Basisbegrippen van de menselijke anatomie
Inleidende begrippen van menselijke anatomie
Bestudeert kenmerken van het menselijk lichaam met het blote oog zichtbaar:
-Uitwendige/oppervlakkige anatomie
-Regionale/topografische anatomie
-Systematische anatomie
11-tal orgaanstelsels:
-Huid
-Beenderstelsel & gewrichten
-Spierstelsel
-Zenuwstelsel
-Hormoonstelsel
-Cardio-vasculair stelsel
-Ademhalingsstelsel
-Lymfevatenstelsel
-Spijsverteringsstelsel
-Urinair stelsel
-Voortplantingsstelsel (mannelijk/vrouwelijk)
Anatomische positie = houding mens waarop we de anatomie bestuderen . Recht, handen naast
lichaam en handpalmen ventraal en voeten evenwijdig in saggitale vlak naast elkaar.
Anatomische oriëntatiepunten/gebieden:
-Cephalon - cefaal gebied = hoofd
-Cervix - cervicaal gebied = hals
-Thorax - thoracaal gebied = borstkas
-Mama - mammair gebied = borsttreek
-Abdomen - abdominaal gebied = buik
-Pelvis - plevien gebied = bekken
-Umbillicus - umbillicaal = navel
-Pubis - pubisch = schaamstreek
-Dorsum - dorsaal = rug
-Lumbaal = onderrug
-Inguinum - inguinaal = liesstreek
-Gluteum - gluteaal = billen
-Axilla - axillair = oksel
-Brachium - brachiaal = arm
-Olecranon - olecranisch = elleboog
-Manus - manueel = hand
-Palmair = handpalm
-Carpus - carpal = pols
-Digiti - digitaal = vingers
-Crus - cruraal = been
-Patella - patellair = knieschijven
-Popliteus - popliteaal = knieholte
-Suraal = kuiten
-Pes - pedaal = voet
-Tarsus - tarsaal = enkel
-Calcaneus - calcaneaal = hiel
-Digiti - digitaal = tenen
-Plantair = voetzool
Abdominopelviene kwadranten
1
,Anatomische doorsnedes, 3 primaire:
-Transversale vlak = loodrecht op cranio-caudale as, verdeelt lichaam in boven & onder
-Frontale vlak/coronale vlak = loodrecht dorso-ventrale as, ventraal en dorsaal deel
-Saggitale vlak = loodrecht latero-laterale as, linker en rechter helft.
Midsaggitale = mediane vlak
Mediaal = naar het midden toe
Lateraal = naar zijkant
Superior = aan bovenzijde
Inferior = aan onderzijde
Anterior = aan voorzijde = buikzijde
Rostraal = zijde hoofd
Posterior = achterzijde = rugzijde
Ventraal = buikzijde
Dorsaal = rugzijde
Caudaal = ‘staart’ zijde = inferior
Cranial = schedelzijde = superior
Proximaal = dichtbij t.o.v. referentiepunt
Distaal = verder weg van referentiepunt
Centraal = in omgeving van of in midden
Perifeer = naar de buitenkant toe of aan oppervlak
Extern = naar buitenkant
Intern = naar binnenkant
Ulnair = naar kant ellepijp
Radiaal = naar kant spaakbeen
Tibiaal = kant scheenbeen
Fibulair = kant kuitbeen
Palmair = kant handpalm
Plantair = kant voetzool
Lichaamsholten of caviteiten (body cavities):
-Dorsale = hersenen en ruggenmerg. Cavitas craniale & spinale in schedel en wervelkolom
-Ventrale = 2 delen: thoracale en abdominale. Afgegrensd door fijn sereus membraan. Deel
op organen = viscerale serosa, deel niet = pariëtale serosa
Thoracale lichaamsholten:
-Hartzak = pericard
-Longzakje = beter longvliezen = pleurae
-Buikvlies = peritoneum
Reeks kleinere:
-Orale caviteit
-Digestieve caviteit (slokdarm tot rectum)
-Nasale & sinusale caviteit (neusholte en bijneusholten)
-Orbitale caviteit (oogkas)
-Middenoor caviteit
-Synoviale caviteit (in de gewrichten- geen contact met buitenwereld)
-Vesicale caviteit (blaas)
-Uterine/vaginale caviteit
1. Klinische anatomie, klinisch onderzoek, beeldvorming en chirurgisch
onderzoek
Beeldvormende technieken :
2
, -Niet-invasief
-Minimaal invasief
-Invasief
1.1. Niet invasief onderzoek beeldvormend anatomisch onderzoek
