: Er wordt gewerkt op basis van gelijkwaardigheid: ook tussen directie, leiding en
medewerkers.
Persoonsgerichte zorg
- Persoonsgerichte zorg wordt ook wel zelfmanagementondersteuning genoemd. Er komen steeds
meer ouderen en dus komt er steeds meer vraag naar zorg. Zelfmanagement is een manier om
de zorg te ontlasten en mensen meer eigen regie te geven.
- Persoonsgerichte zorg helpt mensen met een chronische ziekte om beter om te gaan met hun
aandoening. Niet de ziekte staat centraal, maar het mens-zijn, het functioneren, de levenssituatie
en de leefstijl.
Kick off
- De 4 P methode en model van Huber voor een probleemanalyse
Positionering:
Probleem:
- Oorzaken
- partijen
- Prioritering
- feitelijk
Plan:
Proces:
-TWO/SMART-doel
-samenwerking
- Interventies
-teamrollen
- voor- en nadelen
- Eisenhouwermatrix: hiermee kan je problemen indelen in vier vakken. De urgente en belangrijke
problemen zijn uiteindelijk van belang bij het formuleren van het doel. Vervolgens kunnen de
interventies/oplossingen worden besproken, met de voor en nadelen erbij.
- Belbinrollen: 10 rollen om vast te stellen wie welke rol heeft. Doener, denker, mensgericht.
Training 1
Beroepen in de gezondheidszorg (wet BIG)
- Medische doelgroep: (huis)arts, tandarts, apotheker, verloskundige etc.
Paramedische doelgroep: fysiotherapeut, logopedist, ergotherapeut, diëtist, etc.
Zorgkundige: verpleegkundige, verzorgende, overige specialisaties, etc.
- 11 beroepen onder de wet BIG: arts, apotheker, fysiotherapeut, gezondheidspsycholoog, klinisch
technoloog, orthopedagoog, physician assistant, psychotherapeut, tandarts, verpleegkundige,
verloskundige.
- De wet BIG regelt:
> Diploma registratie in het beroepsregister, dit is wettelijk vereist.
> Beroepscode met daarin de waarde en normen
Motivatie waarom mensen in de zorg werken
- Interne kracht: behoeften.
Externe kracht: situatie.
Betekenis geven: door te kiezen en overwegen.
- Intrinsieke motivatie: hun best doen omdat ze het werk leuk vinden. Kwaliteit van werk en
uitdagende doelen. Heeft een hogere motiverende werking dan extrinsieke motivatie.
Extrinsieke motivatie: prestatiebeloning en cafetariasysteem (zelf bepalen op welke vorm
arbeidsbeloning ontvangen).
- Jop characteristicsmodel: heeft als doen om de intrinsieke werkmotivatie te verhogen.
,- Verwachtingsmodel van Vroom: geeft weer hoe mensen kiezen en overwegen
- Eerst inschatting maken of hun werk leidt tot goede prestaties, inschatten of goede prestatie lijdt
tot goede opbrengsten, wat is die waarde van die opbrengst.
Wat gebeurt er als je aangenomen bent in een organisatie? Wat is er nodig om de kans dat je je draai
vindt te vergroten?
- Waarden overnemen van een organisatie: hoe meer de waarde van organisatie bij jou waarde
passen, hoe groter de kans is dat je je betrokken voelt.
- Anticiperende socialisatie: gedrag voordat je begint aan nieuwe baan al richt op wat ze
verwachten.
- Informatie verzamelen: wat voor kennis/vaardigheden zijn er nodig?
- Mentorbegeleider die je inwerkt en feedback geeft: mentor is belangrijk, zodat je vragen kunt
stellen en kunt delen hoe het gaat.
- Sturing in gedrag door belonen en straffen: positieve en negatieve feedback sturen je gedrag.
- Identificatiemodellen: zoeken naar vergelijk met collega, gedrag kopiëren
- Scholing: inwerkprogramma’s
Functieomschrijving beroepen
- Wijkverpleegkundige: Een wijkverpleegkundige biedt verpleegkundige zorg en coördineert de
zorg voor cliënten in hun eigen woonomgeving.
