Samenvatting MRI
Magnetic Resonance Imaging 4.7 tm 4.10
TR:
Contrastparameters: door een bewuste keuze van de parameters kan het contrast worden
beïnvloed. Het is mogelijk de parameters zo te kiezen dat het contrast voornamelijk tot
stand komt door verschillen in T1-relaxatietijd (T1-gewogen afbeeldingen). Ook kan de
invloed van de T1-relaxatietijd zo veel mogelijk worden uitgeschakeld zodat het contrast op
de afbeelding uitsluitend tot stand komt door verschillen in T2-relaxatietijd( T2 gewogen
afbeeldingen.
T1 gewogen afbeelding: Vocht heeft een lange T1-relaxatietijd en wordt donker afgebeeld
(lage signaalintensiteit).
T2 gewogen afbeelding: Vocht heeft een lange T2-relaxatietijd en wordt wit afgebeeld (hoge
signaalintensiteit).
De repetitietijd is de tijd die verloopt tussen twee excitatiepulsen. Bij de excitatie wordt de
aanwezige longitudinale magnetisatie omgezet in een transversale magnetisatie. Verschillen
in signaalintensiteit zorgen voor contrast op de MRI-afbeeldingen. Daarom zorgen
verschillen in de grootte van de transversale vector voor contrast.
De ideale repetitietijd is de tijd waarin de verschillen in relaxatie het grootst zijn. Je ziet dan
het meeste contrast.
Voor goede T1-gewogen afbeeldingen ligt de TR tussen de 400 en de 700 ms. De T1-
relaxatietijd is afhankelijk van de magnetische veldsterkte; de ideale TR is daarom ook
afhankelijk van deze veldsterkte.
TE:
De echotijd is de tijd die verloopt tussen een excitatiepuls en het meten van het signaal. In
die tijd treedt defasering op door spin-spin-interacties (de T2-relaxatie). Hoe langer deze tijd
is, des te meer defasering optreedt; de verschillen in T2 komen dan meer tot uiting.
T2 afbeeldingen worden vaak gemaakt om pathologie of vocht aan te tonen. De T2
relaxatietijd van vocht en van pathologische weefsels is meestal lang ten opzichte van
gezond weefsel.
Een kortere echotijd heeft als voordeel dat de gemiddelde SNR beter is. Bij een heel lange
echotijd is alleen het signaal van vloeistoffen nog te detecteren, de spins in andere weefsels
zijn dan al volledig gedefaseerd en zenden geen signaal meer uit.
Voor goede T2-gewogen afbeeldingen is de TE minimaal 80 ms.
Als we geen T1 contrast willen moet de repetitietijd lang zijn. De verschillen in T1
relaxatietijd zijn niet meer te meten bij een TR die groter is dan 2000 ms.
Magnetic Resonance Imaging 4.7 tm 4.10
TR:
Contrastparameters: door een bewuste keuze van de parameters kan het contrast worden
beïnvloed. Het is mogelijk de parameters zo te kiezen dat het contrast voornamelijk tot
stand komt door verschillen in T1-relaxatietijd (T1-gewogen afbeeldingen). Ook kan de
invloed van de T1-relaxatietijd zo veel mogelijk worden uitgeschakeld zodat het contrast op
de afbeelding uitsluitend tot stand komt door verschillen in T2-relaxatietijd( T2 gewogen
afbeeldingen.
T1 gewogen afbeelding: Vocht heeft een lange T1-relaxatietijd en wordt donker afgebeeld
(lage signaalintensiteit).
T2 gewogen afbeelding: Vocht heeft een lange T2-relaxatietijd en wordt wit afgebeeld (hoge
signaalintensiteit).
De repetitietijd is de tijd die verloopt tussen twee excitatiepulsen. Bij de excitatie wordt de
aanwezige longitudinale magnetisatie omgezet in een transversale magnetisatie. Verschillen
in signaalintensiteit zorgen voor contrast op de MRI-afbeeldingen. Daarom zorgen
verschillen in de grootte van de transversale vector voor contrast.
De ideale repetitietijd is de tijd waarin de verschillen in relaxatie het grootst zijn. Je ziet dan
het meeste contrast.
Voor goede T1-gewogen afbeeldingen ligt de TR tussen de 400 en de 700 ms. De T1-
relaxatietijd is afhankelijk van de magnetische veldsterkte; de ideale TR is daarom ook
afhankelijk van deze veldsterkte.
TE:
De echotijd is de tijd die verloopt tussen een excitatiepuls en het meten van het signaal. In
die tijd treedt defasering op door spin-spin-interacties (de T2-relaxatie). Hoe langer deze tijd
is, des te meer defasering optreedt; de verschillen in T2 komen dan meer tot uiting.
T2 afbeeldingen worden vaak gemaakt om pathologie of vocht aan te tonen. De T2
relaxatietijd van vocht en van pathologische weefsels is meestal lang ten opzichte van
gezond weefsel.
Een kortere echotijd heeft als voordeel dat de gemiddelde SNR beter is. Bij een heel lange
echotijd is alleen het signaal van vloeistoffen nog te detecteren, de spins in andere weefsels
zijn dan al volledig gedefaseerd en zenden geen signaal meer uit.
Voor goede T2-gewogen afbeeldingen is de TE minimaal 80 ms.
Als we geen T1 contrast willen moet de repetitietijd lang zijn. De verschillen in T1
relaxatietijd zijn niet meer te meten bij een TR die groter is dan 2000 ms.