Hoofdstuk 2, Loonbelasting
Belastingrecht voor Bachelors en Masters.
Hoofdredacteur: mr. G.A.C. Aarts MFP
Gemaakt door: Steven Pieksma
,Inhoudsopgave
2.2 Dienstbetrekking............................................................................................................................................4
2.2.2 Privaatrechtelijke dienstbetrekking............................................................................................................4
2.2.3 Publiekrechtelijke dienstbetrekking............................................................................................................5
2.2.4 Fictieve dienstbetrekking. (Art. 3 en 4 wet LB)............................................................................................5
2.2.7 Tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking...........................................................................................7
2.3.2 Inhoudingsplichtige bij echte dienstbetrekkingen..................................................................................7
2.3.3 Inhoudingsplichtige bij fictieve dienstbetrekkingen....................................................................................8
2.4.2 Belastbaar loon..................................................................................................................................... 8
2.4.3 Loon.............................................................................................................................................................8
2.4.7 Aanspraken.................................................................................................................................................9
2.4.8 Fooien..........................................................................................................................................................9
2.4.9 Auto van de zaak.........................................................................................................................................9
2.4.10 Aandelenoptie.........................................................................................................................................10
2.4.11 Gebruikelijk loon.....................................................................................................................................10
2.5.2 Vrijstellingen....................................................................................................................................... 11
2.6.2 Pensioenregeling................................................................................................................................. 11
2.6.3 Pensioenstelsels........................................................................................................................................11
2.6.4 Pensioenuitkeringen..................................................................................................................................12
2.6.5 Pensioenopbouw.......................................................................................................................................13
2.6.6 Pensioenverzekeraar.................................................................................................................................13
2.6.8 Oneigenlijke handelingen..........................................................................................................................13
2.7.2 Tarief.................................................................................................................................................. 14
2.7.3 Loonheffingskorting..................................................................................................................................14
2.7.4 Loonbelastingtabellen...............................................................................................................................14
2.8.1 Moment van heffing............................................................................................................................ 15
2.8.2 Afdracht op aangifte.................................................................................................................................15
2.9.2 Verplichtingen inhoudingsplichtige...................................................................................................... 15
2.9.5 Fictieve diensttijd.......................................................................................................................................15
2.10.2 Eindheffing toepassen.............................................................................................................................16
2.10.3 Gerichte vrijstellingen.............................................................................................................................16
2.10.4 Vrije ruimte..............................................................................................................................................16
2.10.5 Pseudo-eindheffingen..............................................................................................................................16
2.11 tarief.................................................................................................................................................... 17
2
,3
,2.1 De wet op de loonbelasting 1964 bepaalt dat een inhoudingsplichtige (meestal de
werkgever van een werknemer) loonbelasting moet inhouden op het (bruto)loon van de
werknemer. Als de werknemer ook premieplichtig is voor de volksverzekeringen, wat
meestal het geval is, moet de inhoudingsplichtige ook premie volksverzekeringen inhouden.
De gezamenlijke heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen wordt ook wel
‘loonheffing’ genoemd.
De inhoudingsplichtige moet de door hem ingehouden loonbelasting periodiek afdragen aan
de belastingdienst. De werknemer mag de ingehouden loonbelasting in zijn aangifte
inkomstenbelasting vervolgens verrekenen met de inkomstenbelasting die hij verschuldigd is
over zijn totale inkomen, (art. 9.2 lid 1 letter a Wet IB).
2.2 Dienstbetrekking.
De werknemer is de belangrijkste belastingplichtige voor de loonbelasting (art. 1 Wet LB).
Loonbelasting wordt geheven over het loon van de werknemer. In art. 2 Wet LB wordt het
begrip werknemer als volgt gedefinieerd: werknemer is de natuurlijke persoon die tot een
inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat’.
Als werknemer wordt ook aangemerkt: degene die loon geniet uit een bestaande of
vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander.
2.2.2 Privaatrechtelijke dienstbetrekking.
Begrip privaatrechtelijke dienstbetrekking: De overeenkomst waarbij de ene partij, de
werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon
gedurende zekere tijd arbeid verrichten.
