100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Farmacologie Partim I samenvatting UA

Rating
-
Sold
-
Pages
54
Uploaded on
25-09-2024
Written in
2023/2024

Duidelijke samenvatting en uitleg van de farmacologie. De te kennen geneesmiddelen zijn gemarkeerd in het roze. Ook staat er aangeduid in het rood wat de prof extra heeft benadrukt voor het examen.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
September 25, 2024
File latest updated on
September 25, 2024
Number of pages
54
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Farmacologie Partim I

Pharmacodynamiek en Pharmacokinetiek
 Pharmacodynamiek = bepaald concentratie van geneesmiddel in
doelwitorgaan. Hoe hogere concentratie hoe meer effect.
 Pharmacokinetiek = bepaald concentratie van geneesmiddel in plasma
in functie van de tijd. Hoe snel wordt geneesmiddel uit lichaam
verwijderd.
 Biologisch effect geneesmiddel = Pharmacokinetiek
/Pharmacodynamiek (PK/PD)


Aangrijpingspunt geneesmiddelen
 Niet-specifiek = GM dat werkt aan de hand van de fysicochemische
eigenschappen. Bv. antacida: zouten toevoegen om te veel H+ te
neutraliseren in maag.
 Specifiek = GM bindt op andere receptor zoals enzym/ proteïne/ kanaal
etc. Bv. anti-histaminica blokkeren histamine receptor zodat
zuurproductie maag verlaagd.
o Specifiek GM heeft chemische selectiviteit: structuur van GM is
specifiek voor doelwit-molecule en lijkt ligand. Bv. door afsplitsen
1 az of door spiegelen az (D-az wordt L-az)
o Specifiek GM heeft biologische specificiteit. Zal het ene orgaan
wel inhiberen maar het andere niet. Bv. angiotensine II komt voor
in BV maar niet in GI. Men kan dus antagonist van angiotensine II
nemen, geeft een effect in BV maar niet in GI. (WELKE GM IS
ANTAGONIST AGII)
 Agonist = activeert een receptor
 Antagonist = inactiveert een receptor
 Blokkers = inactiveert een ion-kanaal
 Modulator = activeert een ion-kanaal
 Inhibitor = inactiveert een enzym/ transporter

, Receptoren
Ken alle receptoren: type, reactietijd, plaats, transductie, versterker, 2e
boodschapper en voorbeelden.
Ligand-gated ion G-proteïn coupled receptor Kinase-linked Nucleaire receptor
kanaal Ionotropic Metabotropic receptor receptor
receptor




Zeer snelle Tragere transmissie (sec) Tergend trage Tergend trage
transmissie (ms) transmissie  transmissie  (uren)
(uren)
In membraan In membraan In membraan In cytoplasma
Transductie is Transductie gebeurt via aan G- Transductie is Een nucleaire
direct: ionen zorgen eiwit dat een cascade aan direct, maar receptor zal binden
direct voor second messengers in gang zet dankzij de met ligand wanneer
de-/hyperpolarisati alvorens er een effect optreed. fosforylatie van deze een structuur
e Ken drie belangrijke G-eiwitten: proteïnen is er hebben die hun
1. Gq = koppelt aan amplificatie van toelaat om door het
phospholipase C (PLC), zorgt het signaal. nucleaire membraan
dat PIP2 wordt IP3 en DAG. Dan moet er te gaan. Dan is er
IP3 zorgt voor vrijstelling gentranscriptie weer gentranscriptie
Ca2+. plaatsvinden en (net als bij kinase-
2. Gs = activeert proteïne linked receptor,
adenylaatcyclase (AC) zodat synthese voor daarom hebben
cAMP verhoogd een cellulair beide zo trage
3. Gi = inactiveert effect. transmissie). Tot slot
adenylaatcyclase zodat proteïne synthese.
cAMP daalt.
Versterker zit in Versterker is een enzym (PLC, Versterker zijn Versterker is
kanaal zelf AC, GC) tyrosine transcriptie
kinasen
De 2e De 2e boodschappers zijn hier De 2e De 2e boodschapper
boodschapper is het AC, cAMP, cGMP, IP3, DAG, boodschappers is het mRNA en de
heir het Ca2+ die worden gestimuleerd zijn de P- expressie van
ionenpotentiaal dat door G-eiwit eiwitten eiwitten
verhoogd/verlaagd

