1
Samenvatting Theorie en geschiedenis
van de journalistieke kritiek
Week 1 2
College 1: Inleiding. Kritiek? That's just like, your opinion, man 3
Elkin: what happened to art criticism 3
College 2: De geboorte van de kritiek in de Verlichting 5
Macarthur: Architecture and the Systems of the Arts or Kant on Landscape
Gardening 5
Kant: Critique of Aesthetic Judgement 7
Week 2 7
College 1: Romantiek en de kunstenaar van de moderne tijd 7
Saskia Pieterse: ‘Gij moogt niet schrijven, ik wil het niet, ik wil het niet’: het
revolutionaire streven van de Tachtigers 7
Charles Baudelaire: The painter of modern life and other essays 10
Lodewijk van Deyssel: Nieuw Holland 12
Lodewijk van Deyssel: Engelbert de Chateleux Indrukken van den dag 12
College 2: Romantiek, het schone en het sublieme 12
George Landow: Ruskin and Baudelaire on Art and Artist 12
Edmund Burke: Philosophical Enquiry into the origin of our ideas of the sublime and
beautiful 13
John Ruskin: Turner’s noblest work 14
Week 3 14
College 1: Authenticiteit in het tijdperk van technische reproduceerbaarheid 14
Allan Moore: Authenticity as authentication 14
Walter Benjamin: Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische
reproduceerbaarheid 16
Menno ter Braak: Cinema militans 17
Menno ter Braak: De moeder 17
Menno ter Braak: Metropolis 17
College 2: Kunstkritiek in het interbellum: ontaarde kunst en de politiek van de goede
smaak 17
Olaf Peters: Fear and Propaganda: National Socialism and the concept of
degenerate art 17
Eveline Vanfraussen: Ontbonden in dien stroom der puurste pracht 18
Johan Ponteyne: Tegen de decadenten 19
Week 4 20
College 1: Anti-kritische kritiek 20
William E. Cain: “Notes toward a history of Anti-criticism 20
Maaike Meijer: De paradox van de interpretatie 21
Gaston Franssen: de onbruikbaarheid van het verstand 21
, 2
College 2: Tentamen tussentoets 22
Week 5 22
College 1: Avant-gardes en institutionalisering 22
Stacey Prickett: Hip-Hop dance theatre in London: legitimising an art form 22
Peter Burger: The avant-garde as the self-criticism of art in bourgeois society 23
Jeroen Peeters: Een onmogelijke pas de deux: over kijken en schrijven in het tijdperk
van visuele cultuur 23
College 2: Postmodernisme en de viering van de kunstmatigheid 24
James Hoberman: Bad movies 24
Lawrence Grossberg: Rock, postmodernity and authenticity 24
Richard Brody: Why “The Room” Is a Better Movie Than James Franco’s “The
Disaster Artist” 25
Week 6 26
College 1: Geen college en geen voorbereiding 26
College 2: Gender en feminisme in de kunstkritiek 26
Andreas Huyssen: Mass culture as woman, Modernism’s other 26
Gill Hopper: The construction of women as Artists 27
Linda Nochlin: Eroticism and female imagery in nineteenth-century art 28
Week 7 28
College 1: in- en uitsluiting in de kunstkritiek 28
Judith A. Sebesta: Just ‘another Puerto Rican with a knife’? Racism and reception on
the ‘Great White Way’ 28
Cornel West: Black culture and postmodernism 28
Dick Zijp: een neutrale blik bestaat niet 29
College 2: gastcollege Joost de Vries 29
Joost de Vries: Echte pretentie 29
, 3
Week 1
College 1: Inleiding. Kritiek? That's just like, your opinion, man
Elkin: what happened to art criticism
Kunstkritiek bevindt zich in een crisis. De kracht van de kritiek verdwijnt langzaam richting de
achtergrond. Tegelijkertijd is kunstkritiek ook booming: trekt veel schrijvers en wordt
wereldwijd uitgegeven. Kritiek is echter niet zichtbaar in hedendaagse intellectuele debatten.
