Samenvatting Didactiek
,Hoofdstuk 1: op zoek naar goed onderwijs.
1. Op zoek naar goed onderwijs.
1.1 Het kleuteronderwijs.
In theorie is er een voorlopige consensus gevonden voor ‘goed kleuteronderwijs’.
Echter in de praktijk heel wat verschillende visies, verschillende aanpakken die
ook verschillen van school tot school en van klas tot klas. Er is een veelheid aan
ideeën en werkwijzen. Wat men kan/moet nastreven is bij sommigen duidelijk
en bij anderen erg mysterieus. De accenten die leerkrachten leggen verschilt al
evenzeer.
o Belangrijk dat ze met hetzelfde, proper afgewerkt werk naar huis gaan ->
werkt ze zelf bij.
o Belangrijk dat de kinderen de hele dag vrij spelen en werken, anderen
vinden 1u vrij spelen genoeg.
o 5-jarige huiswerk voor taal en/of rekenen, of enkele af en toe werkbladen
maken in de klas.
De vragen die zich stellen is duidelijk.
• Welke werkwijzen die men in het kleuteronderwijs toepast zijn eigen
aan goed kleuteronderwijs?
Of
Hoe ga je nu als kleuterleidster het best te werk om aan goed
kleuteronderwijs te doen?
De verschillen:
Wel nieuwjaarsbrieven - geen nieuwjaarsbrieven.
Wel een klaspop - geen klaspop.
In de rij staan - geen rijen.
Altijd met vaste thema´s werken - werken met flexibele thema´s.
Vanuit deze vragen proef je de nood aan een referentiekader. Zo kunnen
de methoden besproken en geëvalueerd worden.
1.2 Didactiek van het kleuteronderwijs.
o Defenitie van didactiek:
De theorie van het leren onderwijzen.
o Didactiek van kleuteronderwijs:
De leer over de wijze waarop de kleuterleidster hulp kan bieden
bij het ontwikkelingsproces van kleuters.
, o Didactiek = een denkkader.
het biedt geen voorgeschreven vaststaand receptenboek van
hoe het moet.
wel een denkkader bestaande uit didactische kapstokken
opgebouwd op basis van generaties ervaringen van
onderwijsmensen.
Zelf leren omgaan met de verschillende visies en op lange termijn
bepalen wat belangrijk is. Via de didactische kapstokken kennis
verwerven, vaardig worden, inzichten verwerven.
1.3 Het model van didactisch handelen.
, Hoofdstuk 2: start van didachtisch handelen: het kind, de
context, de doelen.
2. Start van didachtisch handelen: het kind, de context, de
doelen.
Vanuit het leerplan van het katholiek onderwijs stelt men dat je vanuit een focus
gaat werken. Waarop je een aanbod en aanpak gaat afstemmen. Die focus is het
resultaat van een beslissingprocces waarbij de 3 volgende vragen centraal staan:
Wat zijn de onderwijsbehoeften?
Wat beidt en vraagt de context?
In welke maten realiseren wij de leerplannen?
2.1 Focus op beginsituatie.
De beginsituatie kent 2 invullingen:
De beginsituatie van kinderen.
- = welke kinderen wil je laten deelnemen? zijn ze bekend met
de activiteit? wat zullen ze al goed kunnen? wat blijft moeilijk?
De context als beginsituatie.
- = alles wat te maken heeft met school. waar zal de activiteit
plaatsvinden? moet je naar een ander lokaal?
1. Een kindergerichte onderwijsvisie.
o Komt tot uiting in het schenken van aandacht aan de beginsituatie van
de kinderen. - Wat kennen en kunnen ze, wat motiveert/ stimuleert ze?
Daarop verder bouwen.
o Door te observeren -> ontwikkeling max. ondersteunen.
,Hoofdstuk 1: op zoek naar goed onderwijs.
1. Op zoek naar goed onderwijs.
1.1 Het kleuteronderwijs.
In theorie is er een voorlopige consensus gevonden voor ‘goed kleuteronderwijs’.
Echter in de praktijk heel wat verschillende visies, verschillende aanpakken die
ook verschillen van school tot school en van klas tot klas. Er is een veelheid aan
ideeën en werkwijzen. Wat men kan/moet nastreven is bij sommigen duidelijk
en bij anderen erg mysterieus. De accenten die leerkrachten leggen verschilt al
evenzeer.
o Belangrijk dat ze met hetzelfde, proper afgewerkt werk naar huis gaan ->
werkt ze zelf bij.
o Belangrijk dat de kinderen de hele dag vrij spelen en werken, anderen
vinden 1u vrij spelen genoeg.
o 5-jarige huiswerk voor taal en/of rekenen, of enkele af en toe werkbladen
maken in de klas.
De vragen die zich stellen is duidelijk.
• Welke werkwijzen die men in het kleuteronderwijs toepast zijn eigen
aan goed kleuteronderwijs?
Of
Hoe ga je nu als kleuterleidster het best te werk om aan goed
kleuteronderwijs te doen?
De verschillen:
Wel nieuwjaarsbrieven - geen nieuwjaarsbrieven.
Wel een klaspop - geen klaspop.
In de rij staan - geen rijen.
Altijd met vaste thema´s werken - werken met flexibele thema´s.
Vanuit deze vragen proef je de nood aan een referentiekader. Zo kunnen
de methoden besproken en geëvalueerd worden.
1.2 Didactiek van het kleuteronderwijs.
o Defenitie van didactiek:
De theorie van het leren onderwijzen.
o Didactiek van kleuteronderwijs:
De leer over de wijze waarop de kleuterleidster hulp kan bieden
bij het ontwikkelingsproces van kleuters.
, o Didactiek = een denkkader.
het biedt geen voorgeschreven vaststaand receptenboek van
hoe het moet.
wel een denkkader bestaande uit didactische kapstokken
opgebouwd op basis van generaties ervaringen van
onderwijsmensen.
Zelf leren omgaan met de verschillende visies en op lange termijn
bepalen wat belangrijk is. Via de didactische kapstokken kennis
verwerven, vaardig worden, inzichten verwerven.
1.3 Het model van didactisch handelen.
, Hoofdstuk 2: start van didachtisch handelen: het kind, de
context, de doelen.
2. Start van didachtisch handelen: het kind, de context, de
doelen.
Vanuit het leerplan van het katholiek onderwijs stelt men dat je vanuit een focus
gaat werken. Waarop je een aanbod en aanpak gaat afstemmen. Die focus is het
resultaat van een beslissingprocces waarbij de 3 volgende vragen centraal staan:
Wat zijn de onderwijsbehoeften?
Wat beidt en vraagt de context?
In welke maten realiseren wij de leerplannen?
2.1 Focus op beginsituatie.
De beginsituatie kent 2 invullingen:
De beginsituatie van kinderen.
- = welke kinderen wil je laten deelnemen? zijn ze bekend met
de activiteit? wat zullen ze al goed kunnen? wat blijft moeilijk?
De context als beginsituatie.
- = alles wat te maken heeft met school. waar zal de activiteit
plaatsvinden? moet je naar een ander lokaal?
1. Een kindergerichte onderwijsvisie.
o Komt tot uiting in het schenken van aandacht aan de beginsituatie van
de kinderen. - Wat kennen en kunnen ze, wat motiveert/ stimuleert ze?
Daarop verder bouwen.
o Door te observeren -> ontwikkeling max. ondersteunen.