100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Goederenrecht Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, hoofdstuk 14

Rating
-
Sold
5
Pages
24
Uploaded on
30-12-2019
Written in
2019/2020

Goederenrecht Pitlo/Reehuis & Heisterkamp veertiende druk hoofdstuk 14, m.u.v. gedeelte over het voorrecht en bodemrecht van de fiscus (= nr. 930-936)

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H14
Uploaded on
December 30, 2019
Number of pages
24
Written in
2019/2020
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting H14
14.1 Verhaal en voorrang algemeen
Hoofdregels verhaalsrecht (art. 3:276, 3:277)
735. Schuldeiser die zijn vordering niet voldaan krijgt, komt uiteindelijk de bevoegdheid toe zijn
vordering te verhalen op de goederen van schuldenaar  verhaalsrecht, art. 3:276 e.v. Het
verhaalsysteem ziet op verhaal van geldvorderingen.

736. Art. 3:276 geeft als hoofdregel dat de schuldeiser zijn vordering kan verhalen op alle goederen
van zijn schuldenaar 

- schuldeiser komt m.b.t. zijn vordering een verhaalsrecht toe
- alle goederen zijn uitwinbaar
- schuldeiser is vrij in de keuze van het goed of de goederen waarop hij verhaal wil zoeken
- goederen zijn slechts uitwinbaar voor zover ze tot het vermogen van schuldenaar behoren
- aan iedere schuldeiser komt het recht toe om verhaal te nemen

737. Art. 3:277  paritas creditorum. Recht op uitkering betreft de netto-opbrengst van de
geëxecuteerde goederen.

738. Verhaalsuitoefening buiten faillissement van de schuldenaar is geregeld in het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering (art. 430 Rv e.v.). Verkeert de schuldenaar in staat van faillissement, dan
zijn de regels van de Faillissementswet van toepassing (art. 108 e.v. Fw.). Buiten faillissement begint
verhaalsuitoefening door het leggen van een executoriaal beslag, executoriale titel vereist.

739. Op de hiervoor genoemde hoofdregels bestaan veel uitzonderingen.

Niet voor uitwinning vatbare goederen
740. Regel dat een schuldeiser zijn vordering kan verhalen op alle goederen van zijn schuldenaar,
geldt voor zover de wet of een ovk niet anders bepaalt (art. 3:276), zie bijv. art. 447 en 448 Rv en art.
475a lid 2 Rv en art. 475b-475e Rv.

Voorrang (art. 3:277 lid 1 jo. art. 3:278)
741. Voorrang verschaft aan een schuldeiser het recht om, in geval van samenloop van verhaalsrecht,
bij de verdeling van de netto-executieopbrengst uitbetaald te krijgen vóór de concurrente
schuldeisers. Wet kent een gesloten systeem van voorrangsrechten.

Onderlinge rangorde voorrangsrechten (art. 3:279-3:281)
742. Krachtens art. 3:279 gaan pand en hypotheek boven voorrecht. Geldt voor zover de wet niet
anders bepaalt.

Persoonlijke zekerheid, oneigenlijke of feitelijke voorrang
743. Er bestaan tal van gevallen waarin een schuldeiser voldoening van zijn vordering vóór de andere
schuldeisers verkrijgt, omdat er door zijn bijzondere positie geen samenloop van verhaalsrechten
bestaat  persoonlijke zekerheid en gevallen van oneigenlijke/feitelijke voorrang. Van persoonlijke
zekerheid is sprake wanneer naast de schuldenaar in kwestie een ander met zijn vermogen
verhaalsaansprakelijk is. Het is ook mogelijk dat de schuldeiser zich kan verhalen op een
‘afgescheiden vermogen’ waarop andere schuldeisers dan hij geen verhaal kunnen uitoefenen 
feitelijke of oneigenlijke voorrang. Instituut van verrekening is in de praktijk een belangrijke bron van
feitelijke voorrang (art. 6:127 e.v.).