Bij het bezoeken van een tentoonstelling zijn er altijd brochures met daarin een essay. Ook
zijn er veel tijdschriften te koop. Maar deze worden niet gelezen door academische
kunsthistorici. Er is ook geen overzicht van hoeveel er geschreven wordt. Niemand weet
hoeveel musea er zijn en in databases is kunstkritiek niet als aparte categorie te vinden. Er
wordt enorm veel geschreven, maar toch is kunstkritiek bijna dood, omdat er maar weinig
mensen zijn die het serieus nemen. In een essay zal niet snel uit kunstkritiek geciteerd
worden.
Kunstkritiek heeft vaak alleen als doel om mensen naar een museum of galerie te lokken.
Het lijkt echter of de teksten volledig genegeerd worden. En als het gelezen wordt dan is het
kort: bijvoorbeeld door alleen belangrijke woorden te lezen. Of het te lezen, je eigen mening
te vormen en het dan weer te vergeten.
Het aantal galeries is ongeveer hetzelfde gebleven net als tijdschriften en catalogussen over
kunst. Kunstkritiek in kranten lijkt afgenomen te zijn ten opzichte van 100 jaar geleden. Zelfs
op internet is niet hetzelfde aantal artikelen als toen. Ook op televisie en radio is het
afgenomen. Aan het begin van de negentiende eeuw werden kunstcritici serieus genomen
door filosofen en schrijvers of zij waren zelf de critici. Zij waren de grondleggers van de
westerse kunstkritiek. Denis Diderot was zo’n grondlegger en één van de meest belangrijke
filosofen. Charles Baudelaire veranderde de Franse kunstgeschiedenis zoals geen andere
schrijver deed en hij was een onmisbaar dichter.
Wie tegenwoordig een grote naam in de kunstkritiek is is moeilijk te bepalen. De AICA: The
International Association of Critics of Art heeft 4000 leden en merken in zeventig landen.
Tegenwoordig zijn kunstcritici wel of niet universitair geschoold, maar geen van allen is
geschoold voor kunstkritiek. Het wordt niet gezien als een historisch vak, maar meer als
creatief schrijven. Dat er geen academische opleiding voor is maakt kunstkritiek niet minder
waardevol. De vrijheid van de kunstkritiek is dus groot en dat kan voor een lezer verwarrend
zijn. Ook valt kunstkritiek binnen veel verschillende disciplines. Een academische discipline
zorgt voor bewustzijn van collega’s en geeft een gevoel van de geschiedenis van eerdere
inspanningen. Het probleem van kunstkritiek is dat veel mensen het schrijven, maar dat er
geen gemeenschappelijke grond is.
Begin twintigste eeuw was kunstkritiek heel anders. Critici gaven meer om de geschiedenis
van de kunst en het was gebruikelijk om over een groter gebied na te denken. Tegenwoordig
durven critici minder out of the box te denken en blijven ze bij hun onderwerp. Vroeg
twintigste eeuwse Amerikaanse kunstcritici waren ook eigenwijs en zelfs strijdend. Het is niet
zo dat critici tegenwoordig minder eigenzinnig zijn, maar ze zijn wel minder ambitieus. Ze
bekijken slechts een werk in een isolatie. Ook is tegenwoordig beschrijven populairder dan
een mening geven.
, 4
Er zijn verschillende soorten artikelen te vinden binnen de kunstkritiek. Deze verschillende
soorten zijn ongeveer als volgt te verdelen:
- Essay in een catalogus voor een galerie.
- Academische verhandeling: met filosofische en culturele verwijzingen.
- Culturele kritiek: fijne kunst en populaire afbeeldingen zijn gemixt.
- Conservatieve toespraak: schrijver declameert hoe kunst hoort te zijn.
- Filosofisch essay: schrijver toont de afwijking of trouw van de kunst aan filosofische
concepten.
- Descriptieve kunstkritiek: erg populair, moet lezers naar een werk brengen dat ze
niet echt bezoeken. Enthousiast en niet oordelend.
- Poëtische kunstkritiek: de taal zelf is wat telt.