Er zijn 3 essentiële voorwaarden:
1. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding tussen de werkgever en de
werknemer
2. De werknemer is verplicht gedurende zekere tijd persoonlijke arbeid te verrichten
voor de werkgever
3. De werkgever is verplicht om de werknemer te belonen voor zijn arbeid
Gezagsverhouding: Er moet sprake zijn van ‘ondergeschiktheid’. De werknemer is verplicht
om opdrachten en aanwijzingen van de werkgever uit te voeren.
Persoonlijk verrichten van arbeid: de werknemer is op grond van art. 7:659 lid 1 BW
verplicht om de arbeid zelf (persoonlijk) te verrichten.
Loon: onder loon wordt een vergoeding voor de verrichte arbeid verstaan. Die vergoeding
kan in allerlei vormen voorkomen:
- Geld
- Verstrekkingen
Als iemand alleen een vergoeding ontvangt voor werkelijke gemaakt kosten, dn wordt dat
niet als loon aangemerkt. Denk hierbij met name aan vrijwilligers.
4
, 2.2.3 Publiekrechtelijke dienstbetrekking.
Deze berust niet op een arbeidsovereenkomst, maar op een aanstelling of benoeming.
Voorbeelden: burgemeester, commissaris van de Koning. 3 voorwaarden gelden hier niet. Bij
gekozen ambten, zoals tweede kamerlid is geen sprake van een publiekrechtelijke
dienstbetrekking.
2.2.4 Fictieve dienstbetrekking. (Art. 3 en 4 wet LB)
Heeft een inhoudingsplichtige in een bepaalde situatie vastgesteld dat er geen sprake is van
een echte dienstbetrekking, dan moet hij nagaan of er mogelijk wel sprake is van een fictieve
dienstbetrekking.
Aanneming van werk.
Bij aanneming van werk (art. 3 lid 1 letter a en b Wet LB) komt de aannemer met de
opdrachtgever overeen dat hij bepaald ‘werk’ persoonlijk en tegen een bepaalde prijs tot
stand zal brengen. Het moet om een werk van stoffelijke aard gaan. Bij het verlenen van een
dienst is geen sprake van aanneming van werk.
Stagairs
Leerlingen en studenten die werkzaam zijn bij een bedrijf met de bedoeling om
vakbekwaamheid op te doen en die hiervoor een stagevergoeding ontvangen die niet
uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderwijs, zijn in fictieve dienstbetrekking.
Meewerkende kinderen.
Als een kind van 15 jaar of ouder meewerkt in de onderneming van zijn ouders, is er altijd
sprake van een dienstbetrekking. Is het kind werkzaam onder dezelfde arbeidsvoorwaarden
als het andere personeel, dan is het een echte dienstbetrekking. Zo niet: fictieve
dienstbetrekking (art. 3 lid 1 letter f Wet LB).
Aanmerkelijkbelanghouder.
Degene die arbeid verricht voor een lichaam waarin hij of zijn partner (als bedoeld in art. 12a
lid 7 letter a Wet LB) een aanmerkelijk belang heeft, is het voor de Wet LB altijd in een
dienstbetrekking werkzaam.
Gelijkgesteldenregeling.
Onder een gelijkgestelde verstaan we iemand die in maatschappelijk opzicht gelijk kan
worden gesteld met een echte werknemer. De fictieve dienstbetrekking van de
gelijkgestelde is een vangnetbepaling, geregeld in art. 4 letter e Wet LB en nader uitgewerkt
in art. 2c Uitv.besl. LB. Daarnaast is ook nog van belang hetgeen bepaald in art.2 lid 2
Uitv.besl. LB.
2.2.5 Oneigenlijke dienstbetrekking.
De Wet LB kent ook nog de zogenoemde oneigenlijke dienstbetrekking (art. 34 Wet LB en
art 11 Uitv.besl. LB). Deze dient om de heffing van inkomstenbelasting gemakkelijker te
maken. Voor het bepalen van het belastbaar loon voor de inkomstenbelasting wordt
namelijk verwezen naar de wet LB. Op grond van Art. 34 Wet LB, wordt daarom ook
loonbelasting geheven over termijnen van lijfrenten of andere periodieke
5
Belastingrecht voor Bachelors en Masters.
