H16 Kapitaalbelangen.............................................................................................................................2
16.1 Mogelijke waarderingsgrondslagen............................................................................................2
16.2 Onderlinge leveranties................................................................................................................4
16.3 Regelgeving van de IASB.............................................................................................................5
16.4 Regelgeving van de wet..............................................................................................................6
H17 Consolidatie....................................................................................................................................8
17.1 Enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening.........................................................................8
17.2 Regelgeving inzake consolidatie.................................................................................................8
17.3 De consolidatietechniek.............................................................................................................9
17.4 De consolidatie van niet 100% kapitaalbelangen......................................................................11
H18 Vreemde valuta.............................................................................................................................13
18.1 Valutarisico...............................................................................................................................13
18.2 transacties in vreemde valuta...................................................................................................13
18.3 Afdekking van valutarisico’s......................................................................................................14
18.4 Bedrijfsuitoefening in het buitenland.......................................................................................16
H19 Winstbelasting..............................................................................................................................22
19.1 Fiscale versus bedrijfseconomische winstbepaling...................................................................22
19.2 Verschillen tussen bedrijfseconomische en fiscale winst..........................................................23
19.3 Tijdelijke winstverschillen.........................................................................................................24
19.4 Definitieve winstverschillen......................................................................................................27
19.5 Latente belastingen in het kader van overname.......................................................................29
19.6 Waarderingsgrondslag..............................................................................................................30
19.7 Wijziging belastingtarief...........................................................................................................31
19.8 Resultaatbenadering versus balansbenadering........................................................................32
19.9 Naamgeving voorziening voor latente belastingverplichtingen en latente belastingvorderingen
..........................................................................................................................................................32
,H16 Kapitaalbelangen
16.1 Mogelijke waarderingsgrondslagen
Als een onderneming participeert in het eigen vermogen van een andere onderneming, heeft zij een
kapitaalbelang. Er bestaan rechtstreekse waarderingen voor een kapitaalbelang en er bestaan
waarderingen via achterliggende activa:
1. Rechtstreekse waardering kapitaalbelang:
a. Aanschafprijs
b. Actuele waarde
c. Reële waarde
2. Waardering achterliggende activa en verplichtingen:
a. Nettovermogenswaarde
b. Equitymethode
1a Aanschafprijs
Bij aanschafprijs wordt het kapitaalbelang te boek gesteld voor het betaalde bedrag. De waardering
veranderd in principe niet meer op een later moment, tenzij er een waardedaling plaatsvind. Deze
wordt dan afgeboekt.
De nadelen van waardering tegen aanschafsprijs zijn:
- Er kunnen grote stille reserves in het kapitaalbelang schuilen omdat stijgingen van de werkelijke
waarde niet verwerkt wordt in de boekwaarde;
- Betaalde goodwill blijft permanent geactiveerd;
- Als de houder een zodanig groot aandelenpakket in zijn bezit heeft kan hij invloed uitoefenen op
het dividendbeleid en daardoor aan winststuring gedaan kan worden.
1b Actuele waarde
Bij waardering tegen actuele waarde worden waardestijgingen verwerkt in de
herwaarderingsreserve. Hierdoor worden stille reserves geëlimineerd.
Het nadeel van de actuele waarde is dat deze vaak lastig te bepalen is waardoor er sprake kan zijn
van schattingen, echter heeft dit geen invloed op de winst omdat dit tot uiting komt in de
herwaarderingsreserve.
1c Reële waarde
De reële waarde wordt gevormd door de verkoopwaarde of de actuele waarde. Bij waardering
tegen reële waarde word een prijsstijging verwerkt in het resultaat.
2a Nettovermogenswaarde
De nettovermogenswaarde wordt het kapitaal gewaardeerd op het bedrag waarvoor de activa en
verplichtingen per saldo in de balans van de deelnemer zouden zijn opgenomen, als hij niet de
aandelen had verworven, maar rechtstreeks die activa en verplichtingen.
Als koper van het belang een bedrag betaalt dat geen betrekking heeft op een aanwezige post, is er
sprake van goodwill. Deze goodwill wordt als aparte post in de balans van de houder opgenomen.
Stel dat een onderneming wordt gekocht voor 40% tegen 4.000.000
Het gebouw van de onderneming is gewaardeerd op 7.000.000
De voorraad van de onderneming is gewaardeerd op 4.000.000
En de schulden bedragen 4.000.0000
De nettovermogenswaarde bedraagt dan:
Gebouw 7.000.000*40% 2.800.000
Voorraad 4.000.000*40% 1.600.000
4.400.000
Schulden 4.000.000*40% 1.600.000
NVW 2.800.000
, De journaalpost die hiervan gemaakt wordt is:
Goodwill 1.200.000
Kapitaalbelang 2.800.000
Aan Liquide middelen 4.000.000
Goodwill wordt ten hoogste afgeschreven in 20 jaar, de journaalpost hiervan luid:
Winst(uit kapitaalbelang) 60.000
Aan Goodwill 60.000
2b Equitymethode
Het verschil tussen de nettovermogenswaarde en de equitymethode is dat de betaalde goodwill niet
als aparte post in de balans wordt opgenomen, maar onderdeel uitmaakt van de post Kapitaalbelang.
In dit geval wordt de journaalpost dus:
Kapitaalbelang 4.000.000
Aan Liquide middelen 4.000.000
De afschrijving van de goodwill is bij de equitymethode al direct in het resultaat verwerkt. Er komt in
dit geval dus geen journaalpost van de afschrijving.
Voorbeeld: Nettovermogenswaarde en goodwill zonder VPB en met VPB
Gegeven is de balans 2018 per 1 januari van onderneming B
Machines 500.000 Aandelenkapitaal 200.000
Voorraden 400.000 Agio 200.000
Liquide middelen 260.000 Overige reserves 268.000
Winst vorig boekjaar 80.000
Vreemd vermogen 412.000
1.160.000 1.160.000
Onderneming A neemt deze onderneming over voor een bedrag van € 1.000.000 per 1/1 2018.
Voor bepaling van de fair value is het volgende gegeven:
Actuele waarde van de machine is per 1/1 € 600.000. Resterende levensduur is 5 jaar.
De voorraden zijn € 10.000 minder waarde vanwege incourantheid. Per 31-12 blijkt deze
partij toch te zijn verkocht.
1) Bereken de goodwill die onderneming A betaald.
Aankoopprijs € 1.000.000
Zichtbaar eigen vermogen 200+200+268+80 (.000) € 748.000
Fair value
Materiële vaste activa € 100.000 +
Voorraad € 10.000 -/-
€ 90.000 +
Netto vermogenswaarde € 838.000 -/-
Goodwill € 162.000
2) Geef de journaalpost van deze aankoop.
Deelneming 838.000
Goodwill 162.000
Aan Liquide middelen 1.000.000
De goodwill wordt hiermee dus geactiveerd.