DEEL 1 : CONSUMENTENGEDRAG & CONSUMPTIECYCLUS
1. Begrippen
1.1 Consument
Vb. als student zijn wij consument door bijvoorbeeld te komen studeren
1.2 Prosument
= een combinatie van iemand die zelf produceert en consumeert
Vb. mensen die zonnepalen hebben : ze vangen energie op, maar ze hebben
een netwerk nodig om de energie op te slaan en zo te kunnen consumeren
1.3 Consudeler
= een consument die bepaalde dingen deelt
Vb. fietsen delen / airbnb …
1.4 Psychologie vs. Mensenkennis
Mensenkennis vertrekt uit persoonlijke ervaring dus is heel subjectief
Psychologie is een wetenschappelijke studie, objectief. Het onderzoek is
controleerbaar
1.5 Wat is consumentenpsychologie
= onderdeel van psychologie
= de wetenschappelijke studie van gedrag, beleving en mentale processen van
het individu als consument
= de studie van de binnenkant (gedachten en gevoelens) en buitenkant (het
gedrag)
1.6 Marketing vs. Consumentenpsychologie
Marketing : de 4 P’s, is gericht op klanten die centraal staan, hun behoeften
Consumentengedrag : belang voor de marketeers
Consumentenpsychologie : vormt basis voor marketing
1
about:blank 1/44
,7/25/24, 7:16 PM Consumentenpsychologie-samenvatting bewerkt 1
2. De consumptiecyclus
Oriëntatie : we voelen een bepaalde behoefte / de nood om iets te kopen
De aankoop
Gebruik van het product
Afdanken : product wegdoen of vervangen
2.1 Behoeften (oriëntatiefase)
- Primaire behoeften : behoeften die aangeboren zijn
- Secundaire behoeften : aangeleerde behoeften , ze evolueren doorheen het
leven
- Manifeste behoeften : behoeften waarvan we ons bewust zijn
- Latente behoeften : behoeften waar persoon zich nog niet van bewust is
Latente behoeften kunnen ook manifest worden door vb.
o Fysiologische signalen : moeilijkst te beïnvloeden
o Emotionele signalen : zie je heel veel in reclame (wekt emoties op)
o Cognitieve signalen : vb. voor de vakantie wordt er reclame gemaakt voor
verzekeringen om veilig op vakantie te gaan. Er wordt meer ingespeeld
op rationele signalen
o Sociale signalen : dingen kopen om ergens bij te willen horen / niet uit de
boot willen vallen vb. de periode van UGGS
2.2 types consumenten
- satisficer : is redelijk rap tevreden
- optimizer : willen alleen maar het beste van het beste. Vergelijken alles
2.3 typen koopbeslissing
- uitgebreide koopbeslissing vb. een auto kopen dat is voor op lange termijn te
gebruiken
- beperkte koopbeslissing : we zijn het product / merk al gewoon
- routinematig : vb. tandpasta
2
about:blank 2/44
,7/25/24, 7:16 PM Consumentenpsychologie-samenvatting bewerkt 1
- impulsaankopen : niet over nagedacht, waren we niet van plan dus ook geen
informatie over opgezcoht
2.4 aankoopfase
- niet elk zoekgedrag leidt tot een aankoop
- compromiseffect : mensen kopen niet het duurste of goedkoopste, maar het
gemiddelde. Dit gebeurt ook met grootte
- oog- en grijphoogte : in een speelgoedwinkel staat er veel op de hoogte van
kleine kindjes
- geuren : subtiele geuren zetten mensen vlugger aan om iets te kopen
- schaarste creëren zodat het product exclusief lijkt of maar voor een bepaalde
tijd beschikbaar (limited edition)
- gegroepeerd aanbieden : vb. in de winkel de frieten bij de mosselen leggen +
mosselsaus + eventueel een pot voor mosselen -> impulsaankopen
2.5 gebruiksfase
= tijdens deze fase zal de consument het product evalueren.
Bij tevredenheid = mss opnieuw aankopen
2.6 afdankfase
- technische veroudering : product is versleten
- economische veroudering : er is een ander product beter vb. casette-spelers/
mp3-spelers / gsm om muziek te luistern
- psychologische veroudering : trends : het is uit de mode dus ik gebruik het
niet meer vb. kledij
- afgedankte producten kan je weggooien, op zolder leggen, weggeven,
tweedehands…
Voordelen online shoppen:
- 24/07 – Geen verplaatsing – Rap info – Groter aanbod – Uitgebreide prijsinfo – Snelle
levering
Voordelen winkelaankopen:
- Funshoppen – Beleving – Eerst uitproberen – Onmiddelijke beschikking
3
about:blank 3/44
, 7/25/24, 7:16 PM Consumentenpsychologie-samenvatting bewerkt 1
DEEl 2 : INFORMATIEVERWERKING
1. Waarnemingsproces
= bestaat uit twee fases : de prikkel die naar de hersenen gaat + de hersenen die
de prikkel verwerken
1.1 gewaarworden
- dagelijks ontvangen we duizenden prikkels
- je hebt externe + interne prikkels
o intern : je maag knort, je moet plassen…
o extern : je voelt waterdruppels
= als een zintuig gestimuleerd wordt door een prikkel -> dit is een passief
proces
1.2 Interoceptieve zintuigen
= prikkels van binnenin ons lichaam vb. een knorrende maag
= niet beïnvloedbaar
1.3 Exteroceptieve zintuigen
= prikkels vanuit onze omgeving bieden informatie over de buitenwereld
Voelen, ruiken, proeven, horen, zien
2. 5 sensoriële systemen
Vb. Starbucks
2.1 visuele gewaarwording
Ze gebruiken de kleuren groen en bruin : de typische kenmerken
kleuren, belichting, interieur
2.2 auditieve gewaarwording
Er wordt een speciale afspeellijst afgespeeld : in alle winkels dezelfde
2.3 gewaarwording van de reuk
Je ruikt de geur van de starbucks direct als je de koffieshop binnenwandelt
2.4 tactiele gewaarwording (tast, het voelen)
Starbucks heeft hun eigen bekertjes : kartonnen bekertjes met plastieken
deksel // meubels uittesten // kledij passen
4
about:blank 4/44