Samenvatting Innovatiemanagement H1 + H2

Innovatiemanagement; Bart
Bossink
Hoofdstuk 1. Management van innovatie
1.1. Inleiding
 Innovatie = vernieuwing in en door organisaties  is beheersbaar, bestuurbaar en organiseerbaar 
is een managementontwerp.
 Innovatiemanagement: het (1) beheersen, coördineren en richten van de activiteiten waarmee een
(2) organisatie diens (3) voortbrengingsprocessen en de daaruit voortvloeiende (4) producten en
diensten ten behoeve van (5) afnemers (6) vernieuwt en verbetert:
1. Beheersen, coördineren en richten van activiteiten;
2. Organisatie;
3. Voortbrengingsprocessen;
4. Producten en diensten;
5. Afnemers;
6. Vernieuwen en verbeteren.
 Innovatietypes, Bessant en Tidd (2007):
1. Productinnovatie:
 Verbeteren en vernieuwen van producten en diensten en combinaties van deze  vaak
onlosmakelijk met elkaar verbonden  product-dienst combinaties.
2. Procesinnovatie:
 Verbeteren en vernieuwen van voortbrengingsprocessen (activiteit die het bedrijf uitvoert
om producten, diensten en combinaties van beide te produceren)  voortbrengingsproces
als keten van activiteiten  elke verbetering en vernieuwing van deze activiteiten in de
activiteitenketen wordt als procesinnovatie aangeduid.
3. Positioneringsinnovatie:
 Verbeteren en vernieuwen van de plek/positie die de organisatie inneemt in de markt en
maatschappij  ook wel markt- of commerciële innovatie.
 3 manieren om de marktpositie van het bedrijf te verbeteren:
1. Stem producten en diensten beter op de vraag af;
2. Kies voor een andere benadering van de doelgroep;
3. Richt je op een nieuwe doelgroep.
4. Paradigma-innovatie:
 Verbeteren en vernieuwen van de wijze waarop een organisatie haar bestaansrecht
organiseert en inkadert  wijze van kijken naar wat de organisatie doet en wijze waarop
het afnemers ten dienste staat  voorbeeld: naast het oude paradigma, vliegen als luxe
dienst, is er een nieuwe paradigma geïntroduceerd, vliegen als koopje: vliegmaatschappijen
die opereren binnen het eerste paradigma, zijn zich ook gaan richten op het tweede
paradigma.


Innovatie en uitvinding
 Verschil innovatie en uitvinding: een uitvinding/vinding is vaak onderdeel van een innovatie.
 Verschillende definities van uitvinding en innovatie (Kotsemir en Abrosnik, 2013):

Innovatie Uitvinding
De introductie van een verandering d.m.v. iets Een idee is een uitvinding als het blijkt te werken
nieuws. in een laboratorium of test situatie.
Uitvinding wordt een innovatie wanneer het als De creatie van een nieuw mechanisme of principe
product of dienst kan worden vermenigvuldigd op op basis waarvan potentieel nieuwe producten en
een behoorlijke schaal en tegen redelijke kosten. diensten kunnen worden gebaseerd.

, De commerciële exploitatie van een idee d.m.v. Staat op zichzelf, hoeft geen bruikbare klanten of
het toevoegen van waarde voor klanten en gebruikerswens te vervullen en omvat ook niet de
gebruikers; ook zonder uitvinding kan innovatie exploitatie van het idee in markt of maatschappij.
tot stand komen.
Verschillende visies op innovatie en innovatiemanagement
 Vier verschillende soorten van kijken naar innovatie (Kotsemir en Abroskin, 2013):
1. De klassieke visie:
 Bijvoorbeeld de indeling van product-, proces-, positionerings- en paradigma-innovatie.
2. De nieuwe visie:
 Vaak een soort innovatie die door een schrijver van een boek is geïntroduceerd  ze
beogen zo een originele vlag op hun slechts deels nieuwe lading te planten.
3. De gradatievisie:
 Beschrijven innovatie trapsgewijs  met behulp van deze gradatievisie is het mogelijk om
innovatie-ontwikkeling in bedrijven, bedrijfstakken, landen en zelfs globaal te beschrijven
en te analyseren.
4. De tweedelingenvisie:
 Maakt gebruik van de tegenstelling als ordenend mechanisme  innovatievormen worden
tegenover elkaar geplaatst, als twee tegengestelde en elkaar uitsluitende vormen van
innovatie  veronderstelt een schaal waarop innovaties plaatsvinden en veronderstelt dat
twee typen innovatie tegenover elkaar kunnen worden gesteld. Nadeel: er is vaak helemaal
geen sprake van een exacte tegenstelling tussen verschillende innovatietypes.
 Nadeel van gradatievisie en tweedelingenvisie: de verschillende types innovatie zijn vaak helemaal
niet zo eenvoudig te onderscheiden en vallen vaak deels met elkaar samen.


1.2. Het innovatiemanagementmodel
 Innovatiemanagement: een proces waarin allereerst een idee moet ontstaan  het ideatieproces.


Ideatieprocessen, creatieprocessen en omgevingsfactoren
 Ideatieproces: het genereren, ontwikkelen en verspreiden van nieuwe ideeën, concepten en plannen
die de basis vormen voor innovaties.
 Creatieproces: het omzetten van ideeën, concepten en plannen in nieuwe of verbeterde
levensvatbare producten, diensten en processen die opschaalbaar en winstgevend zijn.
 Ideatie- en creatieprocessen zijn beide nodig en kunnen in wisselwerking met elkaar leiden tot
innovaties  vindt plaats in organisaties en wordt beïnvloed door een omgeving waarin zich allerlei
ontwikkelingen voordoen.
 Omgevingsfactoren: de invloed die onderdelen en aspecten van de buitenwereld uitoefenen op de
ideatie- en creatieprocessen van de organisatie.

Het innovatieproces: ideatie, creatie en omgeving
 Ideatieprocessen vormen de kern van het innovatieproces  deze ideatieprocessen interacteren met
de creatieprocessen  de omgeving oefent invloed uit op de ideatie- en creatieprocessen.
 De onderbroken lijn symboliseert de interactie en onderlinge wisselwerking.
 Roy Rothwell (1994): komt o.b.v. een analyse van de verstreken jaren tot een indeling in vijf
generaties van denken over innovatiemanagement.




Omgeving
Creatie
Ideatie