Iedereen heeft zijn eigen idee om de huidige kunstkritiek te verbeteren. Mogelijke
oplossingen komen voort uit een vorm van nostalgie en verlangen naar momenten uit het
verleden. Hier volgens zeven voorbeelden van dat gegeven:
1. Kritiek moet worden teruggebracht naar de gouden eeuw van apolitieke
formalistische strengheid: teruggaan naar hoe je denkt dat iets ooit was is echter niet
aannemelijk voor hedendaagse kritiek.
2. Kritiek mist een krachtige stem: volgens Bell mist een sterke stem zoals bijvoorbeeld
Baudelaire. Ook dit argument van nostalgie is niet aannemelijk.
3. Kritiek heeft systematische regels nodig: Helmut Hungerford wilde schilderijen in
categorieën indelen met bepaalde standaarden. Dit is niet realistisch, omdat
kunstkritiek nooit georganiseerd is geweest.
4. Kritiek moet meer theoretisch worden: dit is niet op nostalgie en dogma’s gebaseerd
en lijkt een goed argument.
5. Kritiek moet serieus, complex en rigoureus zijn: dit kwam naar voren tijdens een
oktober overleg in 2001.
6. Kritiek moet een reflectie op oordelen worden, niet het paraderen van oordelen: dit
argument komt van Rosalind Krauss. Je kijkt naar wat er in het verleden over een
werk gezegd is. Een probleem is dat we leven in de toekomst en dat we in de
toekomst ook willen oordelen.
7. Op zijn minst moet een criticus af en toe een standpunt innemen: dit lijkt logisch,
maar het is precies wat in strijd is met hedendaagse kritiek.
Volgens de schrijver van het boek is het niet perse een goed idee om de kritiek te
veranderen. Wat wel belangrijk is om te begrijpen is de verandering van oordelen naar de
aantrekkingskracht van beschrijven.
Drie kwaliteiten die de schrijver kan waarderen in de hedendaagse kritiek:
1. Ambitieus oordeel: kunstkritiek is het beste als de schrijver openlijk ambitieus durft te
zijn. Bijvoorbeeld door het werk te vergelijken met eerder werk en door zijn oordelen
te vergelijken met eerdere oordelen. Ook als zichtbaar is dat de schrijver literatuur
heeft gelezen en hij/ zij opstaat tegen de last van het verleden door in het heden te
schrijven.
2. Reflectie op het oordeel zelf: het is goed als een schrijver een oordeel geeft en dan
de tijd neemt om dat oordeel te beoordelen.
3. Als kritiek belangrijk genoeg is om als geschiedenis te tellen en omgekeerd: de
schrijver zou graag zien dat recensies in andere werken geciteerd worden. Dat
recensies onderdeel van kunstgeschiedenis kunnen worden. Dat gebeurt nu alleen
, 5
als je van een oud werk wilt kijken hoe het door de jaren heen ontvangen is. En
andersom zou het goed zijn om het werk en de namen van kunsthistorici terug te
zien in recensies. Om dit te laten slagen is het belangrijk dat iedereen alles leest.
College 2: De geboorte van de kritiek in de Verlichting
Macarthur: Architecture and the Systems of the Arts or Kant on
Landscape Gardening
Van midden achttiende eeuw tot eind negentiende eeuw werd architectuur naast poëzie,
schilderen, etc geplaatst. Het was een kunst onder het huidige systeem. Een systeem van
Diderot, Immanuel Kant en andere. Tegenwoordig zien we deze systemen als
bureaucratisch en aristocratisch, omdat ze kunst indelen naar adelstand. Architectuur had in
deze systemen vaak een lage positie. De systemen verdienen aandacht, omdat ze in een
ander licht de problemen van het heden laten zien.
Deze problemen betreffen de aard van kunst in een zogenaamd post-medium conditie,
waarbij de materiële basis van de kunst grotendeels is losgeraakt van een concept van
medium.
De achttiende eeuwse systemen delen graag soorten kunst in naar mate van ‘serieusheid’.
Sommige van de daaropvolgende tegenstrijdigheden lijken logisch, andere laten onze
huidige categorieën vreemd en arbitrair lijken. Belangrijk van de systems of arts is dat ze
dateren van voor de filosofische esthetica en dus van voor een modern concept van kunst.
