Samenvatting grammatica woordsoorten - Nederlands
Zelfstandig naamwoord (zn): een mens, dier, ding, plant of gevoel. Een naam is ook een zn.
Bepaald lidwoord: de + het
Onbepaald lidwoord: een
Let op het/een zijn niet altijd lidwoorden! Zoals ‘een van de leerlingen’ en ‘het regent al’.
Bijvoeglijk naamwoord (bn): zegt iets over het zn.
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (stof. Bn): vertelt waarvan het zn is gemaakt.
- het bn kan ook achter het zn staan.
Voorzetsel (vz): kan je voor …het schoolfeest of voor …de kooi plaatsen. -> geeft plaats, richting,
tijd of reden aan.
Bijwoord (bw):
- Let op! De vraagwoorden wie, wat, welke, wat voor z’n geen bijwoorden -> vragende vnw.
Wederkerend voornaamwoord (wed. vnw): verwijst terug naar het ow. Alleen bij de ww; zich
schamen, zich wassen, zich vergissen, zich scheren.
- ik schaam me
Wederkerig voornaamwoord (wedig. vnw): elkaar, elkander, mekaar.
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw): verwijst naar een persoon of ding. – ik loop buiten.
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw): geeft aan van wie iets is. Staat vaak voor een zn.
– mijn les
Pers. vnw Bez. vnw
Onderwerp Geen ow
enkelvoud 1e persoon ik Mij / me Mijn / m’n
2e persoon Jij / je Jou / je Jouw / je
u u uw
3e persoon Hij hem / ‘m Zijn / z’n
Zij / ze haar / ze / ‘r haar / d’r
het / ‘t het / ‘t zijn
meervoud 1e persoon Wij / we ons Ons / onze
2e persoon Jullie Jullie Jullie
u u uw
3e persoon Zij / ze Hun / hen / ze hun
Zelfstandig naamwoord (zn): een mens, dier, ding, plant of gevoel. Een naam is ook een zn.
Bepaald lidwoord: de + het
Onbepaald lidwoord: een
Let op het/een zijn niet altijd lidwoorden! Zoals ‘een van de leerlingen’ en ‘het regent al’.
Bijvoeglijk naamwoord (bn): zegt iets over het zn.
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (stof. Bn): vertelt waarvan het zn is gemaakt.
- het bn kan ook achter het zn staan.
Voorzetsel (vz): kan je voor …het schoolfeest of voor …de kooi plaatsen. -> geeft plaats, richting,
tijd of reden aan.
Bijwoord (bw):
- Let op! De vraagwoorden wie, wat, welke, wat voor z’n geen bijwoorden -> vragende vnw.
Wederkerend voornaamwoord (wed. vnw): verwijst terug naar het ow. Alleen bij de ww; zich
schamen, zich wassen, zich vergissen, zich scheren.
- ik schaam me
Wederkerig voornaamwoord (wedig. vnw): elkaar, elkander, mekaar.
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw): verwijst naar een persoon of ding. – ik loop buiten.
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw): geeft aan van wie iets is. Staat vaak voor een zn.
– mijn les
Pers. vnw Bez. vnw
Onderwerp Geen ow
enkelvoud 1e persoon ik Mij / me Mijn / m’n
2e persoon Jij / je Jou / je Jouw / je
u u uw
3e persoon Hij hem / ‘m Zijn / z’n
Zij / ze haar / ze / ‘r haar / d’r
het / ‘t het / ‘t zijn
meervoud 1e persoon Wij / we ons Ons / onze
2e persoon Jullie Jullie Jullie
u u uw
3e persoon Zij / ze Hun / hen / ze hun