DSM-V
Dissociatieve stoornissen = een verstoring/discontinuïteit in de normale integratie van bewustzijn,
geheugen, identiteit, emotie, perceptie, body representation, motorische controle en gedrag.
Dissociatieve symptomen worden gezien als:
a) ongenodigde intrusies in het bewustzijn en gedrag, met verlies van continuïteit in
subjectieve ervaring (‘’positieve symptomen, zoals depersonalisatie/derealisatie &
fragmentatie van de identiteit)
b) onvermogen om informatie te verkrijgen of mentale functies te controleren die normaal
gesproken wel tot beschikking zijn/te controleren zijn (‘’negatieve’’ symptomen zoals
amnesie)
Deze stoornissen ontstaan vaak door trauma en de symptomen worden beïnvloed door de
proximity naar het trauma
Soorten dissociatieve stoornissen
1. Depersonalization/derealization disorder = gekarakteriseerd door persistente of
terugkerende depersonalisatie (ervaringen van ‘unreality’ of ‘detachment’ van je
omgevingen)
a. Mensen met deze stoornis kunnen of depersonalisatie of derealisatie (of beiden)
hebben
2. Dissociative amnesia = gekarakteriseerd door een onvermogen om autobiografische
informatie te herinneren/terug te halen (wat inconsistent is met ‘normaal vergeten’)
a. Localized = een gebeurtenis of tijdsperiode (komt vaakste voor)
b. Selective = specifiek aspect van een gebeurtenis (komt vaak voor)
c. Generalized = identiteit en levensgeschiedenis (komt weinig voor)
d. Zijn zich vaak niet bewust van hun amnesie
3. Dissociative identity disorder = gekarakteriseerd door (a) de aanwezigheid van 2 of meer
distincte persoonlijkheidsstaten of een ervaring van bezetenheid (possession) (b)
terugkerende episodes van amnesie
1. Dissociatieve identiteitsstoornis