Probleem 4 FR
Leerdoelen
Vignet 1
1. Welke lichamen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
De volgende in Nederland gevestigde lichamen worden aangemerkt als onbeperkt
belastingplichtige lichamen:
- BV’s;
- NV’s;
- Andere vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal;
- Open commanditaire vennootschappen;
- Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag;
- Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslag als
verzekeraar of kredietinstelling optreden;
- Fondsen voor gemene rekening;
- SE’s;
- SCE’s;
- Woningcorporaties;
- Omgekeerde hybrides.
Zij worden op grond van art. 2 lid 6 Vpb geacht m.b.v. hun gehele vermogen een
onderneming te drijven.
Eventueel door de BV geleden beleggingsverliezen zijn aftrekbaar, dit is niet zo bij beperkt
belastingplichtige lichamen.
Personenvennootschappen: maatschap, VOF en de commanditaire vennootschap.
Zij zijn in beginsel fiscaal transparant en dus niet belastingplichtig voor de heffing van
vennootschapsbelasting. De belastingheffing vindt plaats bij achterliggende participanten.
Uitzonderingen de personenvennootschappen die kwalificeren als:
1. Andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal: moet gaan om een
maatschap of VOF ‘op aandelen’ die een materiële onderneming drijft en waarvan
voor de vervreemding van een aandeel niet de toestemming van alle vennoten is
vereist.
2. Open commanditaire vennootschap: als buiten het geval van vererving of legaat,
toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaatsvinden zonder
toestemming van alle vennoten (art. 2 lid 3 onder c AWR).
De open CV is belastingplichtig voor de heffing van vennootschapsbelasting, beperkt
tot het gedeelde van de winst dat toekomt aan de commanditaire vennoten. De
commanditaire vennoten worden fiscaal beschouwd als aandeelhouder.
Een gesloten CV is in het geheel niet belastingplichtig voor vennootschapsbelasting.
3. Open fonds voor gemene rekening: ‘een fonds ter verkrijging van voordelen voor de
deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden
van gelden’. Het is open als er voor de vervreemding niet de toestemming van alle
deelgerechtigden is vereist. Er geldt een ondernemingsfictie, waardoor de met
beleggingen behaalde resultaten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Een
deelnemer in een open fonds voor gemene rekening valt onder Wet IB in box 2 of 3.
a. Kan gebruik maken van status vrijgestelde beleggingsinstelling (art. 6a Vbp) of
gebruikmaken van het 0%-tarief voor een beleggingsinstelling (art. 28 Vbp).
, 4. Omgekeerde hybride: een samenwerkingsverband, zoals een CV, dat naar
Nederlandse maatstaven als fiscaal transparant wordt aangemerkt maar door een
staat van een buitenlandse deelnemer als fiscaal niet-transparant wordt beschouwd.
Gevolg: ontstaan van mismatch in de toerekening van de betaling als gevolg van een
kwalificatieverschil van het samenwerkingsverband.
a. Aftrek is toegestaan van het gedeelte van de winst dat toekomt aan eventuele
deelnemers gevestigd in een staat die de omgekeerde hybride als fiscaal
transparant beschouwt (art. 9 lid 1 onder f Vpb).
Een geflexibiliseerde BV is ook onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Is vanwege
beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders.
Beperkt belastingplichtigen
Art. 2 lid 1e Vbp: stichtingen en verenigingen worden in de heffing van
vennootschapsbelasting betrokken als en voor zover zij een materiële onderneming drijven.
Materiële onderneming (art. 3.4 IB):
- Duurzaam
- Organisatie van kapitaal en arbeid: is niet alleen doorsluizen van geld.
o Arbeidselement: geen activiteiten die slechts bestaan uit normaal actief
vermogensbeheer
- Deelname aan economisch verkeer: is niet geval bij vereniging die alleen in besloten
kring verkoopt.
- Winstoogmerk: is geobjectiveerd dus verbod op winst in statuten maakt niet uit.
- Winstbestemming voor het goede doel
- Reservevorming voor toekomstige ondernemingsuitgaven
Voor stichtingen en verenigingen geldt niet de fictie dat al het vermogen per definitie
privévermogen is.
Uitbreiding ondernemingsbegrip (art. 4 onder a Vbp): een met een onderneming uiterlijk
overeenkomende werkzaamheid waarmee in concurrentie wordt getreden met de
profitsector.
Voor zover een stichting of vereniging geen echte of fictieve onderneming drijft, is zij niet
belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Vaak heeft een stichting/vereniging een belastingplichtige ondernemingssfeer en een niet-
belastingplichtige privésfeer.
Winstbestemming voor het goede doel
Als de winst wordt aangewend voor andere doeleinden dan het belastingplichtige
ondernemingsdeel van de stichting/vereniging, is sprake van een niet-aftrekbare onttrekking.
De uitgaven ten behoeve van de privésfeer maken geen deel uit van de winstbepaling, is
alleen vorm van winstbestemming. Uitgaven voor goede doel zijn dus niet-aftrekbaar.
Art. 2 lid 10 Vbp: culturele instellingen kunnen opteren voor volledige belastingplicht voor de
heffing van vennootschapsbelasting.
Deze optie geldt voor een periode van 10 jaar, waarna steeds verlenging mogelijk is.
