Personen en familierecht algemeen, nationaliteit
Nationaliteitsbeginsel vs domiciliebeginsel op dit terrein hebben lange tijd 2 opvattingen tegenover
elkaar gestaan. Volgens de ene opvatting ozu de woonplaats van de natuurlijke aanknopingsfactor in
het internationale personen- en familierecht zijn, volgens de andere opvatting zou juist de
nationaliteit de meest aangewezen aanknopingsfactor zijn. Nederland behoort traditioneel tot de
nationaliteitslanden. Maar er is wel een geleidelijke kentering ingetreden die an verschillende
factoren kan worden toegeschreven:
In eerste plaats begonnen in de literatuur stemmen door te klinken waarin kritiek werd geuit
op het nationaliteitsbeginsel en een pleidooi werd gehouden voor aanknoping aan de
woonplaats: de gewone verblijfplaats (residence habituelle), als argument werd aangevoerd
dat bij woonplaatsaanknoping beter dan bij nationaliteitsaanknoping is verzekerd dat het
recht wordt toegepast van de gemeenschap waarin mensen leven, werken en wonen.
Een tweede factor is geweest dat de gehuwde vrouw in het nationaliteitsrecht haar
afhankelijke positie begon te verliezen
Voort is van betekenis geweest het toenemende verschijnsel van apatride (staatloosheid) en
polupatridie (meervoudige nationaliteit)
Het nationaliteitsbeginsel is nu niet geheel verdrongen maar wel (en deze tendens zegt zich nog
steeds voort) dat nationaliteit en domicilie niet meer als onverzoenbare aanknopingsfactoren
tegenover elkaar worden gesteld, doch gezamenlijk en elkaar aanvullend als gelijkwaardige
aanknopingsfactoren in het internationale personen- en familierecht hun rol spelen. Op sommige
terreinen staat daarbij nationaliteitsaanknoping voorop, op andere woonplaatsaanknoping.
Nationaliteit als aanknopingsfactor:
Als in een conflictregel de nationaliteit als aanknopingsfactor wordt gebezigd, dient de vaststelling
van de nationaliteit te geschieden aan de hand van het (nationaliteits)recht van het land waarvan
men beweert de nationaliteit te bezitten.
In NL is het nationaliteitsrecht geregeld in de rijkswet op het Nederlanderschap.
A. Verkrijging Nederlanderschap kan op 3 manieren:
Van rechtswege hierbij staat het ius sanguinis of afstammingsbeginsel (de
nationaliteit van de ouders bepaalt de nationaliteit van het kind) voorop, maar speelt
onder bepaalde omstandigheden ook het ius soli of territorialiteitsbeginsel (de plaats
van geboorte bepaalt de nationaliteit van het kind) een zekere rol.
Door optie dwz door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring kunnen
verschillende categorieën vreemdelingen het Nederlanderschap verkrijgen
Door verlening naturalisatie, geschiedt bij Koninklijk besluit. OM hiervoor in
aanmerking te komen moet de vreemdeling voldoen aan verschillende vw: hij moet
meerderjarig zijn, tegen zijn verblijf voor onbepaalde tijd in NL mogen geen
bedenkingen bestaan, hij moet ten minste 5 jaren onmiddellijk voorafgaande aan het
naturalisatieverzoek in NL toelating en hoofdverblijf hebben, hij moet in de NL
samenleving als ingeburgerd worden beschouwd en hij moet een zgn ‘verklaring van
verbondenheid’ afleggen.
B. Verlies nederlanderschap Rijkswet. Op 1 uitzondering na (intrekking van het
Nederlanderschap) geldt ten aanzien van deze gronden dat geen verlies van Nederlandse
nationaliteit plaatsvindt indien staatloosheid daarvan het gevolg zou zijn.
C. Vaststelling Nederlanderschap eenieder die daarbij onmiddellijk belang heeft, kan bij de
rechtbank te den haag een verzoek indienen tot vaststelling van zijn nederlanderschap.
D. Verdragen betreffende nationaliteitsrecht NL is paritj bij verschillende verdragen
betreffende het nationaliteitsrecht. Deze verdragen leggen bepaalde beginselen van
nationaliteitsrecht vast (bijv het beginsel dat geen verlies van nationaliteit plaatsvindt indien
staatloosheid daarvan het gevolg zou zijn) en beogen eenheid van regelgeving tot stand te
brengen mbt de diverse onderwerpen van nationaliteitsrecht.
Er kunnen ook problemen ontstaan bij nationaliteitsaanknoping:
Staatloosheid het kan voorkomen dat een persoon geen nationaliteit heeft apatridie of
staatloosheid. Dan kan de nationaliteitsaanknoping geen oplossing bieden. 10:16 BW geeft
uitsluitsel: toepassing van het recht van het land van de gewone verblijfplaats.
Vluchtelingen ook als vluchtelingen hun nationaliteit niet verliezen, stuit toepassing van
hun nationale wet op voor de hand liggende bezwaren: de vluchteling wordt onderworpen aan
het recht van een land waarmee hij juist de banden heeft willen verbreken. 10:17 geeft een
oplossing: gelijk als hierboven bij staatloosheid
Meervoudige nationaliteit polypatridie. Als iemand 2 of meer nationaliteiten heeft dan geeft
de nationaliteitsaanknoping geen uitkomst. Er zijn 2 oplossingen denkbaar: de nationaliteits