Hoofdstuk 1
1.1. Definitie psychologie
Psychologie is een wetenschap waarbij:
-het gedrag bestudeerd wordt
-gedragsevidentie gebruikt wordt om interne processen te begrijpen die grondslag gedrag zijn
Herman Ebbinghaus:
-een v.d. pioniers psychologie
-van het oudste onderwerp de nieuwste wetenschap
1.2. Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
Rede, intuïtie en geloof
Filosofie in het oude Griekenland:
-Griekse filosofen Plato & Aristoteles, universum & plaats v.d. mens
-Plato, menselijke ziel deel ware, ideale wereld. Echte kennis uit menselijke geest.
-Aristoteles, ware kennis niet op observatie, uitgaan van axioma’s (onwrikbare uitgangspunten)
De kerk:
-Vertaalden werken naar kerkelijke leer
De wetenschappelijke revolutie
Nieuwe manier van denken:
-16e-17e eeuw
-Ware kennis gebaseerd op systematische observatie & actief ingrijpen
Copernicaanse revolutie:
-Aarde niet centrum heelal
-Aarde draait rond de zon
Wetenschappelijke methode
Persoonlijke fout
Snelheid informatietransmissie zenuwen:
-1e psychofysiologische experiment
-Hermann von Helmholtz
Onderzoek van Donders:
-Mentale chronometrie = techniek psychologische processes informatieverwerking achterhalen
-a-reactie = eenzelfde reactie zelfde stimulus
-b-reactie = reactie met zowel discriminatie stimulus als keuze
-c-reactie = reactie met enkel discriminatie stimulus
Evolutietheorie
-19e eeuw, Charles Darwin
-Genetische variatie
-Natuurlijke selectie
1
,-Struggle for life
-Survival of the fittest
-Veranderde kijk op de mens
1.3. Ontstaan psychologie
Ontwikkelingen binnen de filosofie
Descartes: dualisme, rationalisme, nativisme & mechanische kijk op de wereld:
-Dualisme = mensen bestaan uit 2 onafhankelijke delen, lichaam & ziel. Ziel niet te bestuderen.
-Rationalisme = ware kennis gebaseerd op rede
-Nativisme = overtuiging mens aangeboren kennis
-Mechanische kijk: nieuwe overtuiging, menselijk lichaam wel wetenschappelijk te bestuderen
Empirisme i.p.v. rationalisme:
-Inhoud geest gevormd door zintuigelijke ervaringen met elkaar geassocieerd
-John Locke
-Menselijke kennis voort uit ervaringen met externe, voelbare voorwerpen en niet ideeën
-Associaties van ideeën
Psychologie als nieuwe wetenschap
Wundt & eerste laboratorium voor psychologie:
-Eerste psychologische labo, startpunt wetenschappelijke psychologie
-Wetenschappelijke psychologie = alliantie fysiologie & psychologie
-Introspectie = kijken naar eigen bewustzijn van binnenuit
-Structuralisme = door introspectie structuur bewustzijn ontdekken, sensaties, beelden en
gevoelens
Binet en de geboorte toegepaste psychologie:
-intelligentietest
Vertaling naar Amerikaanse context: functionalisme:
-Toegepaste psychologie
-William James
-Mentale processen als stream of consciousness
-Continue & dynamisch
Behaviorisme: hoe psychologie nog wetenschappelijker?