Leerdoelen
Vignet 1
1. Welke lichamen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
De volgende in Nederland gevestigde lichamen worden aangemerkt als onbeperkt
belastingplichtige lichamen:
- BV’s;
- NV’s;
- Andere vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal;
- Open commanditaire vennootschappen;
- Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag;
- Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslag als
verzekeraar of kredietinstelling optreden;
- Fondsen voor gemene rekening;
- SE’s;
- SCE’s;
- Woningcorporaties;
- Omgekeerde hybrides.
Zij worden op grond van art. 2 lid 6 Vpb geacht m.b.v. hun gehele vermogen een
onderneming te drijven.
Eventueel door de BV geleden beleggingsverliezen zijn aftrekbaar, dit is niet zo bij beperkt
belastingplichtige lichamen.
Personenvennootschappen: maatschap, VOF en de commanditaire vennootschap.
Zij zijn in beginsel fiscaal transparant en dus niet belastingplichtig voor de heffing van
vennootschapsbelasting. De belastingheffing vindt plaats bij achterliggende participanten.
Uitzonderingen de personenvennootschappen die kwalificeren als:
1. Andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal: moet gaan om een
maatschap of VOF ‘op aandelen’ die een materiële onderneming drijft en waarvan
voor de vervreemding van een aandeel niet de toestemming van alle vennoten is
vereist.
2. Open commanditaire vennootschap: als buiten het geval van vererving of legaat,
toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaatsvinden zonder
toestemming van alle vennoten (art. 2 lid 3 onder c AWR).
De open CV is belastingplichtig voor de heffing van vennootschapsbelasting, beperkt
tot het gedeelde van de winst dat toekomt aan de commanditaire vennoten. De
commanditaire vennoten worden fiscaal beschouwd als aandeelhouder.
Een gesloten CV is in het geheel niet belastingplichtig voor vennootschapsbelasting.
3. Open fonds voor gemene rekening: ‘een fonds ter verkrijging van voordelen voor de
deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden
van gelden’. Het is open als er voor de vervreemding niet de toestemming van alle
deelgerechtigden is vereist. Er geldt een ondernemingsfictie, waardoor de met
beleggingen behaalde resultaten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Een
deelnemer in een open fonds voor gemene rekening valt onder Wet IB in box 2 of 3.
a. Kan gebruik maken van status vrijgestelde beleggingsinstelling (art. 6a Vbp) of
gebruikmaken van het 0%-tarief voor een beleggingsinstelling (art. 28 Vbp).
, 4. Omgekeerde hybride: een samenwerkingsverband, zoals een CV, dat naar
Nederlandse maatstaven als fiscaal transparant wordt aangemerkt maar door een
staat van een buitenlandse deelnemer als fiscaal niet-transparant wordt beschouwd.
Gevolg: ontstaan van mismatch in de toerekening van de betaling als gevolg van een
kwalificatieverschil van het samenwerkingsverband.
a. Aftrek is toegestaan van het gedeelte van de winst dat toekomt aan eventuele
deelnemers gevestigd in een staat die de omgekeerde hybride als fiscaal
transparant beschouwt (art. 9 lid 1 onder f Vpb).
Een geflexibiliseerde BV is ook onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Is vanwege
beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders.
Beperkt belastingplichtigen
Art. 2 lid 1e Vbp: stichtingen en verenigingen worden in de heffing van
vennootschapsbelasting betrokken als en voor zover zij een materiële onderneming drijven.
Materiële onderneming (art. 3.4 IB):
- Duurzaam
- Organisatie van kapitaal en arbeid: is niet alleen doorsluizen van geld.
o Arbeidselement: geen activiteiten die slechts bestaan uit normaal actief
vermogensbeheer
- Deelname aan economisch verkeer: is niet geval bij vereniging die alleen in besloten
kring verkoopt.
- Winstoogmerk: is geobjectiveerd dus verbod op winst in statuten maakt niet uit.
- Winstbestemming voor het goede doel
- Reservevorming voor toekomstige ondernemingsuitgaven
Voor stichtingen en verenigingen geldt niet de fictie dat al het vermogen per definitie
privévermogen is.
Uitbreiding ondernemingsbegrip (art. 4 onder a Vbp): een met een onderneming uiterlijk
overeenkomende werkzaamheid waarmee in concurrentie wordt getreden met de
profitsector.
Voor zover een stichting of vereniging geen echte of fictieve onderneming drijft, is zij niet
belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Vaak heeft een stichting/vereniging een belastingplichtige ondernemingssfeer en een niet-
belastingplichtige privésfeer.
Winstbestemming voor het goede doel
Als de winst wordt aangewend voor andere doeleinden dan het belastingplichtige
ondernemingsdeel van de stichting/vereniging, is sprake van een niet-aftrekbare onttrekking.
De uitgaven ten behoeve van de privésfeer maken geen deel uit van de winstbepaling, is
alleen vorm van winstbestemming. Uitgaven voor goede doel zijn dus niet-aftrekbaar.
Art. 2 lid 10 Vbp: culturele instellingen kunnen opteren voor volledige belastingplicht voor de
heffing van vennootschapsbelasting.
Deze optie geldt voor een periode van 10 jaar, waarna steeds verlenging mogelijk is.