,en zo een effect
geeft
Bv. GABAA & nACh Bv. mACh R & 𝛼- Bv. Insuline, Bv. Alle steroïden
R adrenoreceptor & β- GF, (hormonen) &
adrenoreceptor interleukines, corticoïden
-‘Nibs’ (bijnierschorshormo
nen)


Adrenerge receptoren
 𝛼-adrenoreceptor (𝛼1 en 𝛼2) & β-adrenoreceptor (β1 en β2) komen voor
op vasculaire gladde spiercellen en cardiomyocyten.
 Vasculaire gladde spiercel:
𝛼1 is gekoppeld aan Gq-eiwit.
Dus: activatie 𝛼1-receptor
(adrenaline)  PLC activatie 
PIP2 wordt IP3 en DAG  IP3
bindt SR  vrijstelling Ca2+ 
doordat Ca2+ intracellulair stijgt
 depolarisatie
membraanpotentiaal  volted-
gated Ca2+-kanalen (VGCC)
openen door depolarisatie 
meer influx Ca2+  Ca2+ bind
met calmoduline  Ca2+-cm
activeert myosine light chain
kinase  contractie

β2 is gekoppeld aan Gs-eiwit
Dus: activatie AC  cAMP
verhoogd  inhibeert
contractie GSC BV.
 Cardiomyocyt:
β2 en β1 is gekoppeld aan Gs-
eiwit
Dus: activatie β2 door
adrenaline  Gs activatie 
activatie AC  cAMP
concentratie stijgt  cAMP
stimuleert PKA  PKA zorgt
voor influx Ca2+ uit SR &
extracellulair  Ca2+
intracellulair stijgt 
depolarisatie  contractie

!!! cAMP is activerend in cardiomyocyt  contractie
!!! cAMP is inactiverend in vasculaire GSC  relaxatie
Oftewel: adrenaline doet via β1 en β2 het hart contraheren en via β2

, de vasculatuur relaxeren, maar maakt wel gebruik van hetzelfde
mechanisme (Gs).


Agonist binding
 Antagonist: heeft affiniteit (ligand past op receptor)
 Agonist: heeft affiniteit en activiteit (zal een effect hebben)
 Agonist is reversibel: binding met receptor is reversibel.

o Bind met snelheid k+1 en ontbind met snelheid k-1 volgens de
Hill-Langmuir vergelijking: A+ R k +1 AR en tegelijkertijd kan

AR k−1 A + R

o k +1 = snelheid waarmee agonist bindt
o k −1= snelheid waarmee agonist loskomt
o Dan kan men de wet van massawerking toepassen:
k +1∗X A∗(N tot −N A )=k−1∗N A
o N A = aantal receptoren waar agonist mee is gebonden
o (N tot −N A )= aantal receptoren dat vrij is
o X A = concentratie agonist
o Dus dit vertelt ons dat hoe hoger de concentratie van agonist of
receptor, hoe groter de kans op binding.
o Hiermee kunnen we de bezettingsgraad van de receptor
berekenen:
o P A =X A /(X A + K A )
o K = dissociatieconstante = k −1/k +1. Dus hoe hoger k A , hoe
minder sterk het GM bindt.




XA
Stel X A =K A dan =1/ 2 = 50% bezettingsgraad
X A+ X A
Stel X A =↑ ↑↑ dan zal K A ↓ ↓↓ dan X A dus verwaarloosbaar:
P A =X A / X A = 1
o Men kan dit in een grafiek weergeven hierboven, geeft de
binding/affiniteit van het ligand voor de receptor. Men kan dit
meten door bv. radioactief label aan ligand te binden.
$7.87
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
isabelburon
3.0
(1)

Get to know the seller

Seller avatar
isabelburon Universiteit Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
3 year
Number of followers
0
Documents
8
Last sold
2 months ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions