Anatomie: Osteologie
1 Inleiding
1.1 Botten van het skelet
• Het menselijke lichaam bestaat uit 200 botstukken. Indien we het gehoorbeen meetellen 206
botstukken.
• Sommige komen 1X voor, sommige 2X en andere meermaal
1.2 Terminologie
Menselijke skelet bestaat uit 4 groepen:
• Lange pijpbeenderen
• Korte pijpbeenderen
• Pneumatische beenderen
• Platte beenderen
Het bovenlichaam bestaat uit 64 botstukken
Het onderlichaam bestaat uit 62 botstukken
Het axiaal skelet bestaat uit 80 botstukken
De schedel bestaat uit 23 botstukken
Romp + nek bestaat uit 51 botstukken
Bekken tot aan de voet bestaat uit 30 botstukken
Specifieke osteologische kenmerken:
• Caput: hoofd
• Collum: hals
• Crista: scherpe rand
• Emintia: wat uitsteekt boven het vlak
• Facies: vlak
• Fossa: grote indieping
• Fovea: lichte indieping
• Hiatus: brede indieping
• Lamina: platte beenlamel
• Margo: rand
• Meatus: doorgang
• Processus: uitsteeksel
• Sinus: afgesloten holte
• Spina: spits uitsteeksel
• Sulcus: groef
• Tuber: knobbel
• Tuberositas: klein knobbeltje
• Tuberculum: ruwe verhevenheid
• Fissura: spleet
1
,Beenderen bezitten mineralen onder de vorm van:
• Tri-calcium fosfaat
• Calciumcarbonaat
1.3 Structuren van het bot
Functie van het bot:
• Beschermende functie vb. Schedel beschermt de hersenen
• Ondersteundende functie vb. spieren
• Vormgevende functie vb. breed bekken
Botdoorsnede kent 2 beenweefsels:
• Substana compacta
• Substana spongeosa
Waarom kent een bot een holte?
• Lichter
• Flexibel
• Plooibaar
• Evenveel zwaartekracht
• Kan vervormingen opnemen
Periosteum: vlies dat rond het bot zit. Is zeer zenuwrijk en dus gevoelig
Botcellen: osteocyten ® osteoblasten: aanmaak van botcellen
® osteoclasten: afbraak van botcellen
Kraakbeencellen: chondrocyten
Waarom zijn er vezels in verschillende richtingen?
Om krachten vanuit verschillende richtingen op te vangen.
Bot ontwikkelt op 2 manieren:
• Desmale ontwikkeling: PLAT
• Chondrale ontwikkleing: LANG
Botaandoeningen:
• Fracturen
• Tumoren
• Osteoporose
• Osteopenie: woekering van cellen
Er zijn drie soorten kraakbeen:
• Fibreus
• Elastisch
• Hyalien
2
, 1.4 Bewegingsterminologie
Terminologie:
• Nek: cervix
• Romp: truncus
§ Borstkas: thorax
§ Rug: Dorsum
• Buik: abdomen
• Bekken: pelvis
• Arm: membrium superius
• Been: membrium inferius
• Bovenarm: brachium
• Onderarm: antebrachium
• Bovenbeen: femur
• Onderbeen: crus
• Voet: pes
• Hand: manus
Bewegingsvlakken:
• Frontaal: voorste en achterste
• Sagittaal: links en rechts
• Mediosagittaal: sagittaal in het midden
• Ventraal: voorkant
• Dorsaal: achterkant
• Craniaal: boven
• Caudaal: onder
• Transversaal: horizontaal verdeelt in boven en
onder
• Lateraal: weg van het lichaam
• Mediaal: naar het lichaam toe
• Tibiaal
• Fibulair
• Proximaal: dicht bij lichaam
• Distaal: weg van lichaam
• Transveraal: verdeelt
• Ulnair
• Radiaal
Bewegingsmogelijkheden
• Flexie: beweging naar het lichaam
• Extensie: beweging van het lichaam weg
• Abductie: weg van het lichaam in het sagittaal vlak
• Adductie: beweging naar saggitaal vlak
• Rotatie: draaien rond lengte-as
• Elevatie: craniale beweging
• Depressie: caudaal bewegen
• Retroflexie: dorsaal bewegen
• Anteflexie: ventraal bewegen
• Lateroflexie: zijwaarts bewegen met het hoofd
• Inversie: voetzool naar mediaal
• Eversie: voetzool naar lateraal
3
1 Inleiding
1.1 Botten van het skelet
• Het menselijke lichaam bestaat uit 200 botstukken. Indien we het gehoorbeen meetellen 206
botstukken.