1.1.1. Conventionele radiologie (X-stralen)
Contraststoffen voor bloedvaten —> angiografie
Nadelen:
-Beeldvorming weke delen matige kwaliteit <—> prima kwaliteit bij botten
-Beelden twee dimensioneel —> foto’s in verschillende richtingen nemen
Functionele beeldvorming met contraststof kan ook —> seriële foto’s met slikfunctie-test
1.1.2. Computed axial tomography of CT-scan
Beeldvorming = primair axiaal = reeks plaatjes volgens craniocaudale as
Zeer gedetailleerd ook bij weke delen
Contraststof veel gebruikt
Bloedvaten bestudeerd = CT-angiografie
1.1.3. Magnetische resonantie (imaging) of MRI-scan
Geen X-stralen
Onderscheidt weefsels op basis waterinhoud
1.1.4. Nucleair geneeskundige beeld-technieken: PET en SPECT
1.1.5. Echografie of ultrasonografie
1.2. Minimaal invasie onderzoek: endoscopie
Endoscopie = arts met kijk-instrument inwendig onderzoek verricht
1.3. Invasief onderzoek
2. Algemene anatomie van de orgaansystemen
2.1. Huid (integument)
Huid = jas voor organisme, waterdicht, uitrekbaar, afwasbaar en zelf-herstellend
Bedekt hele lichaam
Functie:
-Beschermt tegen chemische, microbiologische en fysische agressie
-Helpt homeostase in stand te houden
-Bevat veel sensoriële zenuwen
-Metabole functies
Bestaat uit 2 lagen:
-Epidermis = buitenste laag, bestaat uit epitheelcellen
-Dermis = ligt net onder epidermis, voornamelijk bindweefsel
Hypodermis = subcutane weefsel, behoort niet tot huid maar tot bedekkende vliezen (fasciae).
Bestaat voornamelijk uit onderhuids vetweefsel
Huidkleur bepaald door pigmenten: melanine, caroteen en hemoglobine
Melanocyt = cel die melanine aanmaakt
Caroteen = oranje en accumuleert in vet hypodermis + vitamine a voor zicht
3
Inleidende begrippen van menselijke anatomie
Bestudeert kenmerken van het menselijk lichaam met het blote oog zichtbaar:
-Uitwendige/oppervlakkige anatomie
-Regionale/topografische anatomie
-Systematische anatomie
11-tal orgaanstelsels:
-Huid
-Beenderstelsel & gewrichten
-Spierstelsel
-Zenuwstelsel
-Hormoonstelsel
-Cardio-vasculair stelsel
-Ademhalingsstelsel
-Lymfevatenstelsel
-Spijsverteringsstelsel
-Urinair stelsel
-Voortplantingsstelsel (mannelijk/vrouwelijk)
Anatomische positie = houding mens waarop we de anatomie bestuderen . Recht, handen naast
lichaam en handpalmen ventraal en voeten evenwijdig in saggitale vlak naast elkaar.
Anatomische oriëntatiepunten/gebieden:
-Cephalon - cefaal gebied = hoofd
-Cervix - cervicaal gebied = hals
-Thorax - thoracaal gebied = borstkas
-Mama - mammair gebied = borsttreek
-Abdomen - abdominaal gebied = buik
-Pelvis - plevien gebied = bekken
-Umbillicus - umbillicaal = navel
-Pubis - pubisch = schaamstreek
-Dorsum - dorsaal = rug
-Lumbaal = onderrug
-Inguinum - inguinaal = liesstreek
-Gluteum - gluteaal = billen
-Axilla - axillair = oksel
-Brachium - brachiaal = arm
-Olecranon - olecranisch = elleboog
-Manus - manueel = hand
-Palmair = handpalm
-Carpus - carpal = pols
-Digiti - digitaal = vingers
-Crus - cruraal = been
-Patella - patellair = knieschijven
-Popliteus - popliteaal = knieholte
-Suraal = kuiten
-Pes - pedaal = voet
-Tarsus - tarsaal = enkel
-Calcaneus - calcaneaal = hiel
-Digiti - digitaal = tenen
-Plantair = voetzool
Abdominopelviene kwadranten
1
,Anatomische doorsnedes, 3 primaire:
-Transversale vlak = loodrecht op cranio-caudale as, verdeelt lichaam in boven & onder
-Frontale vlak/coronale vlak = loodrecht dorso-ventrale as, ventraal en dorsaal deel
-Saggitale vlak = loodrecht latero-laterale as, linker en rechter helft.