Het woord ‘art’ werd tot de Renaissance gebruikt om een hoeveelheid kennis of
vaardigheden aan te geven. Wat wij nu verbinden aan woorden als ‘art’ of ‘kunst’ is pas in de
achttiende eeuw ontstaan met de beaux arts, de fijne kunst. Het combineerde drie oude
ideeën:
- Het idee van een gestructureerde verdeling van kennis geërfd uit de oudheid en
ontwikkeld in het curriculum van de vrij kunsten van middeleeuwse scholen: trivium
(grammatica, logica en retorica) en quadrivium (rekenen, geometrie, muziek en
astrologie).
- Tweede idee is het idee van oude vooroordelen tegen handarbeid. Dat was werk van
slaven. Dit ontwikkelde als een onderscheiding tussen liberal and mechanical arts.
Trivium en quadrivium waren liberal arts. Ze werden vrijwillig gemaakt en het waren
geen gebruiksvoorwerpen of voorwerpen voor verkoop. Discussies over schoonheid
waren niet verbonden aan kunst, maar aan het menselijk lichaam en persoonlijke
schoonheid.
- Het derde oude idee is de oorsprong van onze huidige discussie: de metafoor van de
paragone, wedstrijd van de kunst. In de Renaissance gaven nieuw leven aan het
idee van ut pictura poesis, daarin zag Horace overeenkomsten tussen poëzie en
schilderen. Alberti herschrijft dit idee in De Pictura naar een vergelijking tussen
schilderen en beeldhouwen. Dit wordt een belangrijk onderwerp van discussies en
wedstrijden in de zestiende eeuw. De belangrijkste ontwikkeling uit deze klassieke
formule is Gotthold Ephraim Lessing’s Laokoon oder Über die Grenzen der Malerei
und Poesie. Daarin probeert hij de kracht van dichten en schilderen te laten zien in
navolging van ruimte en tijd met als doel het medium van elk te definiëren in
empirische termen en verder te gaan dan het eenvoudige contrast van hun
mogelijkheden.
Samenvatting Theorie en geschiedenis
van de journalistieke kritiek
Week 1 2
College 1: Inleiding. Kritiek? That's just like, your opinion, man 3
Elkin: what happened to art criticism 3
College 2: De geboorte van de kritiek in de Verlichting 5
Macarthur: Architecture and the Systems of the Arts or Kant on Landscape
Gardening 5
Kant: Critique of Aesthetic Judgement 7
Week 2 7
College 1: Romantiek en de kunstenaar van de moderne tijd 7
Saskia Pieterse: ‘Gij moogt niet schrijven, ik wil het niet, ik wil het niet’: het
revolutionaire streven van de Tachtigers 7
Charles Baudelaire: The painter of modern life and other essays 10
Lodewijk van Deyssel: Nieuw Holland 12
Lodewijk van Deyssel: Engelbert de Chateleux Indrukken van den dag 12
College 2: Romantiek, het schone en het sublieme 12
George Landow: Ruskin and Baudelaire on Art and Artist 12
Edmund Burke: Philosophical Enquiry into the origin of our ideas of the sublime and
beautiful 13
John Ruskin: Turner’s noblest work 14
Week 3 14
College 1: Authenticiteit in het tijdperk van technische reproduceerbaarheid 14
Allan Moore: Authenticity as authentication 14
Walter Benjamin: Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische
reproduceerbaarheid 16
Menno ter Braak: Cinema militans 17
Menno ter Braak: De moeder 17
Menno ter Braak: Metropolis 17
College 2: Kunstkritiek in het interbellum: ontaarde kunst en de politiek van de goede
smaak 17
Olaf Peters: Fear and Propaganda: National Socialism and the concept of
degenerate art 17
Eveline Vanfraussen: Ontbonden in dien stroom der puurste pracht 18
Johan Ponteyne: Tegen de decadenten 19
Week 4 20
College 1: Anti-kritische kritiek 20
William E. Cain: “Notes toward a history of Anti-criticism 20
