De Cel – Deeltentamen 1
Hoorcollege H2 Chemische componenten van cellen
- Buitenste elektronen = valentie elektronen
- 1 dalton = 1/12 van de massa van een koolstofatoom
Groepen:
- Sulfhydryl: SH
2.1 Chemische bindingen
Covalente binding: Twee moleculen die een elektronenpaar delen (kunnen ook meer)
- Dubbele/triple bindingen kunnen niet draaiden
- Non polaire covalente binding
o Moleculen trekken even hard aan de elektronen, elektronen zijn eerlijk gedeeld
- Polaire covalente binding
o Zuurstof erg elektronegatief, trekt hard aan de elektronen
- Alternating dubbele bindingen (resonante structuren) --> zijn stabieler
- 1kcal bond strength = energie nodig om 6 x 10^23 bindingen (1 mol) te verbreken
Ion binding: binding tussen een positief en negatief geladen atoom (NaCl)
- Geeft elektron aan ander atoom waardoor ene positief is en andere negatief
o Om buitenste schil te vullen
- Zonder water krijg je een raster: een kristal
- Binding is sterker in vaccuum want in water gaan om een ion heen zich
allemaal H2O moleculen rangschikken:
Non covalente bindingen/zwakke bindingen
- Vaak tussen moleculen in cellen (zijn zwak maar wel heel veel)
- Waterstofbruggen (DNA)
o Zwakke verbinding die vormt tussen polaire moleculen
o Tussen negatief waterstofatoom en positief ander atoom
§ OH-O of NH-NH
o Is het sterkst als de drie atomen in een lijn liggen
o Hydrofiele stoffen
§ Polaire stoffen lossen op in water met waterstofbruggen
o Hydrophobe stoffen (hebben geen lading) – Het hydrophobe effect
, § Hydrophobe moleculen worden naar elkaar toe geduwt (“hydrophobe
bindingen”) zodat watermoleculen nog wel zo veel mogelijk interacties met
elkaar hebben
- Electrostatische interacties
o Interacteren met elkaar door de aantrekking van (partieel) geladen groepen op
polaire binding
- Van der Waals interacties
o Elektronen zijn niet gelijk verdeeld binnen een molecuul, vliegen door het molecuul
heen
o Hierdoor ladingsverschil binnen het molecuul
o Interactie is heel kort en zwak
*Polair: lossen goed op in water
Apolair: lossen niet goed op in water
Polair: partieel geladen
Zuur: negatief geladen
Base: positief geladen
2.2 Kleine moleculen
Suikers
- Energiebron
- Erg polair door zuurstof, koolstof, waterstofbindingen
- Carbonyl groep
- Opgelost in water: gaan naar ringstructuur --> koolstof maakt verbinding met alcohol
o Alcohol groep wijst dan naar beneden (alpha-glucose) of naar boven (beta-glucose)
ten opzichte van de C-6 groep
- Ene suiker dus niet de andere suiker, ander effect op enzymen en waar andere groepen
binden
- Disachariden: glucose, fructose & lactose
o Gemaakt door watermolecuul eruit te halen: condensatie
o Weer terug naar monosacharide: hydrolyse
- Polysachariden: zetmeel, glycogeen, cellulose (kunnen wij niet afbreken, koeien doen met
bacterien in hun maag)
- Glycolipide: fosfolipide met een oligosacharide eraan
,Vetten
- Kan je niet hele lange polymeren mee maken maar wel bijv een
membraan
- Vetzuur:
o Carboxyl groep (zure kop) is hydrofiel
§ Zit meestal in een ester of amide binding
o Hydrocarbon staart is hydrophoob (niet polair)
§ Onverzadigd: knik in staart door dubbele binding
- Glycerol + 3 vetzuurstaarten = triacylglycerol
o Vormt vetdruppels in cytoplasma
- Fosfolipid: polaire groep + fosfaat + glycerol + 2 vetzuurstaarten
o Twee OH-groepen van glycerol aan vetzuurstaarten
o Laatste OH-groep aan fosfaatzuur
o Vormt lipide bilaag in cytoplasma
- Lipiden: slecht in wateroplosbare stoffen
o Steroiden
o Isoprenoiden
Aminozuren
- Aminogroep
- Koolstofgroep
- Zuurgroep
- Restgroep
- Isomeren: L-vorm of D-vorm
- Aminozuur zelf heeft een
lading
- Eiwit maken: aminozuur aan zuurgroep, daartussen een
peptidebinding --> H2O
- Zijgroepen zijn bepalend voor interacties
- Gegroepeerd op:
o Acidicsche (zuren kunnen proton afstaan, is hier al gebeurd)
§ Lading negatief of neutraal
o Basische (nemen proton op)
, § Lading positief of neutraal
§ Lysine en Arginine plakken aan DNA
o Ongeladen polair
§ Kunnen waterstofbruggen vormen (partiele lading)
§ H groep kan een fosfaat aan, kan dan helemaal gaan draaien en hierdoor de
eigenschappen van het aminozuur aanpassen