Hoofdredacteur: mr. G.A.C. Aarts MFP
Gemaakt door: Steven Pieksma
,Inhoudsopgave
2.2 Dienstbetrekking............................................................................................................................................4
2.2.2 Privaatrechtelijke dienstbetrekking............................................................................................................4
2.2.3 Publiekrechtelijke dienstbetrekking............................................................................................................5
2.2.4 Fictieve dienstbetrekking. (Art. 3 en 4 wet LB)............................................................................................5
2.2.7 Tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking...........................................................................................7
2.3.2 Inhoudingsplichtige bij echte dienstbetrekkingen..................................................................................7
2.3.3 Inhoudingsplichtige bij fictieve dienstbetrekkingen....................................................................................8
2.4.2 Belastbaar loon..................................................................................................................................... 8
2.4.3 Loon.............................................................................................................................................................8
2.4.7 Aanspraken.................................................................................................................................................9
2.4.8 Fooien..........................................................................................................................................................9
2.4.9 Auto van de zaak.........................................................................................................................................9
2.4.10 Aandelenoptie.........................................................................................................................................10
2.4.11 Gebruikelijk loon.....................................................................................................................................10
2.5.2 Vrijstellingen....................................................................................................................................... 11
2.6.2 Pensioenregeling................................................................................................................................. 11
2.6.3 Pensioenstelsels........................................................................................................................................11
2.6.4 Pensioenuitkeringen..................................................................................................................................12
2.6.5 Pensioenopbouw.......................................................................................................................................13
2.6.6 Pensioenverzekeraar.................................................................................................................................13
2.6.8 Oneigenlijke handelingen..........................................................................................................................13
2.7.2 Tarief.................................................................................................................................................. 14
2.7.3 Loonheffingskorting..................................................................................................................................14
2.7.4 Loonbelastingtabellen...............................................................................................................................14
2.8.1 Moment van heffing............................................................................................................................ 15
2.8.2 Afdracht op aangifte.................................................................................................................................15
2.9.2 Verplichtingen inhoudingsplichtige...................................................................................................... 15
2.9.5 Fictieve diensttijd.......................................................................................................................................15
2.10.2 Eindheffing toepassen.............................................................................................................................16
2.10.3 Gerichte vrijstellingen.............................................................................................................................16
2.10.4 Vrije ruimte..............................................................................................................................................16
2.10.5 Pseudo-eindheffingen..............................................................................................................................16
2.11 tarief.................................................................................................................................................... 17
2
,3
,2.1 De wet op de loonbelasting 1964 bepaalt dat een inhoudingsplichtige (meestal de
werkgever van een werknemer) loonbelasting moet inhouden op het (bruto)loon van de
werknemer. Als de werknemer ook premieplichtig is voor de volksverzekeringen, wat
meestal het geval is, moet de inhoudingsplichtige ook premie volksverzekeringen inhouden.
De gezamenlijke heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen wordt ook wel
‘loonheffing’ genoemd.
De inhoudingsplichtige moet de door hem ingehouden loonbelasting periodiek afdragen aan
de belastingdienst. De werknemer mag de ingehouden loonbelasting in zijn aangifte
inkomstenbelasting vervolgens verrekenen met de inkomstenbelasting die hij verschuldigd is
over zijn totale inkomen, (art. 9.2 lid 1 letter a Wet IB).
2.2 Dienstbetrekking.
De werknemer is de belangrijkste belastingplichtige voor de loonbelasting (art. 1 Wet LB).
Loonbelasting wordt geheven over het loon van de werknemer. In art. 2 Wet LB wordt het
begrip werknemer als volgt gedefinieerd: werknemer is de natuurlijke persoon die tot een
inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat’.
Als werknemer wordt ook aangemerkt: degene die loon geniet uit een bestaande of
vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander.
2.2.2 Privaatrechtelijke dienstbetrekking.
Begrip privaatrechtelijke dienstbetrekking: De overeenkomst waarbij de ene partij, de
werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon
gedurende zekere tijd arbeid verrichten.
