OVERZICHT ANALYSE 1
Daphne Bremer
RADBOUD UNIVERSITEIT analyse 1
, Daphne Bremer – Analyse overzicht
Overzicht Analyse
Algemene informatie:
Kwalitatief – categorie of groep (geslacht)
Kwantitatief – grootheid (lengte of gewicht)
Nominaal – geen verschil (Appel =1, banaan=2, peer=3)
Ordinaal – wel verschil (1=small, 2=medium, 3=large)
Interval – geen absoluut 0 punt, verschil even groot. (Verschil 0 en 1 net zo groot als 152 en 253 bv.
CITO of IQ)
Ratio – wel een absoluut 0 punt of geen gemeten waarde. (Verschil 0 en 1 net zo groot als 152 en
253 bv. lengte)
Discreet – Heel getal (aantal mensen, aantal fouten)
Continu – kunnen halve getallen zijn (gewicht, lengte)
Centrummaten:
x
Gemiddelde ( x ) bereken je door (x: som van alle scores, n: aantal observaties)
n
Mediaan is de middelste score, of de twee middelste scores/2 bij een even hoeveelheid.
De scores moeten van klein naar groot zijn gesorteerd.
Modus is de waarde die het vaakste voorkomt.
Spreiding:
Variatie of spreiding is hoeveel de data verschillen. (2,3,5 of 2,8,16)
Bereik of range is het verschil tussen de hoogte en laagste waarde (max – min)
Kwartiel is 25%
Bij even getallen (10) is 3 Q1, 5,5 Q2 en 8 Q3. Q2 is de mediaan.
Bij oneven getallen (9) is 2,5 Q1, 5 Q2 en 7,5 Q3)
Standaarddeviatie van een populatie: σ =
μ=het populatie gemiddelde
√ ∑( X −μ)2
N
N= aantal observaties
( X −μ)2
Variantie van een populatie: σ 2 =
N
Bij een steekproef gebruikt men:
S=
√ ∑ (X −X )2
N−1
Daphne Bremer
RADBOUD UNIVERSITEIT analyse 1
, Daphne Bremer – Analyse overzicht
Overzicht Analyse
Algemene informatie:
Kwalitatief – categorie of groep (geslacht)
Kwantitatief – grootheid (lengte of gewicht)
Nominaal – geen verschil (Appel =1, banaan=2, peer=3)
Ordinaal – wel verschil (1=small, 2=medium, 3=large)
Interval – geen absoluut 0 punt, verschil even groot. (Verschil 0 en 1 net zo groot als 152 en 253 bv.
CITO of IQ)
Ratio – wel een absoluut 0 punt of geen gemeten waarde. (Verschil 0 en 1 net zo groot als 152 en
253 bv. lengte)
Discreet – Heel getal (aantal mensen, aantal fouten)
Continu – kunnen halve getallen zijn (gewicht, lengte)
Centrummaten:
x
Gemiddelde ( x ) bereken je door (x: som van alle scores, n: aantal observaties)
n
Mediaan is de middelste score, of de twee middelste scores/2 bij een even hoeveelheid.
De scores moeten van klein naar groot zijn gesorteerd.
Modus is de waarde die het vaakste voorkomt.
Spreiding:
Variatie of spreiding is hoeveel de data verschillen. (2,3,5 of 2,8,16)
Bereik of range is het verschil tussen de hoogte en laagste waarde (max – min)
Kwartiel is 25%
Bij even getallen (10) is 3 Q1, 5,5 Q2 en 8 Q3. Q2 is de mediaan.
Bij oneven getallen (9) is 2,5 Q1, 5 Q2 en 7,5 Q3)
Standaarddeviatie van een populatie: σ =
μ=het populatie gemiddelde
√ ∑( X −μ)2
N
N= aantal observaties
( X −μ)2
Variantie van een populatie: σ 2 =
N
Bij een steekproef gebruikt men:
S=
√ ∑ (X −X )2
N−1