100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting algemene chemie BMLT semester 1

Rating
-
Sold
-
Pages
33
Uploaded on
31-07-2024
Written in
2023/2024

alles vanuit de cursus en powerpoint zijn hierin verwerkt. Geslaagd eerste zit.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
July 31, 2024
Number of pages
33
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting algemene chemie 1
– SEM 1
Hoofdstuk 2: structuurmodel van de materie
Materie = alles wat een massa heeft.
Stof = kenmerkend door fysische constanten bv. Smelpunt, kookpunt, vlamplunt,
massadichtheid, brekingsindex, …
Mengsel = stoffen gemend met andere stoffen. Bv: zeewater

Soorten mengsels:
- Homogene mengsels/oplossingen = men kan de verschillende componenten niet
meer onderscheiden van elkaar (diameter kleiner dan 10 -9m).
o Oplosmiddel/ Solvent (grootste aanwezigheid) + opgeloste stoffen
- Colloïde mengsels = vormen overgang tussen homogene en heterogene mengsels
(diameter tussen 10-7 en 10-9m)
- Heterogene mengsels = ten minste één component onderscheiden (diameter groter
dan 10-7m)
o Om componenten te onderscheiden: loep/ microscoop nodig
o Op basis van aggregatietoestand onderverdeeld in:
 Grove mengsels – verschillende componenten zijn vast.
 Suspensies – fijne vaste stof verdeeld in vloeistof.
 Emulsies – fijne vloeistofdruppels verdeeld in een andere vloeistof.
 Nevel – fijne vloeistofdruppels verdeeld in een gas.
 Rook – fijne vaste stof verdeeld in een gas.
 Schuim – een gas verdeeld in een vloeistof.

Scheiden van mengsels:
- Manueel scheiden = één component manueel uit het mengsel halen.
- Zeven = met een zeef zullen deeltjes met grotere diameter op de zeef achterblijven.
- Filtreren (vertrekken van een suspensie) = De deeltjes die groter zijn dan da poriën
van filtreerpapier zullen achterblijven -> Residu.
Vloeistof en deeltjes die door de poriën gaan -> Filtraat
- Decanteren (bovenste stof afgieten) = twee of meerdere niet mengbare stoffen
scheiden op basis van een verschil in massadichtheid.
o Manueel decanteren bv. Wijn
o Scheitrechter (wachten tot verschillende lagen visueel zichtbaar zijn)
- Centrifugeren (sneller) = stoffen met grote massadichtheid gaan naar buitenkant,
kleine massadichtheid zitten dichtste bij de rotatieas.
- Extraheren (polair/ apolair) = extractievloeistof wordt aan het mengsel toegevoegd.
(Onttrekt de bestandsdelen uit een mengsel die goed oplossen in extractievloeistof)
- Absorberen = vast absorptiemiddel toevoegen aan het mengsel (Onttrekt de
bestandsdelen uit een mengsel die een grote affiniteit hebben voor dit
absorptiemiddel)

, - Destilleren = bij verhitten van mengsel zal vloeistof met laagste kookpunt eerst
verdampen (wanneer vloeistof nadien gecondenseerd wordt heeft men ze
afgezonderd van het mengsel = destillaat. Stof met hoge kooktemperatuur = residu)

2.2. Zuivere stoffen – moleculen – atomen

Een zuivere stof = bevat slechts één soort moleculen
- Enkelvoudige stoffen = opgebouwd uit dezelfde elementen bv. C
- Samengestelde stoffen = opgebouwd uit verschillende elementen bv. H2O

Symbolen van chemische elementen zie apart blad!!

De brutoformule geeft het aantal elementen van elke soort in de zuivere stof weer.

Moleculen = als in elke aggregatietoestand van de stof afzonderijke, duidelijk afgebakende
stofeenheden voorkomen.
Bv: één watermolecule is altijd twee waterstofatomen en één zuurstofatoom ->
brutoformule H2O

Elementen geordend in roosterstructuur -> brutoformule heeft de betekenis van een
verhoudingsformule
Bv: Natriumchloride is opgebouwd uit evenveel deeltjes natrium als chloor (1/1) ->
brutoformule NaCl = verhoudingsformule

De index is een getal dat het aantal atomen in één molecule of eenheid van roosterstructuur
aangeeft.