o Non-polair (hydrofoob)
Hoorcollege H2 Chemische componenten van cellen
- Buitenste elektronen = valentie elektronen
- 1 dalton = 1/12 van de massa van een koolstofatoom
Groepen:
- Sulfhydryl: SH
2.1 Chemische bindingen
Covalente binding: Twee moleculen die een elektronenpaar delen (kunnen ook meer)
- Dubbele/triple bindingen kunnen niet draaiden
- Non polaire covalente binding
o Moleculen trekken even hard aan de elektronen, elektronen zijn eerlijk gedeeld
- Polaire covalente binding
o Zuurstof erg elektronegatief, trekt hard aan de elektronen
- Alternating dubbele bindingen (resonante structuren) --> zijn stabieler
- 1kcal bond strength = energie nodig om 6 x 10^23 bindingen (1 mol) te verbreken
Ion binding: binding tussen een positief en negatief geladen atoom (NaCl)
- Geeft elektron aan ander atoom waardoor ene positief is en andere negatief
o Om buitenste schil te vullen
- Zonder water krijg je een raster: een kristal
- Binding is sterker in vaccuum want in water gaan om een ion heen zich
allemaal H2O moleculen rangschikken:
Non covalente bindingen/zwakke bindingen
- Vaak tussen moleculen in cellen (zijn zwak maar wel heel veel)
- Waterstofbruggen (DNA)
o Zwakke verbinding die vormt tussen polaire moleculen
o Tussen negatief waterstofatoom en positief ander atoom
§ OH-O of NH-NH
o Is het sterkst als de drie atomen in een lijn liggen
o Hydrofiele stoffen
§ Polaire stoffen lossen op in water met waterstofbruggen
o Hydrophobe stoffen (hebben geen lading) – Het hydrophobe effect
, § Hydrophobe moleculen worden naar elkaar toe geduwt (“hydrophobe
bindingen”) zodat watermoleculen nog wel zo veel mogelijk interacties met
elkaar hebben
- Electrostatische interacties
o Interacteren met elkaar door de aantrekking van (partieel) geladen groepen op
polaire binding
- Van der Waals interacties
o Elektronen zijn niet gelijk verdeeld binnen een molecuul, vliegen door het molecuul
heen
o Hierdoor ladingsverschil binnen het molecuul
o Interactie is heel kort en zwak
*Polair: lossen goed op in water
Apolair: lossen niet goed op in water
Polair: partieel geladen
Zuur: negatief geladen
Base: positief geladen
2.2 Kleine moleculen
Suikers
- Energiebron
- Erg polair door zuurstof, koolstof, waterstofbindingen
- Carbonyl groep
- Opgelost in water: gaan naar ringstructuur --> koolstof maakt verbinding met alcohol
o Alcohol groep wijst dan naar beneden (alpha-glucose) of naar boven (beta-glucose)
ten opzichte van de C-6 groep
- Ene suiker dus niet de andere suiker, ander effect op enzymen en waar andere groepen
binden
- Disachariden: glucose, fructose & lactose
o Gemaakt door watermolecuul eruit te halen: condensatie
o Weer terug naar monosacharide: hydrolyse
- Polysachariden: zetmeel, glycogeen, cellulose (kunnen wij niet afbreken, koeien doen met
bacterien in hun maag)
- Glycolipide: fosfolipide met een oligosacharide eraan
,Vetten
- Kan je niet hele lange polymeren mee maken maar wel bijv een
membraan
- Vetzuur:
o Carboxyl groep (zure kop) is hydrofiel
§ Zit meestal in een ester of amide binding
o Hydrocarbon staart is hydrophoob (niet polair)
§ Onverzadigd: knik in staart door dubbele binding
- Glycerol + 3 vetzuurstaarten = triacylglycerol
o Vormt vetdruppels in cytoplasma
- Fosfolipid: polaire groep + fosfaat + glycerol + 2 vetzuurstaarten
o Twee OH-groepen van glycerol aan vetzuurstaarten
o Laatste OH-groep aan fosfaatzuur
o Vormt lipide bilaag in cytoplasma
- Lipiden: slecht in wateroplosbare stoffen
o Steroiden
o Isoprenoiden
Aminozuren
- Aminogroep
- Koolstofgroep
- Zuurgroep
- Restgroep
- Isomeren: L-vorm of D-vorm
- Aminozuur zelf heeft een
lading
- Eiwit maken: aminozuur aan zuurgroep, daartussen een
peptidebinding --> H2O
- Zijgroepen zijn bepalend voor interacties
- Gegroepeerd op:
o Acidicsche (zuren kunnen proton afstaan, is hier al gebeurd)
§ Lading negatief of neutraal
o Basische (nemen proton op)
, § Lading positief of neutraal
§ Lysine en Arginine plakken aan DNA
o Ongeladen polair
§ Kunnen waterstofbruggen vormen (partiele lading)
§ H groep kan een fosfaat aan, kan dan helemaal gaan draaien en hierdoor de
eigenschappen van het aminozuur aanpassen
o Non-polair (hydrofoob)