Herkauwersrassen
1. Schapen
a. Noord-Europese schapenrassen
1. THOKA-gen= gen bij ooien dat zorgt voor meer lammeren
ii. Fins Landschaap
1. Buitengewone vruchtbaarheid (3-5 lammeren)
2. Witte kleur (dominant) zwart en zwartbont, bruin, grijs en
fawn
iii. Romanov
1. Kol (aftekeningen op voorhoofd)
2. Bles (aftekening op neusrug)
3. Vacht heeft grijsblauwe tint
4. Moeders kunnen zich heel het jaar door voort
blijven planten
iv. Shetland sheep
1. Mannetjes vaak gehoornd (met spriaalvormige hoornen die
niet in het gezicht mogen groeien
2. Korte staart die niet bewold is
3. Fijnste wol
b. Wolschapen
i. Vermont type
1. A-type: sterke plooienvorming
2. B-type: minder halsplooien en geen plooien op romp
3. C-type: Delaine-type
ii. Merionosschaap
1. Belangrijkste wolschaap
2. Wam= voorste plooi in hals
3. Cravat= middelste plooi
4. Schort= achterste plooi
5. In dorre gebieden
6. Bekleed met witte wol ook op het
voorhoofd
7. Dealaine-type: schaap zonder plooien
( voor het vermijden van myiasis)
8. Gekruisd met lincoln, leicester, romey marsh ( voor betere wol)
iii. Clun forest
1. Hoornloos
2. Witte vacht met bewold voorhoofd
3. Opstaande oren
4. Donkerbruine kop en ledematen
, c. Vleesschapen
i. Texelaar
1. Gespecialiseerd vleesras
2. Ver uit elkaar geplaatste ledematen
3. Hoornloos
4. Poten en kop dragen geen wol
5. Typisch weideschaap
6. Beltex= nederlandse type: uiterst gespierd
7. Franse type: meer vruchtbaar en betere melk
8. Wit, blauw, dassenkop en zwart
ii. Île de France
1. Uniform wit
2. Hoornloos
3. Kop heeft een weelderige voorhuidskuif
maar het aangezicht en het onderste deel
van de ledematen zijn onbewold
4. Zero grazing: niet grazen maar vers gemaaid
ruwvoer of gras krijgen
iii. Bleu de maine
1. Kop en ledematen zijn onbewold en blauwgrijs geleurd
2. Kop is lang met een breed voorhoofd en versmalt daar de
muilstreek toe
3. Hoornloos
iv. Suffolk
1. Roomkleurige vacht
2. De kop en de poten zijn diepzwart en onbewold
3. Spider lamb syndrome: zware skeletafwijkingen
→ abnormale been- en kraakbeenvorming
v. Hampshire down
1. Zwarte oren, kop en poten
2. Bewold voorhoofd, wangen en poten
d. Melkschapen
i. Lacaune
1. Lactatieduur van 5-6 maanden
2. Roquefort
3. Hoogbenig, matig gespierd met een ruime
lachaamsontwikkeling
4. Helemaalt wit, zonder wol op kop, hals,
ledematen en buikstreek
5. De kop is lang en recht, de oren zijn lang en
hangen neer
6. Hoornloos
1. Schapen
a. Noord-Europese schapenrassen
1. THOKA-gen= gen bij ooien dat zorgt voor meer lammeren
ii. Fins Landschaap
1. Buitengewone vruchtbaarheid (3-5 lammeren)
2. Witte kleur (dominant) zwart en zwartbont, bruin, grijs en
fawn
iii. Romanov
1. Kol (aftekeningen op voorhoofd)
2. Bles (aftekening op neusrug)
3. Vacht heeft grijsblauwe tint
4. Moeders kunnen zich heel het jaar door voort
blijven planten
iv. Shetland sheep
1. Mannetjes vaak gehoornd (met spriaalvormige hoornen die
niet in het gezicht mogen groeien
2. Korte staart die niet bewold is
3. Fijnste wol
b. Wolschapen
i. Vermont type
1. A-type: sterke plooienvorming
2. B-type: minder halsplooien en geen plooien op romp
3. C-type: Delaine-type
ii. Merionosschaap
1. Belangrijkste wolschaap
2. Wam= voorste plooi in hals
3. Cravat= middelste plooi
4. Schort= achterste plooi
5. In dorre gebieden
6. Bekleed met witte wol ook op het
voorhoofd
7. Dealaine-type: schaap zonder plooien
( voor het vermijden van myiasis)
8. Gekruisd met lincoln, leicester, romey marsh ( voor betere wol)
iii. Clun forest
1. Hoornloos
2. Witte vacht met bewold voorhoofd
3. Opstaande oren
4. Donkerbruine kop en ledematen
, c. Vleesschapen
i. Texelaar
1. Gespecialiseerd vleesras
2. Ver uit elkaar geplaatste ledematen
3. Hoornloos
4. Poten en kop dragen geen wol
5. Typisch weideschaap
6. Beltex= nederlandse type: uiterst gespierd
7. Franse type: meer vruchtbaar en betere melk
8. Wit, blauw, dassenkop en zwart
ii. Île de France
1. Uniform wit
2. Hoornloos
3. Kop heeft een weelderige voorhuidskuif
maar het aangezicht en het onderste deel
van de ledematen zijn onbewold
4. Zero grazing: niet grazen maar vers gemaaid
ruwvoer of gras krijgen
iii. Bleu de maine
1. Kop en ledematen zijn onbewold en blauwgrijs geleurd
2. Kop is lang met een breed voorhoofd en versmalt daar de
muilstreek toe
3. Hoornloos
iv. Suffolk
1. Roomkleurige vacht
2. De kop en de poten zijn diepzwart en onbewold
3. Spider lamb syndrome: zware skeletafwijkingen
→ abnormale been- en kraakbeenvorming
v. Hampshire down
1. Zwarte oren, kop en poten
2. Bewold voorhoofd, wangen en poten
d. Melkschapen
i. Lacaune
1. Lactatieduur van 5-6 maanden
2. Roquefort
3. Hoogbenig, matig gespierd met een ruime
lachaamsontwikkeling
4. Helemaalt wit, zonder wol op kop, hals,
ledematen en buikstreek
5. De kop is lang en recht, de oren zijn lang en
hangen neer
6. Hoornloos