Er zijn 3 essentiële voorwaarden:
1. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding tussen de werkgever en de
werknemer
2. De werknemer is verplicht gedurende zekere tijd persoonlijke arbeid te verrichten
voor de werkgever
3. De werkgever is verplicht om de werknemer te belonen voor zijn arbeid
Gezagsverhouding: Er moet sprake zijn van ‘ondergeschiktheid’. De werknemer is verplicht
om opdrachten en aanwijzingen van de werkgever uit te voeren.
Persoonlijk verrichten van arbeid: de werknemer is op grond van art. 7:659 lid 1 BW
verplicht om de arbeid zelf (persoonlijk) te verrichten.
Loon: onder loon wordt een vergoeding voor de verrichte arbeid verstaan. Die vergoeding
kan in allerlei vormen voorkomen:
- Geld
- Verstrekkingen
Als iemand alleen een vergoeding ontvangt voor werkelijke gemaakt kosten, dn wordt dat
niet als loon aangemerkt. Denk hierbij met name aan vrijwilligers.
4
, 2.2.3 Publiekrechtelijke dienstbetrekking.
Deze berust niet op een arbeidsovereenkomst, maar op een aanstelling of benoeming.
Voorbeelden: burgemeester, commissaris van de Koning. 3 voorwaarden gelden hier niet. Bij
gekozen ambten, zoals tweede kamerlid is geen sprake van een publiekrechtelijke
dienstbetrekking.
2.2.4 Fictieve dienstbetrekking. (Art. 3 en 4 wet LB)
Heeft een inhoudingsplichtige in een bepaalde situatie vastgesteld dat er geen sprake is van
een echte dienstbetrekking, dan moet hij nagaan of er mogelijk wel sprake is van een fictieve
dienstbetrekking.
Aanneming van werk.
Bij aanneming van werk (art. 3 lid 1 letter a en b Wet LB) komt de aannemer met de
opdrachtgever overeen dat hij bepaald ‘werk’ persoonlijk en tegen een bepaalde prijs tot
stand zal brengen. Het moet om een werk van stoffelijke aard gaan. Bij het verlenen van een
dienst is geen sprake van aanneming van werk.
Stagairs
Leerlingen en studenten die werkzaam zijn bij een bedrijf met de bedoeling om
vakbekwaamheid op te doen en die hiervoor een stagevergoeding ontvangen die niet
uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderwijs, zijn in fictieve dienstbetrekking.
Meewerkende kinderen.
Als een kind van 15 jaar of ouder meewerkt in de onderneming van zijn ouders, is er altijd
sprake van een dienstbetrekking. Is het kind werkzaam onder dezelfde arbeidsvoorwaarden
als het andere personeel, dan is het een echte dienstbetrekking. Zo niet: fictieve
dienstbetrekking (art. 3 lid 1 letter f Wet LB).
Aanmerkelijkbelanghouder.
Degene die arbeid verricht voor een lichaam waarin hij of zijn partner (als bedoeld in art. 12a
lid 7 letter a Wet LB) een aanmerkelijk belang heeft, is het voor de Wet LB altijd in een
dienstbetrekking werkzaam.
Gelijkgesteldenregeling.
Onder een gelijkgestelde verstaan we iemand die in maatschappelijk opzicht gelijk kan
worden gesteld met een echte werknemer. De fictieve dienstbetrekking van de
gelijkgestelde is een vangnetbepaling, geregeld in art. 4 letter e Wet LB en nader uitgewerkt
in art. 2c Uitv.besl. LB. Daarnaast is ook nog van belang hetgeen bepaald in art.2 lid 2
Uitv.besl. LB.
2.2.5 Oneigenlijke dienstbetrekking.
De Wet LB kent ook nog de zogenoemde oneigenlijke dienstbetrekking (art. 34 Wet LB en
art 11 Uitv.besl. LB). Deze dient om de heffing van inkomstenbelasting gemakkelijker te
maken. Voor het bepalen van het belastbaar loon voor de inkomstenbelasting wordt
namelijk verwezen naar de wet LB. Op grond van Art. 34 Wet LB, wordt daarom ook
loonbelasting geheven over termijnen van lijfrenten of andere periodieke
5