-Wetenschap van het gedrag
-John Watson
-Tegengestelde structuralisme & functionalisme
-Geïnspireerd door positivisme = natuurwet. beste manier wereld begrijpen
-Operationele definitie = iets definiëren a.d.h.v meetbare processen
-Onderscheid onafhankelijke en afhankelijke variabelen
-S-R-psychologie
-Wetenschappelijke theorie, beschrijven relatie afh. & onafh. variabelen (wisk. wet)
-Bewustzijn en geest niet te bestuderen
Freud & hermeneutische alternatief:
-Psychoanalyse
-Psychische stoornissen en onbewustzijn
-Verdringen bewustzijn oorzaak problemen
-Hermeneutiek = begrijpen verleden patiënt & interpreteren
2
,-Vrije associatie & droomanalyse
1.4. Onderzoeksmethoden in de psychologie
Observatie i.p.v. intuïtie & opinie
Belang literatuurstudie
Beschrijvend onderzoek
Naturalistische observatie:
-Gedrag systemisch geobserveerd in een natuurlijke context
-Reactieve gedragingen = aanwezigheid onderzoeker invloed geobserveerde gedrag
Vragenlijsten:
-Vragen stellen over onderwerp
-Sociale wenselijkheid
-Perceptie invuller
Interviews:
-Mondeling
-Gestructureerd = ondervragen vragenlijst met vaste vragen in bepaalde volgorde
-Ongestructureerd = vragen niet vastgelegd, maar verder gaan op wat ondervraagde zegt
-Veel gebruikt bij nieuwe onderwerpen om inzicht in factoren te krijgen
-Sociale wenselijkheid
Opiniepeilingen:
-Cruciaal: representatieve steekproef
-Sociale wenselijkheid
Psychologische tests:
-Gestandaardiseerde tests
-Betrouwbaar
Archiefdata:
-Analyses op bestaande data
Gevalstudies:
-Intensief, gedetailleerd onderzoek over 1 persoon of gebeurtenis
-Principes vinden die algemeen gelden
Kwalitatief onderzoek:
-Gesprek met cliënt diepgaand analyseren en interpreteren
-Focusgroep
Correlatieonderzoek
-Op zoek gaan naar verbanden tussen gegevens
Variabelen en correlatiecoëfficiënt:
-Variabele = elk kenmerk dat kan veranderen & gemeten worden
-Correlatie = mate waarin 2 variabelen samenhangen
-Correlatiecoëfficiënt = getal tussen -1,00 & +1,00 dat mate en richting verband uitdrukt
3
, Positieve correlatie & nulcorrelatie:
-Positieve correlatie = tussen +0,01 en +1,00, als een variabele toeneemt andere ook
-Nulcorrelatie = correlatie dicht bij 0,00 (bijna geen of geen verband)
Negatieve correlatie:
-Tussen -0,01 en -1,00
-Als 1 variabele afneemt, neemt andere toe en vice versa
Interpretatie correlatiecoëfficiënten:
-Beknopte manier om samenhang variabelen weer te geven
Correlaties maken het niet mogelijk oorzaak en gevolg te onderscheiden:
-Soms derde, onderliggende variabele die verband verklaart
Experimenteel onderzoek
Experimenten om oorzaken aan te tonen:
-Experimenteel onderzoek: onderzoekers manipuleren 1 of meer variabelen, effect op andere var.?
Voor het experiment
Hypothese formulieren
Hypothese in experiment gieten:
-Onafhankelijke variabele = variabele die onderzoeker manipuleert
-Afhankelijke variabele = gemeten door onderzoeker & afhankelijk van onafh. variabele
-Controlevariabelen = aspecten onderzoek constant gehouden door onderzoeker
-Operationaliseren variabelen = omzetten afh. & onafh. variabelen in meetbare handelingen
Data verzamelen & analyseren
Hypothese evalueren
Experimenten niet altijd mogelijk
Is wetenschap altijd juist?
-Niet alle uitspraken wetenschappers juist
Theorieën zijn gissingen
Perceptie bevat interpretatie
Fouten bij onderzoek:
-Interne validiteit = conclusies getrokken uit data zijn juist
-Externe validiteit = veralgemeenbaarheid onderzoeksresultaten
-Veldexperiment = controle in natuurlijke situatie & factoren variëren, invloed gedrag?
