Probleem 5 FR
Leerdoelen
1. Wanneer zijn natuurlijke personen elkaars partner?
Hoofdregel voor kwalificatie als fiscaal partner art. 5a AWR:
- Echtgenoten (ook geregistreerde partners) die niet officieel van tafel en bed zijn
gescheiden.
- Ongehuwde samenwoners, mits zij zijn ingeschreven op hetzelfde woonadres in de
GBA en indien zij een samenlevingsovereenkomst hebben gesloten.
Dit zijn cumulatieve voorwaarden.
Deze kwalificatie geldt voor elke materiële heffingswet.
Voor ongehuwde samenwoners die niet als fiscaal partner kwalificeren is er een aanvullende
bepaling; indien men aan de voorwaarden van art. 1.2 lid 1 Wet IB 2001 voldoet, kwalificeren
de ongehuwd samenwonenden uitsluitend voor de Wet IB 2001 als fiscaal partner.
Gaat om personen die gezamenlijk in de GBA op hetzelfde woonadres staan ingeschreven én
- Uit welke relatie een kind is geboren;
- Die een kind van de partner hebben erkend;
- De ander voor de toepassing van een pensioenregeling als partner hebben
aangemerkt;
- Die samen een eigen woning in eigendom hebben;
- Op datzelfde woonadres een minderjarig kind van een van beide partners hebben
staan ingeschreven, tenzij de belastingplichtigen aannemelijk maken dat het hier een
situatie van (onder)huur betreft.
2. Hoe worden inkomsten uit aandelen belast bij natuurlijke personen en welke
factoren zijn daarbij van belang?
Box 2: Het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang = het inkomen uit aanmerkelijk
belang – de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (art. 4.1 Wet IB 2001).
Inkomen uit aanmerkelijk belang is het gezamenlijk bedrag van:
- De voordelen die worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende
aandelen of winstbewijzen (reguliere voordelen), verminderd met de aftrekbare
kosten; en
- De voordelen die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk
belang behorende aandelen of winstbewijzen, of bij de vervreemding van een
gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten
(vervreemdingsrechten), verminderd met de persoonsgebonden aftrek voor zover het
niet mogelijk is deze in box 1 en 3 in aanmerking te nemen.
Het begrip aanmerkelijk belang
Art. 4.6 IB: een belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet
tezamen met zijn partner, voor tenminste 5% van het geplaatste kapitaal (in)direct
aandeelhouder is in een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal.
- Partner: Het aandelenbezit van partners (art. 5a AWR) wordt samengeteld, ongeacht
het huwelijksgoederenregime. Alleen dan mag je optellen.
, - 5%: bewust niet hoger om te voorkomen dat belastingplichtigen zelf het
aanmerkelijkbelangregime zouden kunnen opzoeken door hun aandelenpakket in een
houdstervennootschap te brengen.
- Geplaatst kapitaal: gaat om geplaatst, niet het nominaal gestorte kapitaal.
- Indirect: ziet op de figuur van het belang dat een natuurlijke persoon d.m.v. een
houdstervennootschap houdt in een andere vennootschap en op de figuur dat een
ander voor rekening en risico van de belastingplichtige aandelen houdt.
Art. 4.7 IB: Als op grond van art. 4.6 het belang van een belastingplichtige minder is dan 5%,
maar er meer dan één soort aandelen door de vennootschap is uitgegeven, moet er per
aandelensoort worden beoordeeld of in belastingplichtige in die soort een aanmerkelijk
belang bezit.
Twee uitzonderingen:
1. Als er verschillende aandelensoorten zijn, maar het verschil tussen de
aandelensoorten alleen ziet op de in lid 2 genoemde rechten, worden de
verschillende aandelensoorten geacht één soort te zijn.
2. Kan uitzondering worden gemaakt m.b.t. een aandelensoort die bijvoorbeeld
samenhangt met een participatie van werknemers in de vennootschap.
Art. 4.3 IB: onder aandeelhouder wordt mede verstaan de persoon die gerechtigd is tot de
voordelen uit de aandelen.
Ook een vruchtgebruiker van aanmerkelijkbelangaandelen kan dus naast de bloot eigenaar
een aanmerkelijkbelanghouder zijn.
Koopopties op aandelen/winstbewijzen
Een belastingplichtige die een koopoptie heeft op aandelen in een vennootschap, heeft
zonder nadere wettelijke maatregelen geen aanmerkelijk belang in de vennootschap.
Meesleep- en meetrekregelingen
Meesleepregeling (art. 4.9 IB): als een natuurlijke persoon op eigen kracht een aanmerkelijk
belang heeft, worden ook tot zijn aanmerkelijk belang gerekend andere aandelen en
winstbewijzen in de desbetreffende vennootschap.
- Art. 4.4: tevens worden tot aanmerkelijk belang gerekend eventuele koopopties op
aandelen of op winstbewijzen in dezelfde vennootschap.
Meetrekregeling (art. 4.10): als belastingplichtige niet op eigen kracht een aanmerkelijk
belang heeft, maar zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van hem of zijn partner wel,
dan worden de door hem gehouden aandelen in of winstbewijzen van de vennootschap
geacht tot het aanmerkelijk belang te behoren. = afgeleid aanmerkelijk belang.
Deze regeling geldt ook voor opties op dergelijke vermogensbestanddelen (art. 4.4).
Niet optellen!
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
In 2023 is het vennootschapsbelastingtarief 25,8% en het aanmerkelijke belangtarief 26,9%.
De wetgever heeft hiermee beoogd het fiscale evenwicht met de IB-ondernemer te
handhaven.