- Fysiotherapeut: Een fysiotherapeut behandelt musculoskeletale aandoeningen en helpt
patiënten hun fysieke functies te verbeteren.
- Maatschappelijk werker: Een maatschappelijk werker biedt emotionele en sociale ondersteuning
aan individuen en gemeenschappen om hun welzijn te verbeteren.
- Ergotherapeut: Een ergotherapeut helpt individuen hun zelfstandigheid en dagelijkse activiteiten
te verbeteren door middel van therapeutische interventies en aanpassingen.
- Diëtist: Een diëtist geeft voedingsadvies en begeleiding om gezonde eetgewoonten en
voedingsdoelen te bevorderen.
- Transferverpleegkundige: Een transferverpleegkundige coördineert en organiseert de
overplaatsing van patiënten tussen verschillende zorginstellingen of naar huis, en zorgt voor de
benodigde zorg en ondersteuning tijdens dit proces.
, - Casemanager dementie: Een casemanager dementie biedt begeleiding en ondersteuning aan
mensen met dementie en hun families, en coördineert de zorg en diensten om de kwaliteit van
leven te verbeteren.
Werkcollege 2
Organisatiestructuur
- In de organisatiekunde wordt nagedacht hoe je structuur kunt gebruiken om de doelen te
behalen van de organisatie.
- Eenheid van gezag: er is één baas, dat voorkomt onduidelijkheden.
Eenheid van bevel: iedereen in de organisatie draagt bij aan hetzelfde doel.
- Bureaucratie is een aanduiding voor een organisatie die gericht is op procedures, regels, uitvoer
van processen en checklists. Dit maakt het werk voorspelbaar en beter uitvoerbaar.
- Organiseren
> Synergie: samen kun je meer als los van elkaar
> Schaalvoordelen: meer mensen, minder machines
- Structuur zorgt voor:
> Duidelijke lijnen van autoriteit en hiërarchie en duidelijke machtsverdeling in lagen.
> Vermakelijk de communicatie, doordat iedereen weet wat hij/zij moet doen en weet waar
hij/zij verantwoordelijk voor is.
> Helpt bij het realiseren van organisatiedoelstellingen.
- In organisaties worden arbeidstaken verdeeld
> Mensen gaan zich specialiseren in een taak
> Helpt om te besturen
> Bespaard kosten
> Gedragskundig motief (laten zien wat ze kunnen)
> Maatschappelijk motief
- De taken:
> Moeten op niveau van uitvoerder zijn
> Logische taken geven hoort bij de functie
> Kans geven op groei
> Taken mogen niet tegenstrijdig zijn
- Soorten organisaties
> Lijn-staforganisatie: een lijnorganisatie waaraan één of meer stafafdelingen zijn toegevoegd.
De lijn-staforganisatie komt voort uit de lijnorganisatie. Elke leidinggevende krijgt een
grotere afdeling.
> Projectorganisatie: tijdelijk doelgerichte samenwerking
> Matrixorganisatie: snel aanpassen aan omgeving door steeds nieuwe projecten op te zetten.
> Formele organisatie: Bij een formeel bedrijf zijn er officieel vastgestelde regels, procedures
en gezags-verhoudingen met een organisatieschema. Verantwoordelijk- en bevoegdheden
zijn vastgelegd.
> Informele organisatie: Organisaties die informeel zijn ingesteld hebben vaak het volgende
gedrag: Er wordt gewerkt op basis van gelijkwaardigheid: ook tussen directie, leiding en
medewerkers.
Persoonsgerichte zorg
- Persoonsgerichte zorg wordt ook wel zelfmanagementondersteuning genoemd. Er komen steeds
meer ouderen en dus komt er steeds meer vraag naar zorg. Zelfmanagement is een manier om
de zorg te ontlasten en mensen meer eigen regie te geven.
- Persoonsgerichte zorg helpt mensen met een chronische ziekte om beter om te gaan met hun
aandoening. Niet de ziekte staat centraal, maar het mens-zijn, het functioneren, de levenssituatie
en de leefstijl.