Convergerende evidentie
Voorspellingen en toeval:
-Theorieën doen uitspraken op groepsniveau, niet individuele gebeurtenissen
-Systematische component en toevalscomponent
-Correlatiecoëfficiënt
1) Verbanden tussen variabelen te onderzoeken
2) Om sterkte experimentele effecten weer te geven (effectgrootte)
4
1.1. Definitie psychologie
Psychologie is een wetenschap waarbij:
-het gedrag bestudeerd wordt
-gedragsevidentie gebruikt wordt om interne processen te begrijpen die grondslag gedrag zijn
Herman Ebbinghaus:
-een v.d. pioniers psychologie
-van het oudste onderwerp de nieuwste wetenschap
1.2. Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
Rede, intuïtie en geloof
Filosofie in het oude Griekenland:
-Griekse filosofen Plato & Aristoteles, universum & plaats v.d. mens
-Plato, menselijke ziel deel ware, ideale wereld. Echte kennis uit menselijke geest.
-Aristoteles, ware kennis niet op observatie, uitgaan van axioma’s (onwrikbare uitgangspunten)
De kerk:
-Vertaalden werken naar kerkelijke leer
De wetenschappelijke revolutie
Nieuwe manier van denken:
-16e-17e eeuw
-Ware kennis gebaseerd op systematische observatie & actief ingrijpen
Copernicaanse revolutie:
-Aarde niet centrum heelal
-Aarde draait rond de zon
Wetenschappelijke methode
Persoonlijke fout
Snelheid informatietransmissie zenuwen:
-1e psychofysiologische experiment
-Hermann von Helmholtz
Onderzoek van Donders:
-Mentale chronometrie = techniek psychologische processes informatieverwerking achterhalen
-a-reactie = eenzelfde reactie zelfde stimulus
-b-reactie = reactie met zowel discriminatie stimulus als keuze
-c-reactie = reactie met enkel discriminatie stimulus
Evolutietheorie
-19e eeuw, Charles Darwin
-Genetische variatie
-Natuurlijke selectie
1
,-Struggle for life
-Survival of the fittest
-Veranderde kijk op de mens
1.3. Ontstaan psychologie
Ontwikkelingen binnen de filosofie
Descartes: dualisme, rationalisme, nativisme & mechanische kijk op de wereld:
-Dualisme = mensen bestaan uit 2 onafhankelijke delen, lichaam & ziel. Ziel niet te bestuderen.
-Rationalisme = ware kennis gebaseerd op rede
-Nativisme = overtuiging mens aangeboren kennis
-Mechanische kijk: nieuwe overtuiging, menselijk lichaam wel wetenschappelijk te bestuderen
Empirisme i.p.v. rationalisme:
-Inhoud geest gevormd door zintuigelijke ervaringen met elkaar geassocieerd
-John Locke
-Menselijke kennis voort uit ervaringen met externe, voelbare voorwerpen en niet ideeën
-Associaties van ideeën
Psychologie als nieuwe wetenschap
Wundt & eerste laboratorium voor psychologie:
-Eerste psychologische labo, startpunt wetenschappelijke psychologie
-Wetenschappelijke psychologie = alliantie fysiologie & psychologie
-Introspectie = kijken naar eigen bewustzijn van binnenuit
-Structuralisme = door introspectie structuur bewustzijn ontdekken, sensaties, beelden en
gevoelens
Binet en de geboorte toegepaste psychologie:
-intelligentietest
Vertaling naar Amerikaanse context: functionalisme:
-Toegepaste psychologie
-William James
-Mentale processen als stream of consciousness
-Continue & dynamisch
Behaviorisme: hoe psychologie nog wetenschappelijker?