Maaike Meijer: De paradox van de interpretatie 21
Gaston Franssen: de onbruikbaarheid van het verstand 21
, 2
College 2: Tentamen tussentoets 22
Week 5 22
College 1: Avant-gardes en institutionalisering 22
Stacey Prickett: Hip-Hop dance theatre in London: legitimising an art form 22
Peter Burger: The avant-garde as the self-criticism of art in bourgeois society 23
Jeroen Peeters: Een onmogelijke pas de deux: over kijken en schrijven in het tijdperk
van visuele cultuur 23
College 2: Postmodernisme en de viering van de kunstmatigheid 24
James Hoberman: Bad movies 24
Lawrence Grossberg: Rock, postmodernity and authenticity 24
Richard Brody: Why “The Room” Is a Better Movie Than James Franco’s “The
Disaster Artist” 25
Week 6 26
College 1: Geen college en geen voorbereiding 26
College 2: Gender en feminisme in de kunstkritiek 26
Andreas Huyssen: Mass culture as woman, Modernism’s other 26
Gill Hopper: The construction of women as Artists 27
Linda Nochlin: Eroticism and female imagery in nineteenth-century art 28
Week 7 28
College 1: in- en uitsluiting in de kunstkritiek 28
Judith A. Sebesta: Just ‘another Puerto Rican with a knife’? Racism and reception on
the ‘Great White Way’ 28
Cornel West: Black culture and postmodernism 28
Dick Zijp: een neutrale blik bestaat niet 29
College 2: gastcollege Joost de Vries 29
Joost de Vries: Echte pretentie 29
, 3
Week 1
College 1: Inleiding. Kritiek? That's just like, your opinion, man
Elkin: what happened to art criticism
Kunstkritiek bevindt zich in een crisis. De kracht van de kritiek verdwijnt langzaam richting de
achtergrond. Tegelijkertijd is kunstkritiek ook booming: trekt veel schrijvers en wordt
wereldwijd uitgegeven. Kritiek is echter niet zichtbaar in hedendaagse intellectuele debatten.
Bij het bezoeken van een tentoonstelling zijn er altijd brochures met daarin een essay. Ook
zijn er veel tijdschriften te koop. Maar deze worden niet gelezen door academische
kunsthistorici. Er is ook geen overzicht van hoeveel er geschreven wordt. Niemand weet
hoeveel musea er zijn en in databases is kunstkritiek niet als aparte categorie te vinden. Er
wordt enorm veel geschreven, maar toch is kunstkritiek bijna dood, omdat er maar weinig
mensen zijn die het serieus nemen. In een essay zal niet snel uit kunstkritiek geciteerd
worden.
Kunstkritiek heeft vaak alleen als doel om mensen naar een museum of galerie te lokken.
Het lijkt echter of de teksten volledig genegeerd worden. En als het gelezen wordt dan is het
kort: bijvoorbeeld door alleen belangrijke woorden te lezen. Of het te lezen, je eigen mening
te vormen en het dan weer te vergeten.
Het aantal galeries is ongeveer hetzelfde gebleven net als tijdschriften en catalogussen over
kunst. Kunstkritiek in kranten lijkt afgenomen te zijn ten opzichte van 100 jaar geleden. Zelfs
op internet is niet hetzelfde aantal artikelen als toen. Ook op televisie en radio is het
afgenomen. Aan het begin van de negentiende eeuw werden kunstcritici serieus genomen
door filosofen en schrijvers of zij waren zelf de critici. Zij waren de grondleggers van de
westerse kunstkritiek. Denis Diderot was zo’n grondlegger en één van de meest belangrijke
filosofen. Charles Baudelaire veranderde de Franse kunstgeschiedenis zoals geen andere
schrijver deed en hij was een onmisbaar dichter.
Wie tegenwoordig een grote naam in de kunstkritiek is is moeilijk te bepalen. De AICA: The
International Association of Critics of Art heeft 4000 leden en merken in zeventig landen.