• Sommige komen 1X voor, sommige 2X en andere meermaal
1.2 Terminologie
Menselijke skelet bestaat uit 4 groepen:
• Lange pijpbeenderen
• Korte pijpbeenderen
• Pneumatische beenderen
• Platte beenderen
Het bovenlichaam bestaat uit 64 botstukken
Het onderlichaam bestaat uit 62 botstukken
Het axiaal skelet bestaat uit 80 botstukken
De schedel bestaat uit 23 botstukken
Romp + nek bestaat uit 51 botstukken
Bekken tot aan de voet bestaat uit 30 botstukken
Specifieke osteologische kenmerken:
• Caput: hoofd
• Collum: hals
• Crista: scherpe rand
• Emintia: wat uitsteekt boven het vlak
• Facies: vlak
• Fossa: grote indieping
• Fovea: lichte indieping
• Hiatus: brede indieping
• Lamina: platte beenlamel
• Margo: rand
• Meatus: doorgang
• Processus: uitsteeksel
• Sinus: afgesloten holte
• Spina: spits uitsteeksel
• Sulcus: groef
• Tuber: knobbel
• Tuberositas: klein knobbeltje
• Tuberculum: ruwe verhevenheid
• Fissura: spleet
1
,Beenderen bezitten mineralen onder de vorm van:
• Tri-calcium fosfaat
• Calciumcarbonaat
1.3 Structuren van het bot
Functie van het bot:
• Beschermende functie vb. Schedel beschermt de hersenen
• Ondersteundende functie vb. spieren
• Vormgevende functie vb. breed bekken
Botdoorsnede kent 2 beenweefsels:
• Substana compacta
• Substana spongeosa
Waarom kent een bot een holte?
• Lichter
• Flexibel
• Plooibaar
• Evenveel zwaartekracht
• Kan vervormingen opnemen
Periosteum: vlies dat rond het bot zit. Is zeer zenuwrijk en dus gevoelig
Botcellen: osteocyten ® osteoblasten: aanmaak van botcellen
® osteoclasten: afbraak van botcellen
Kraakbeencellen: chondrocyten
Waarom zijn er vezels in verschillende richtingen?
Om krachten vanuit verschillende richtingen op te vangen.
Bot ontwikkelt op 2 manieren:
• Desmale ontwikkeling: PLAT
• Chondrale ontwikkleing: LANG
Botaandoeningen:
• Fracturen
• Tumoren
• Osteoporose
• Osteopenie: woekering van cellen
Er zijn drie soorten kraakbeen:
• Fibreus
• Elastisch
• Hyalien
2
, 1.4 Bewegingsterminologie
Terminologie:
• Nek: cervix
• Romp: truncus
§ Borstkas: thorax
§ Rug: Dorsum
• Buik: abdomen
• Bekken: pelvis
• Arm: membrium superius
• Been: membrium inferius
• Bovenarm: brachium
• Onderarm: antebrachium
• Bovenbeen: femur
• Onderbeen: crus
• Voet: pes
• Hand: manus
Bewegingsvlakken:
• Frontaal: voorste en achterste
• Sagittaal: links en rechts
• Mediosagittaal: sagittaal in het midden
• Ventraal: voorkant
• Dorsaal: achterkant
• Craniaal: boven
• Caudaal: onder
• Transversaal: horizontaal verdeelt in boven en
onder
• Lateraal: weg van het lichaam
• Mediaal: naar het lichaam toe
• Tibiaal
• Fibulair
• Proximaal: dicht bij lichaam
• Distaal: weg van lichaam
• Transveraal: verdeelt
• Ulnair
• Radiaal
Bewegingsmogelijkheden
• Flexie: beweging naar het lichaam
• Extensie: beweging van het lichaam weg
• Abductie: weg van het lichaam in het sagittaal vlak
• Adductie: beweging naar saggitaal vlak
• Rotatie: draaien rond lengte-as
• Elevatie: craniale beweging
• Depressie: caudaal bewegen
• Retroflexie: dorsaal bewegen
• Anteflexie: ventraal bewegen
• Lateroflexie: zijwaarts bewegen met het hoofd
• Inversie: voetzool naar mediaal
• Eversie: voetzool naar lateraal
3