-Wetenschap van het gedrag
-John Watson
-Tegengestelde structuralisme & functionalisme
-Geïnspireerd door positivisme = natuurwet. beste manier wereld begrijpen
-Operationele definitie = iets definiëren a.d.h.v meetbare processen
-Onderscheid onafhankelijke en afhankelijke variabelen
-S-R-psychologie
-Wetenschappelijke theorie, beschrijven relatie afh. & onafh. variabelen (wisk. wet)
-Bewustzijn en geest niet te bestuderen
Freud & hermeneutische alternatief:
-Psychoanalyse
-Psychische stoornissen en onbewustzijn
-Verdringen bewustzijn oorzaak problemen
-Hermeneutiek = begrijpen verleden patiënt & interpreteren
2
,-Vrije associatie & droomanalyse
1.4. Onderzoeksmethoden in de psychologie
Observatie i.p.v. intuïtie & opinie
Belang literatuurstudie
Beschrijvend onderzoek
Naturalistische observatie:
-Gedrag systemisch geobserveerd in een natuurlijke context
-Reactieve gedragingen = aanwezigheid onderzoeker invloed geobserveerde gedrag
Vragenlijsten:
-Vragen stellen over onderwerp
-Sociale wenselijkheid
-Perceptie invuller
Interviews:
-Mondeling
-Gestructureerd = ondervragen vragenlijst met vaste vragen in bepaalde volgorde
-Ongestructureerd = vragen niet vastgelegd, maar verder gaan op wat ondervraagde zegt
-Veel gebruikt bij nieuwe onderwerpen om inzicht in factoren te krijgen
-Sociale wenselijkheid
Opiniepeilingen:
-Cruciaal: representatieve steekproef
-Sociale wenselijkheid
Psychologische tests:
-Gestandaardiseerde tests
-Betrouwbaar
Archiefdata:
-Analyses op bestaande data
Gevalstudies:
-Intensief, gedetailleerd onderzoek over 1 persoon of gebeurtenis
-Principes vinden die algemeen gelden
Kwalitatief onderzoek:
-Gesprek met cliënt diepgaand analyseren en interpreteren
-Focusgroep
Correlatieonderzoek
-Op zoek gaan naar verbanden tussen gegevens
Variabelen en correlatiecoëfficiënt:
-Variabele = elk kenmerk dat kan veranderen & gemeten worden
-Correlatie = mate waarin 2 variabelen samenhangen
-Correlatiecoëfficiënt = getal tussen -1,00 & +1,00 dat mate en richting verband uitdrukt
3
, Positieve correlatie & nulcorrelatie:
-Positieve correlatie = tussen +0,01 en +1,00, als een variabele toeneemt andere ook
-Nulcorrelatie = correlatie dicht bij 0,00 (bijna geen of geen verband)
Negatieve correlatie:
-Tussen -0,01 en -1,00
-Als 1 variabele afneemt, neemt andere toe en vice versa
Interpretatie correlatiecoëfficiënten:
-Beknopte manier om samenhang variabelen weer te geven
Correlaties maken het niet mogelijk oorzaak en gevolg te onderscheiden:
-Soms derde, onderliggende variabele die verband verklaart
Experimenteel onderzoek
Experimenten om oorzaken aan te tonen:
-Experimenteel onderzoek: onderzoekers manipuleren 1 of meer variabelen, effect op andere var.?
Voor het experiment
Hypothese formulieren
Hypothese in experiment gieten:
-Onafhankelijke variabele = variabele die onderzoeker manipuleert
-Afhankelijke variabele = gemeten door onderzoeker & afhankelijk van onafh. variabele
-Controlevariabelen = aspecten onderzoek constant gehouden door onderzoeker
-Operationaliseren variabelen = omzetten afh. & onafh. variabelen in meetbare handelingen
Data verzamelen & analyseren
Hypothese evalueren
Experimenten niet altijd mogelijk
Is wetenschap altijd juist?
-Niet alle uitspraken wetenschappers juist
Theorieën zijn gissingen
Perceptie bevat interpretatie
Fouten bij onderzoek:
-Interne validiteit = conclusies getrokken uit data zijn juist
-Externe validiteit = veralgemeenbaarheid onderzoeksresultaten
-Veldexperiment = controle in natuurlijke situatie & factoren variëren, invloed gedrag?
Convergerende evidentie
Voorspellingen en toeval:
-Theorieën doen uitspraken op groepsniveau, niet individuele gebeurtenissen
-Systematische component en toevalscomponent
-Correlatiecoëfficiënt
1) Verbanden tussen variabelen te onderzoeken
2) Om sterkte experimentele effecten weer te geven (effectgrootte)
4