Tegenwoordig zijn kunstcritici wel of niet universitair geschoold, maar geen van allen is
geschoold voor kunstkritiek. Het wordt niet gezien als een historisch vak, maar meer als
creatief schrijven. Dat er geen academische opleiding voor is maakt kunstkritiek niet minder
waardevol. De vrijheid van de kunstkritiek is dus groot en dat kan voor een lezer verwarrend
zijn. Ook valt kunstkritiek binnen veel verschillende disciplines. Een academische discipline
zorgt voor bewustzijn van collega’s en geeft een gevoel van de geschiedenis van eerdere
inspanningen. Het probleem van kunstkritiek is dat veel mensen het schrijven, maar dat er
geen gemeenschappelijke grond is.
Begin twintigste eeuw was kunstkritiek heel anders. Critici gaven meer om de geschiedenis
van de kunst en het was gebruikelijk om over een groter gebied na te denken. Tegenwoordig
durven critici minder out of the box te denken en blijven ze bij hun onderwerp. Vroeg
twintigste eeuwse Amerikaanse kunstcritici waren ook eigenwijs en zelfs strijdend. Het is niet
zo dat critici tegenwoordig minder eigenzinnig zijn, maar ze zijn wel minder ambitieus. Ze
bekijken slechts een werk in een isolatie. Ook is tegenwoordig beschrijven populairder dan
een mening geven.
, 4
Er zijn verschillende soorten artikelen te vinden binnen de kunstkritiek. Deze verschillende
soorten zijn ongeveer als volgt te verdelen:
- Essay in een catalogus voor een galerie.
- Academische verhandeling: met filosofische en culturele verwijzingen.
- Culturele kritiek: fijne kunst en populaire afbeeldingen zijn gemixt.
- Conservatieve toespraak: schrijver declameert hoe kunst hoort te zijn.
- Filosofisch essay: schrijver toont de afwijking of trouw van de kunst aan filosofische
concepten.
- Descriptieve kunstkritiek: erg populair, moet lezers naar een werk brengen dat ze
niet echt bezoeken. Enthousiast en niet oordelend.
- Poëtische kunstkritiek: de taal zelf is wat telt.
Iedereen heeft zijn eigen idee om de huidige kunstkritiek te verbeteren. Mogelijke
oplossingen komen voort uit een vorm van nostalgie en verlangen naar momenten uit het
verleden. Hier volgens zeven voorbeelden van dat gegeven:
1. Kritiek moet worden teruggebracht naar de gouden eeuw van apolitieke
formalistische strengheid: teruggaan naar hoe je denkt dat iets ooit was is echter niet
aannemelijk voor hedendaagse kritiek.
2. Kritiek mist een krachtige stem: volgens Bell mist een sterke stem zoals bijvoorbeeld
Baudelaire. Ook dit argument van nostalgie is niet aannemelijk.
3. Kritiek heeft systematische regels nodig: Helmut Hungerford wilde schilderijen in
categorieën indelen met bepaalde standaarden. Dit is niet realistisch, omdat
kunstkritiek nooit georganiseerd is geweest.
4. Kritiek moet meer theoretisch worden: dit is niet op nostalgie en dogma’s gebaseerd
en lijkt een goed argument.
5. Kritiek moet serieus, complex en rigoureus zijn: dit kwam naar voren tijdens een
oktober overleg in 2001.
6. Kritiek moet een reflectie op oordelen worden, niet het paraderen van oordelen: dit
argument komt van Rosalind Krauss. Je kijkt naar wat er in het verleden over een
werk gezegd is. Een probleem is dat we leven in de toekomst en dat we in de
toekomst ook willen oordelen.
7. Op zijn minst moet een criticus af en toe een standpunt innemen: dit lijkt logisch,
maar het is precies wat in strijd is met hedendaagse kritiek.
Volgens de schrijver van het boek is het niet perse een goed idee om de kritiek te
veranderen. Wat wel belangrijk is om te begrijpen is de verandering van oordelen naar de
aantrekkingskracht van beschrijven.
Drie kwaliteiten die de schrijver kan waarderen in de hedendaagse kritiek:
1. Ambitieus oordeel: kunstkritiek is het beste als de schrijver openlijk ambitieus durft te
zijn. Bijvoorbeeld door het werk te vergelijken met eerder werk en door zijn oordelen
te vergelijken met eerdere oordelen. Ook als zichtbaar is dat de schrijver literatuur
heeft gelezen en hij/ zij opstaat tegen de last van het verleden door in het heden te
schrijven.
