1. Welke van de onderstaande persoonlijkheidsstoornissen is het MINST
prevalent?
A) Antisocial
B) Borderline
C) Narcissistic
D) Histrionic
2. Bij welke persoonlijkheidsstoornis zie je vaker vrouwelijke patiënten?
A) Narcissistic
B) Avoidant
C) Dependent
D) Obsessive-compulsive
3. Welk criterium hoort NIET bij histrionic PD?
A) Is veel bezig met fantasieën over ongelimiteerd succes, macht,
pracht,
schoonheid of ideale liefde
B) Is oncomfortabel in situaties waarin hij/zij niet in het middelpunt van
de
aandacht staat
C) Vertoont snel veranderende en oppervlakkige uitdrukking van
emoties
D) Ziet relaties als meer intiem dan ze werkelijk zijn
4. Sommigen geloven dat persoonlijkheidsstoornissen ontwikkelen als een
resultaat van een langdurende As-I stoornis. Welk model komt hiermee
overeen?
A) Attenuation model
B) Complication model
C) Continuity model
D) Vulnerability model
5. Voor welk cluster is de grootste erfelijkheid gevonden?
A) Cluster A
B) Cluster B
C) Cluster C
6. Bij cluster A zie je vooral:
A) Lage reward dependence
B) Hoge novelty seeking
C) Lage self-directedness
D) Hoge harm avoidance
7. Wat is de meest voorkomende manier van zelfmutilatie?
A) Aan wonden plukken
B) Bijten
C) Snijden