Midsaggitale = mediane vlak
Mediaal = naar het midden toe
Lateraal = naar zijkant
Superior = aan bovenzijde
Inferior = aan onderzijde
Anterior = aan voorzijde = buikzijde
Rostraal = zijde hoofd
Posterior = achterzijde = rugzijde
Ventraal = buikzijde
Dorsaal = rugzijde
Caudaal = ‘staart’ zijde = inferior
Cranial = schedelzijde = superior
Proximaal = dichtbij t.o.v. referentiepunt
Distaal = verder weg van referentiepunt
Centraal = in omgeving van of in midden
Perifeer = naar de buitenkant toe of aan oppervlak
Extern = naar buitenkant
Intern = naar binnenkant
Ulnair = naar kant ellepijp
Radiaal = naar kant spaakbeen
Tibiaal = kant scheenbeen
Fibulair = kant kuitbeen
Palmair = kant handpalm
Plantair = kant voetzool
Lichaamsholten of caviteiten (body cavities):
-Dorsale = hersenen en ruggenmerg. Cavitas craniale & spinale in schedel en wervelkolom
-Ventrale = 2 delen: thoracale en abdominale. Afgegrensd door fijn sereus membraan. Deel
op organen = viscerale serosa, deel niet = pariëtale serosa
Thoracale lichaamsholten:
-Hartzak = pericard
-Longzakje = beter longvliezen = pleurae
-Buikvlies = peritoneum
Reeks kleinere:
-Orale caviteit
-Digestieve caviteit (slokdarm tot rectum)
-Nasale & sinusale caviteit (neusholte en bijneusholten)
-Orbitale caviteit (oogkas)
-Middenoor caviteit
-Synoviale caviteit (in de gewrichten- geen contact met buitenwereld)
-Vesicale caviteit (blaas)
-Uterine/vaginale caviteit
1. Klinische anatomie, klinisch onderzoek, beeldvorming en chirurgisch
onderzoek
Beeldvormende technieken :
2
, -Niet-invasief
-Minimaal invasief
-Invasief
1.1. Niet invasief onderzoek beeldvormend anatomisch onderzoek
1.1.1. Conventionele radiologie (X-stralen)
Contraststoffen voor bloedvaten —> angiografie
Nadelen:
-Beeldvorming weke delen matige kwaliteit <—> prima kwaliteit bij botten
-Beelden twee dimensioneel —> foto’s in verschillende richtingen nemen
Functionele beeldvorming met contraststof kan ook —> seriële foto’s met slikfunctie-test
1.1.2. Computed axial tomography of CT-scan
Beeldvorming = primair axiaal = reeks plaatjes volgens craniocaudale as
Zeer gedetailleerd ook bij weke delen
Contraststof veel gebruikt
Bloedvaten bestudeerd = CT-angiografie
1.1.3. Magnetische resonantie (imaging) of MRI-scan
Geen X-stralen
Onderscheidt weefsels op basis waterinhoud
1.1.4. Nucleair geneeskundige beeld-technieken: PET en SPECT
1.1.5. Echografie of ultrasonografie
1.2. Minimaal invasie onderzoek: endoscopie
Endoscopie = arts met kijk-instrument inwendig onderzoek verricht
1.3. Invasief onderzoek
2. Algemene anatomie van de orgaansystemen
2.1. Huid (integument)
Huid = jas voor organisme, waterdicht, uitrekbaar, afwasbaar en zelf-herstellend
Bedekt hele lichaam
Functie:
-Beschermt tegen chemische, microbiologische en fysische agressie
-Helpt homeostase in stand te houden
-Bevat veel sensoriële zenuwen
-Metabole functies
Bestaat uit 2 lagen:
-Epidermis = buitenste laag, bestaat uit epitheelcellen
-Dermis = ligt net onder epidermis, voornamelijk bindweefsel
Hypodermis = subcutane weefsel, behoort niet tot huid maar tot bedekkende vliezen (fasciae).
Bestaat voornamelijk uit onderhuids vetweefsel
Huidkleur bepaald door pigmenten: melanine, caroteen en hemoglobine
Melanocyt = cel die melanine aanmaakt
Caroteen = oranje en accumuleert in vet hypodermis + vitamine a voor zicht
3