2. Reflectie op het oordeel zelf: het is goed als een schrijver een oordeel geeft en dan
de tijd neemt om dat oordeel te beoordelen.
3. Als kritiek belangrijk genoeg is om als geschiedenis te tellen en omgekeerd: de
schrijver zou graag zien dat recensies in andere werken geciteerd worden. Dat
recensies onderdeel van kunstgeschiedenis kunnen worden. Dat gebeurt nu alleen
, 5
als je van een oud werk wilt kijken hoe het door de jaren heen ontvangen is. En
andersom zou het goed zijn om het werk en de namen van kunsthistorici terug te
zien in recensies. Om dit te laten slagen is het belangrijk dat iedereen alles leest.
College 2: De geboorte van de kritiek in de Verlichting
Macarthur: Architecture and the Systems of the Arts or Kant on
Landscape Gardening
Van midden achttiende eeuw tot eind negentiende eeuw werd architectuur naast poëzie,
schilderen, etc geplaatst. Het was een kunst onder het huidige systeem. Een systeem van
Diderot, Immanuel Kant en andere. Tegenwoordig zien we deze systemen als
bureaucratisch en aristocratisch, omdat ze kunst indelen naar adelstand. Architectuur had in
deze systemen vaak een lage positie. De systemen verdienen aandacht, omdat ze in een
ander licht de problemen van het heden laten zien.
Deze problemen betreffen de aard van kunst in een zogenaamd post-medium conditie,
waarbij de materiële basis van de kunst grotendeels is losgeraakt van een concept van
medium.
De achttiende eeuwse systemen delen graag soorten kunst in naar mate van ‘serieusheid’.
Sommige van de daaropvolgende tegenstrijdigheden lijken logisch, andere laten onze
huidige categorieën vreemd en arbitrair lijken. Belangrijk van de systems of arts is dat ze
dateren van voor de filosofische esthetica en dus van voor een modern concept van kunst.
Het woord ‘art’ werd tot de Renaissance gebruikt om een hoeveelheid kennis of
vaardigheden aan te geven. Wat wij nu verbinden aan woorden als ‘art’ of ‘kunst’ is pas in de
achttiende eeuw ontstaan met de beaux arts, de fijne kunst. Het combineerde drie oude
ideeën:
- Het idee van een gestructureerde verdeling van kennis geërfd uit de oudheid en
ontwikkeld in het curriculum van de vrij kunsten van middeleeuwse scholen: trivium
(grammatica, logica en retorica) en quadrivium (rekenen, geometrie, muziek en
astrologie).
- Tweede idee is het idee van oude vooroordelen tegen handarbeid. Dat was werk van
slaven. Dit ontwikkelde als een onderscheiding tussen liberal and mechanical arts.
Trivium en quadrivium waren liberal arts. Ze werden vrijwillig gemaakt en het waren
geen gebruiksvoorwerpen of voorwerpen voor verkoop. Discussies over schoonheid
waren niet verbonden aan kunst, maar aan het menselijk lichaam en persoonlijke
schoonheid.
- Het derde oude idee is de oorsprong van onze huidige discussie: de metafoor van de
paragone, wedstrijd van de kunst. In de Renaissance gaven nieuw leven aan het
idee van ut pictura poesis, daarin zag Horace overeenkomsten tussen poëzie en
schilderen. Alberti herschrijft dit idee in De Pictura naar een vergelijking tussen
schilderen en beeldhouwen. Dit wordt een belangrijk onderwerp van discussies en
wedstrijden in de zestiende eeuw. De belangrijkste ontwikkeling uit deze klassieke
formule is Gotthold Ephraim Lessing’s Laokoon oder Über die Grenzen der Malerei
und Poesie. Daarin probeert hij de kracht van dichten en schilderen te laten zien in
navolging van ruimte en tijd met als doel het medium van elk te definiëren in
empirische termen en verder te gaan dan het eenvoudige contrast van hun
mogelijkheden.