Samenvatting thema 2 - communicatieproblemen
heeft inzicht in de bouw en functie van de verschillende onderdelen van het visuele - en het
auditieve systeem.
Anatomie OOG
De orbita zijn gevormd door 7 verschillende botten (met de klok mee)
1. Os frontale
2. Os lacrimale
3. Os ethmoidale
4. Os maxilla
5. Os zygomaticum
6. Os palatinum
7. Os sphenoidale
Canalis opticus geeft doorgang aan: N. Opticus
en A. Ophthalmica.
Oogspieren:
1
,Samenvatting thema 2 - communicatieproblemen
De oogbol:
Adnexen van de oogbol
De oogbol (bulbus oculi) is gelegen in de oogkas (orbita) en bestaat uit een oogbol van circa 24 mm
aslengte, ondersteund door een aantal accessoire structuren (adnexen):
- Oogleden, conjunctiva, traanapparaat en uitwendige oogspieren.
2
, Samenvatting thema 2 - communicatieproblemen
Traanapparaat en traanfilm:
Het traanvocht verspreidt zich over de cornea en conjunctiva door het knipperen van beide oogleden,
de zogeheten lidslag. De traanklier is de glandula lacrimalis.
Op beide lidranden bevindt zich een traanpuntje (punctum lacrimale) waar het traanvocht door de
capillaire werking de traankanaaltjes in wordt gezogen. Onderste traanpuntje voert ongeveer 70%
van het traanvocht af naar de traanzak (sacculus lacrimalis) naar de ductus nasolacrimalis.
‘’Lacrimaal’’ gerelateerd aan alles wat betrekking heeft tot het traanapparaat.
Oogleden:
De oogleden bestaan uit een buitenblad en een binnenblad. Het buitenblad bestaat uit huid,
bindweefsel en dwarsgestreept spierweefsel. De spieren zijn de m. orbicularis oculi, die het oog sluit,
en in het bovenste ooglid ook de m. levator palpebrae superioris, die het bovenste ooglid optrekt.
‘’Lid-slag’’ = knipperen.
De oogleden zijn een voortzetting van de huid. Door
voortdurende knipperen wordt het oog bevochtigd. Ook
verwijderen ze stof.
De oogleden zijn met elkaar verbonden door de mediale
ooghoek (canthus) en de lanterale canthus.
Langs de binnenranden van de oogleden geven de
glandulae tarsales (kliertjes van Meiboom) (talgklieren) een
vetrijke stof af die voorkomt dat de oogleden aan elkaar
kleven. De klieren van meiboom zijn klieren aan de
bindvlieszijde van de ooglidrand, deze klieren produceren
een olieachtige laag die de vetlaag van de traan vormt.
Deze vetlaag voorkomt snelle verdamping van het waterige
deel van de traan en bevordert de bevochtiging van het
oog.
- Traanfilm bestaat qua samenstelling uit wat mucus
achtige substantie (onder andere wat eiwitten
bevinden zich hierin), daarnaast wat vettig zodat het niet direct verdampt (olie-substantie,
gemaakt door klieren van Meibon/gladula tarsales). Overige grote deel bestaat verder uit
H2O.
o Indien deze klieren verstopt raken ontwikkeling chalazion.
o Chalazion is een verstopping van de kliertjes van meibom en hordeolum is
verstopping van de kliertjes van moll of zeiss (de talgkliertjes die uitmonden in de
haarfollikes).
3
heeft inzicht in de bouw en functie van de verschillende onderdelen van het visuele - en het
auditieve systeem.
Anatomie OOG
De orbita zijn gevormd door 7 verschillende botten (met de klok mee)
1. Os frontale
2. Os lacrimale
3. Os ethmoidale
4. Os maxilla
5. Os zygomaticum
6. Os palatinum
7. Os sphenoidale
Canalis opticus geeft doorgang aan: N. Opticus
en A. Ophthalmica.
Oogspieren:
1
,Samenvatting thema 2 - communicatieproblemen
De oogbol:
Adnexen van de oogbol
De oogbol (bulbus oculi) is gelegen in de oogkas (orbita) en bestaat uit een oogbol van circa 24 mm
aslengte, ondersteund door een aantal accessoire structuren (adnexen):
- Oogleden, conjunctiva, traanapparaat en uitwendige oogspieren.
2
, Samenvatting thema 2 - communicatieproblemen
Traanapparaat en traanfilm:
Het traanvocht verspreidt zich over de cornea en conjunctiva door het knipperen van beide oogleden,
de zogeheten lidslag. De traanklier is de glandula lacrimalis.
Op beide lidranden bevindt zich een traanpuntje (punctum lacrimale) waar het traanvocht door de
capillaire werking de traankanaaltjes in wordt gezogen. Onderste traanpuntje voert ongeveer 70%
van het traanvocht af naar de traanzak (sacculus lacrimalis) naar de ductus nasolacrimalis.
‘’Lacrimaal’’ gerelateerd aan alles wat betrekking heeft tot het traanapparaat.
Oogleden:
De oogleden bestaan uit een buitenblad en een binnenblad. Het buitenblad bestaat uit huid,
bindweefsel en dwarsgestreept spierweefsel. De spieren zijn de m. orbicularis oculi, die het oog sluit,
en in het bovenste ooglid ook de m. levator palpebrae superioris, die het bovenste ooglid optrekt.
‘’Lid-slag’’ = knipperen.
De oogleden zijn een voortzetting van de huid. Door
voortdurende knipperen wordt het oog bevochtigd. Ook
verwijderen ze stof.
De oogleden zijn met elkaar verbonden door de mediale
ooghoek (canthus) en de lanterale canthus.
Langs de binnenranden van de oogleden geven de
glandulae tarsales (kliertjes van Meiboom) (talgklieren) een
vetrijke stof af die voorkomt dat de oogleden aan elkaar
kleven. De klieren van meiboom zijn klieren aan de
bindvlieszijde van de ooglidrand, deze klieren produceren
een olieachtige laag die de vetlaag van de traan vormt.
Deze vetlaag voorkomt snelle verdamping van het waterige
deel van de traan en bevordert de bevochtiging van het
oog.
- Traanfilm bestaat qua samenstelling uit wat mucus
achtige substantie (onder andere wat eiwitten
bevinden zich hierin), daarnaast wat vettig zodat het niet direct verdampt (olie-substantie,
gemaakt door klieren van Meibon/gladula tarsales). Overige grote deel bestaat verder uit
H2O.
o Indien deze klieren verstopt raken ontwikkeling chalazion.
o Chalazion is een verstopping van de kliertjes van meibom en hordeolum is
verstopping van de kliertjes van moll of zeiss (de talgkliertjes die uitmonden in de
haarfollikes).
3