samenvatting filosofie van de relationele zorg

FILOSOFIE VAN DE RELATIONELE ZORG 2
1 WAT IS HET BELANG VAN HET SYSTEEMDENKEN EN HET CONTEXTUEEL DENKEN BINNEN DE
RELATIONELE VISIE VAN VERPLEEGKUNDE?
 In andere OLA’s werd de focus gelegd op de mens die in relatie gaat. Dit wordt nu uitgebreid met de context .
 Willen we goede zorg verlenen dan is het van belang dat we begrijpen hoe de relatie zich afspeelt tussen zorgverlener
en zorgontvanger.
 Deze relatie wordt beinvloed door de context van beide ( zorgontvanger en verlener).
 Het systeem denken en contextuele benadering biedt inzichten en taal om deze dynamieken te herkennen en een
plaats te geven
 Op die manier kunnen we bepaalde gedragingen zonder oordeel een plaats geven.

2 SYSTEEMDENKEN
2.1 SYSTEEMTHEORIE
het systeemdenken situeren binnen de relationele visie van verpleegkunde;
 Het systeem denken biedt ons een manier van kijken naar en omgaan met de individu– overstijgende sociale systemen
zoals bv. Het gezin en communicatiepatronen.
 Door deze manier van kijken kunnen we actueel gedrag van een zorgontvanger leren begrijpen.
 Het biedt een kader om de persoon te benaderen en in het hier en nu goede zorg te kunnen verlenen.
 Omdat we kijken naar de relatie sluit dit nauw aan bij de relationele visie op vpk.

2.2 DEFINITIE BEGRIP SYSTEEM
= Een systeem is een samenspel van individuen en van betrekkingen tussen die individuen , dat als geheel functioneert
door de onderlinge afhankelijkheid van de individuen en dat voor de betrokken individuen bepaalde functies vervult
 De kern van een systeem wordt niet door eigenschappen van het individu gevormd maar door
o de relaties die deze individuen onderling met elkaar onderhouden
o Het patroon dat die relaties met elkaar vormen
o Er is een structuur

2.3 KERNBEGRIPPEN : ‘KADER’ EN ‘CONTEXT’
= Het gaat erover dat we het individu bekijken in een breder kader , we passen een bredere blik toe en plaatsten dit in de
context van het individu. We krijgen een beter begrip van de sociale werkelijkheid.

2.4 BELANGRIJKSTE UITGANGSPUNTEN
2.4.1 HET GEHEEL IS MEER DAN DE SOM VAN INDIVIDUEN (=DELEN)
 het systeem heeft een eigen karakter dat niet is te herleiden tot de eigenschappen van de individuen (delen).
 Binnen het systeem zijn de individuen afhankelijk van elkaar
 Als er in het systeem iets veranderd komt het ganse systeem in beweging
2.4.2 HET SYSTEEM BEPAALT IN BELANGRIJKE MATE HET GEDRAG VAN DE INDIVIDUEN
 Ieder gedrag van het individu wordt bepaald door het systeem en de omgeving
 Vb. werken in een team dat het beste in je naar boven haalt of net niet

2.4.3 HET SYSTEEM PROBEERT ZICH OP ALLERLEI MANIEREN AAN TE PASSEN AAN ZIJN OMGEVING,
OMDAT HET WIL OVERLEVEN
 Vb. een organisatie past haar doelen aan zodat deze voldoen aan de behoefte van de samenleving

2.4.4 EEN SYSTEEM HEEFT DE EIGENSCHAP ZICHZELF TE HANDHAVEN EN TE BLIJVEN VOORTBESTAAN
WANNEER HET EIGENLIJK GEEN RECHT VAN BESTAAN MEER HEEFT
 VB. Een eerste lijnsorganisatie werd overbodig toen de regering bepaalde dat de hulpverlening aan allochtonen
vanaf een bepaald moment tot de reguliere taken van het algemeen maatschappelijk werk zou gaan behoren. De
instelling heeft zichzelf toen gepositioneerd als een tweedelijnsinstelling, die zich ten doel stelde de deskundigheid
te bevorderen van eerstelijnszorgverleners op het gebied van de hulpverlening aan allochtonen