,Kwaliteitsrekening of derdenrekening
743a. Betaalt een schuldenaar op een bankrekening van een tussenpersoon, dan gaat het daarop
bijgeschreven bedrag behoren tot het vermogen van die tussenpersoon. Het gesaldeerde staat dan
ook op grond van art. 3:276 bloot aan verhaal door de schuldeisers van die tussenpersoon, ook al is
de tussenpersoon in zijn verhouding tot zijn achterman verplicht het betaalde aan de laatste door te
geleiden. Uitzondering: notarissen en deurwaarders kunnen door het aanhouden van een kwaliteits-
of derdenrekening de op die rekening in hun kwaliteit ontvangen bijschrijvingen afgescheiden
houden van hun eigen vermogen.

Achtergestelde vordering (art. 3:277 lid 2)
744. Schuldeiser en schuldenaar kunnen op grond van art. 3:277 lid 2 bij ovk bepalen dat de
vordering van de schuldeiser tegenover alle of bepaalde schuldeisers een lagere rang neemt dan de
wet haar toekent.

14.2 Algemene bepalingen pand- en hypotheekrecht
Karakteristiek pand- en hypotheekrecht (art. 3:227 lid 1; art. 3:230)
745. Pand en hypotheek vormen de belangrijkste uitzonderingen op de regel van paritas creditorum.
Pand en hypotheek zijn bijzondere verhaalsrechten gegoten in de vorm van een beperkt recht.
Object van beide rechten is verschillend, zie art. 3:227 lid 1.

746. Terwijl de ‘gewone’ schuldeiser, evenals de schuldeiser met voorrecht, voor het zoeken van
verhaal een tamelijk lange weg geplaveid met formaliteiten moet bewandelen, hebben pand- en
hypotheekhouders het recht van parate executie  geen executoriale titel en executoriaal beslag
nodig om tot executoriale verkoop over te gaan teneinde zich op de opbrengst te verhalen

747. Pand en hypotheek hebben absolute werking  komt tot uiting in de vervreemding en
bezwaring van het goed en de separatistpositie in faillissement.

748. Art. 3:227 lid 1 jo. art. 3:278 verbindt aan het verhaalsrecht van de pand- en hypotheekhouder
voorrang.

749. Pand en hypotheek zijn afhankelijk in de zin van art. 3:7 jo. art. 3:82  algehele voldoening van
de gezekerde vordering impliceert van rechtswege het tenietgaan van het zekerheridsrecht.
Daarnaast brengt het afhankelijke karakter mee dat bij overgang van de vordering op een derde het
zekerheidsrecht van rechtswege mee overgaat.

750. Recht van pand of hypotheek is ondeelbaar  art. 3:230  voor de gehele vordering kan
verhaal worden genomen op het gehele goed. Ondeelbaarheid ziet niet op de vraag of er meerdere
gerechtigden kunnen zijn tot een pand- of hypotheekrecht.

Tot zekerheid van welke vorderingen? Voldoende bepaalbaarheid (art.
3:231)
751. In art. 3:227 is neergelegd dat vestiging van pand of hypotheek alleen mogelijk is tot zekerheid
van een vordering tot voldoening van een geldsom. Desalniettemin is vestiging van pand en
hypotheek ook mogelijk tot zekerheid van een vordering tot het verrichten van een andere prestatie,
mits deze tot een geldvordering herleidbaar is. Art. 3:231 lid 2 vereist dat de vordering voldoende
bepaalbaar is. Art. 3:260 lid 1 vult dit voor hypotheek aan, wet stelt geen aanvullende eisen voor
pand.

, Pand en hypotheek tot zekerheid van toekomstige vorderingen (art. 3:231)
752. Art. 3:231 lid 1 bepaalt uitdrukkelijk dat een pand- of hypotheekrecht ook kan worden gevestigd
tot zekerheid van een toekomstige vordering. Wel geldt ook de eis van voldoende bepaalbaarheid.