Coëfficiënt/ voorgetal = een getal dat het aantal atomen, moleculen of roosterstructuren
weergeeft


Hoofdstuk 3: Atoombouw
3.1. Historiek

3.2. Samenstelling en symbolische voorstelling van een atoom
Atomen  Elementaire deeltjes (protonen, neutronen en elektronen)

Atoomkern  Protonen (relatieve massa = 1 & lading = +1) = Z
 Neutronen (relatieve massa = 1 & lading = 0) = A - Z
 10-15 m

Rond atoomkern  elektronen (relatieve massa = 0 & lading = -1)
 10-10 m

- Evenveel elektronen als protonen = atoom
- Meer elektronen dan protonen = negatief ion/ anion
- Minder elektronen dan protonen = positief ion/ kation

,Isotopen = Elementen met eenzelfde atoomnummer, maar verschillend massagetal
 Zelfde aantal protonen en elektronen, verschillend aantal neutronen

3.3. Gemiddelde relatieve atoommassa

De gemiddelde absolute atoommassa =
= De werkelijke gemiddelde massa van het atoom uitgedrukt in kilogram

Niet praktisch werken met kleine getallen  Men deelt de gemiddelde absolute
atoommassa door de internationale atoommassa-eenheid.
= is gelijk aan 1/12 van de absolute atoommassa van een 12C-isotoop = 1,66 . 10-27kg


De gemiddelde relatieve atoommassa (aflezen PSE)
= toont hoeveel keer de gemiddelde absolute atoommassa groter is dan de internationale
atoommassa-eenheid.
Ar = Massa atoom (gemiddeld)/ U (1,66. 10-27)

De gemiddelde relatieve molecuulmassa (optellen alle Ar)
= de som van de gemiddelde relatieve atoommassa’s van alle in de molecule voorkomende
elementen.

De gemiddelde relatieve ionmassa (zelfde als Ar)
= komt overeen met de gemiddelde relatieve massa van het overeenkomstig neutrale
deeltje


3.4. Elektronen
Deeltjeseigenschappen + golfeigenschappen
 Onmogelijk om de plaats en de snelheid van een elektron te kennen
 Orbitaal!!
= ruimtelijke voorstelling waarbinnen 90% kans bestaat oom een elektron aan te treffen.
Drie kwantumgetallen: n, l en m

- Hoofdkwantumgetal n
= een maat voor de gemiddelde afstand tot de kern waarin een elektron zich bevindt.
1-7 of K-Q




 Elke schil maximaal 2 . n2 elektronen bevatten met van maximum 32 elektronen

,  n is het hoofdkwantumgetal
 Als hoofdkwantumgetal stijgt, stijgt energiewaarde van elektron in gelijkvormig orbitaal


- Het nevenkwantumgetal L
= beschrijft de vorm van een orbitaal
0-3 & S ,P ,D,F (subschillen)
 Elke subschil kan maximaal 4 . L + 2 elektronen bevatten.




- Het magnetisch kwantumgetal m
= beschrijft de oriëntatie van een orbitaal
o S-orbitaal = 1 oriëntatie
o P-orbitaal = 3 oriëntaties
o D-orbitaal = 5 oriëntaties
o F-orbitaal = 7 oriëntaties

Spin = het elektron draait niet alleen rond de atoomkern, tegelijk ook rond hun eigen as
De spin van het elektron veroorzaakt een magnetisch veld waardoor het ook een
magnetische kracht uitoefent.
Twee spinbewegingen:
- Spin up = in tegenwijzerzin rond zijn eigen as bewegen = positieve spin
- Spin down = in wijzerzin rond zijn eigen as bewegen = negatieve spin
$6.98
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
clairedepuydt

Get to know the seller

Seller avatar
clairedepuydt Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
1 year
Number of followers
2
Documents
3
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions