Deze vragen en uitwerkingen zijn gemaakt zodat je jezelf kunt testen en kunt oefenen met de
eerste zes hoorcolleges van Testtheorie, gegeven door Jesper Tijmstra aan Tilburg University. Na
elk set vragen van een hoorcollege krijg je de antwoorden te zien. De vragen zijn zelfverzonnen en
gebaseerd op de verplichte stof uit de hoorcolleges en het boek Psychometrics van Furr (2018). Er
zijn rekenvragen en theorie/inzicht vragen, net zoals op het tentamen.
Succes 🫶!!
Hoorcollege 2 en 3
1. Bij een test met polytome gescoorde items met Likert schalen heeft item 1 vier
antwoordmogelijkheden: A, B, C en D. Voor het goed laten functioneren van dit item wil je het
liefst dat:
a. Zoveel mogelijk mensen duidelijk geconcentreerd één antwoord kiezen
b. Er evenveel mensen zijn die antwoord A, B, C en D kiezen
c. Er evenveel mensen zijn die bijvoorbeeld A kiezen als mensen die B, C en D bij elkaar
kiezen
d. Dat maakt niet uit
2. Wat kun je zeggen over hoeveel overeenkomst er is in beoordelingen door 2 beoordelaars bij
een Cohen’s Kappa van 0?
a. Er zijn geen overeenkomsten in beoordeling tussen de beoordelaars
b. Er is een perfecte overeenkomst in beoordeling tussen de beoordelaars
c. Dat er geen overeenkomst is die boven toeval uitstijgt
d. Hier kun je geen conclusie over maken
3. Bij een multiple choice test voor 100 personen die dichotoom gescoord wordt zijn drie vragen
gesteld. Bij elk item is antwoord B het juiste antwoord. Welk item functioneert het beste?
a. Item 1
b. Item 2
c. Item 3
d. Is geen conclusie over te trekken
Item 1 Item 2 Item 3
A 10 25 15
B 70 25 50
C 10 25 15
D 10 25 10
4. Gebruik dezelfde tabel. Wat is de variantie van item 1?
a. .21
b. .7
Oefenvragen tentamen Testtheorie 1
, c. 1
d. 1.21
5. Er zijn twee juryleden (J1 en J2) die bij een auditie 50 acteurs beoordelen of ze geschikt zijn
voor de rol. Ze evalueren de acteurs op Geschikt (G), Ongeschikt (O) en Twijfel (T). Wat is de
Cohen’s kappa voor hun beoordelingen (zie onderstaande tabel)?
a. .00
b. .15
c. .34
d. .44
J1
G O T
J2 G 8
2 2
O 3 10 9
T 5 7 4
6. Er is een tabel met testscores, frequenties, percentages en cumulatieve percentages. Hoe
bereken je vanuit daar voor elke testscore de percentielrang?
a. Vorige testscore + 0.5(percentage huidige testscore - percentage vorige testscore)
b. Frequentie vorige testscore + 0.5(frequentie huidige testscore - frequentie vorige testscore)
c. Percentage vorige testscore + 0.5(cumulatief percentage huidige testscore - cumulatief
percentage vorige testscore)
d. Cumulatief percentage vorige testscore + 0.5(cumulatief percentage huidige testscore -
cumulatief percentage vorige testscore)
7. Vera scoort 75 op een intelligentietest waarvan je deze informatie hebt: SX = 9en X = 68.
Wat is Vera haar IQ score n.a.v. haar score op deze test?
a. 77
b. 100
c. 112
d. 115
8. Wat is Vera haar stanine op de originele intelligentietest?
a. Stanine 4
b. Stanine 5
c. Stanine 6
d. Stanine 7
9. Wat is de variantie van T scores in de populatie (hint: zie hiervoor het formuleblad)?
a. 3.16
b. 10
c. 50
Oefenvragen tentamen Testtheorie 2