Leerdoelen
1. Wanneer zijn natuurlijke personen elkaars partner?
Hoofdregel voor kwalificatie als fiscaal partner art. 5a AWR:
- Echtgenoten (ook geregistreerde partners) die niet officieel van tafel en bed zijn
gescheiden.
- Ongehuwde samenwoners, mits zij zijn ingeschreven op hetzelfde woonadres in de
GBA en indien zij een samenlevingsovereenkomst hebben gesloten.
Dit zijn cumulatieve voorwaarden.
Deze kwalificatie geldt voor elke materiële heffingswet.
Voor ongehuwde samenwoners die niet als fiscaal partner kwalificeren is er een aanvullende
bepaling; indien men aan de voorwaarden van art. 1.2 lid 1 Wet IB 2001 voldoet, kwalificeren
de ongehuwd samenwonenden uitsluitend voor de Wet IB 2001 als fiscaal partner.
Gaat om personen die gezamenlijk in de GBA op hetzelfde woonadres staan ingeschreven én
- Uit welke relatie een kind is geboren;
- Die een kind van de partner hebben erkend;
- De ander voor de toepassing van een pensioenregeling als partner hebben
aangemerkt;
- Die samen een eigen woning in eigendom hebben;
- Op datzelfde woonadres een minderjarig kind van een van beide partners hebben
staan ingeschreven, tenzij de belastingplichtigen aannemelijk maken dat het hier een
situatie van (onder)huur betreft.
2. Hoe worden inkomsten uit aandelen belast bij natuurlijke personen en welke
factoren zijn daarbij van belang?
Box 2: Het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang = het inkomen uit aanmerkelijk
belang – de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (art. 4.1 Wet IB 2001).
Inkomen uit aanmerkelijk belang is het gezamenlijk bedrag van:
- De voordelen die worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende
aandelen of winstbewijzen (reguliere voordelen), verminderd met de aftrekbare
kosten; en
- De voordelen die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk
belang behorende aandelen of winstbewijzen, of bij de vervreemding van een
gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten
(vervreemdingsrechten), verminderd met de persoonsgebonden aftrek voor zover het
niet mogelijk is deze in box 1 en 3 in aanmerking te nemen.
Het begrip aanmerkelijk belang
Art. 4.6 IB: een belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet
tezamen met zijn partner, voor tenminste 5% van het geplaatste kapitaal (in)direct
aandeelhouder is in een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal.
- Partner: Het aandelenbezit van partners (art. 5a AWR) wordt samengeteld, ongeacht
het huwelijksgoederenregime. Alleen dan mag je optellen.
, - 5%: bewust niet hoger om te voorkomen dat belastingplichtigen zelf het
aanmerkelijkbelangregime zouden kunnen opzoeken door hun aandelenpakket in een
houdstervennootschap te brengen.
- Geplaatst kapitaal: gaat om geplaatst, niet het nominaal gestorte kapitaal.
- Indirect: ziet op de figuur van het belang dat een natuurlijke persoon d.m.v. een
houdstervennootschap houdt in een andere vennootschap en op de figuur dat een
ander voor rekening en risico van de belastingplichtige aandelen houdt.
Art. 4.7 IB: Als op grond van art. 4.6 het belang van een belastingplichtige minder is dan 5%,
maar er meer dan één soort aandelen door de vennootschap is uitgegeven, moet er per
aandelensoort worden beoordeeld of in belastingplichtige in die soort een aanmerkelijk
belang bezit.
Twee uitzonderingen:
1. Als er verschillende aandelensoorten zijn, maar het verschil tussen de
aandelensoorten alleen ziet op de in lid 2 genoemde rechten, worden de
verschillende aandelensoorten geacht één soort te zijn.
2. Kan uitzondering worden gemaakt m.b.t. een aandelensoort die bijvoorbeeld
samenhangt met een participatie van werknemers in de vennootschap.
Art. 4.3 IB: onder aandeelhouder wordt mede verstaan de persoon die gerechtigd is tot de
voordelen uit de aandelen.
Ook een vruchtgebruiker van aanmerkelijkbelangaandelen kan dus naast de bloot eigenaar
een aanmerkelijkbelanghouder zijn.
Koopopties op aandelen/winstbewijzen
Een belastingplichtige die een koopoptie heeft op aandelen in een vennootschap, heeft
zonder nadere wettelijke maatregelen geen aanmerkelijk belang in de vennootschap.
Meesleep- en meetrekregelingen
Meesleepregeling (art. 4.9 IB): als een natuurlijke persoon op eigen kracht een aanmerkelijk
belang heeft, worden ook tot zijn aanmerkelijk belang gerekend andere aandelen en
winstbewijzen in de desbetreffende vennootschap.
- Art. 4.4: tevens worden tot aanmerkelijk belang gerekend eventuele koopopties op
aandelen of op winstbewijzen in dezelfde vennootschap.
Meetrekregeling (art. 4.10): als belastingplichtige niet op eigen kracht een aanmerkelijk
belang heeft, maar zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van hem of zijn partner wel,
dan worden de door hem gehouden aandelen in of winstbewijzen van de vennootschap
geacht tot het aanmerkelijk belang te behoren. = afgeleid aanmerkelijk belang.
Deze regeling geldt ook voor opties op dergelijke vermogensbestanddelen (art. 4.4).
Niet optellen!
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
In 2023 is het vennootschapsbelastingtarief 25,8% en het aanmerkelijke belangtarief 26,9%.
De wetgever heeft hiermee beoogd het fiscale evenwicht met de IB-ondernemer te
handhaven.