753. Pand en hypotheek voor een toekomstige vordering ontstaan al op het tijdstip waarop de
vestigingshandeling wordt voltooid en niet pas op het tijdstip waarop de vordering ontstaat. Aldus
neemt een pand- of hypotheekrecht dat is gevestigd tot zekerheid van betaling van een toekomstige
vordering, rang naar het tijdstip van vestiging.

753a. Is het mede tot zekerheid van voldoening van toekomstige vorderingen verbonden goed
eenmaal geëxecuteerd, dan doet zich de vraag voor in hoeverre bij de verdeling van de
executieopbrengst rekening moet worden gehouden met toekomstige vorderingen die op dat tijdstip
nog niet zijn ontstaan. Art. 483e Rv voorziet in een tussenoplossing: toekomstige vorderingen kunnen
slechts in een t.b.v. de verdeling op te maken rangregeling worden opgenomen voor zover zij zullen
worden verkregen uit een reeds bestaande rechtsverhouding.

753b. De omstandigheid dat een pand- of hypotheekrecht voor een toekomstige vordering al kan
worden gevestigd nog voordat die vordering is verkregen, roept de vraag op of de pand- of
hypotheekhouder zijn zekerheidsrecht ook kan uitoefenen indien hij die toekomstige vordering in
faillissement van de zekerheidsgever verwerft. Voorop valt te stellen dat een pandrecht tot zekerheid
van de betaling van een toekomstige vordering valt te onderscheiden van een pandrecht op een
toekomstige vordering. In het laatste geval komt het pandrecht pas tot stand, zodra de pandgever de
vordering verkrijgt en daardoor alsnog wordt voldaan aan het vereiste van beschikkingsbevoegdheid
 faillissement verhindert dit. Bij vestiging van een pandrecht vóór een toekomstige vordering
ontstaat het pandrecht bij voltooiing van de vestigingshandeling, later faillissement kan daaraan niet
meer afdoen. Wordt echter de toekomstige vordering tot zekerheid waarvan het pandrecht is
gevestigd, dan verzet het fixatiebeginsel zich in principe tegen verhaalsuitoefening voor die
vordering. Belangrijke uitzondering ter zake van vorderingen die weliswaar op het tijdstip van de
faillietverklaring nog toekomstig zijn, maar die later uit een op dat tijdstip al bestaande
rechtsverhouding ontstaan  art. 132 lid 2 Fw jo. art. 483e Rv.

Op welke goederen (art. 3:228)
754. Wettelijke uitzonderingsbepalingen op art. 3:228. Art. 3:228 impliceert dat het onmogelijk is om
een pand- of hypotheekrecht op een niet-overdraagbaar goed te vestigen, sluit aan bij art. 3:81 lid 1.
Wanneer partijen een onoverdraagbaarheidsbeding hebben gemaakt, vloeit uit het systeem van de
wet i.c.m. de normale ratio van het beding het vermoeden voort dat ook haar verpandbaarheid is
uitgesloten. Bezwaring van een nog te verwerven goed is niet mogelijk, maar de daarvoor in
aanmerking komende toekomstige goederen kunnen wel al bij voorbaat worden verpand.

Waarover strekken pand en hypotheek zich uit (art. 3:227 lid 2)
755. Art. 3:227 lid 2  pand en hypotheek op een zaak strekt zich uit over al hetgeen de eigendom
van de zaak omvat  zie art. 5:3 en 5:20.

Zaaksvervanging (art. 3:229)
756. Ingevolge lid 1 brengt het recht van pand of hypotheek van rechtswege mee een recht van pand
op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed treden. Lid 2 bepaalt dat
het door zaaksvervanging ontstane pandrecht boven ieder ander op de vergoedingsvordering
gevestigd pandrecht gaat  gaat boven een bij voorbaat op deze vordering gevestigd pandrecht. Lid
2 ziet slechts op de verhouding met de op de vordering gevestigde pandrechten.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
hannameeder Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
44
Member since
5 year
Number of followers
33
Documents
22
Last sold
1 year ago

4.5

4 reviews

5
2
4
2
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions