Volgens de relativiteitstheorie is de lichtsnelheid een absolute bovengrens: niets
kan sneller dan bewegen dan de lichtsnelheid.
de snelheid van licht is absoluut en niet relatief, terwijl andere snelheden wel
zijn.
Het gaat in dit hoofdstuk om de speciale relativiteitstheorie: omdat het hierin gaat
over eenparig bewegende waarnemers en niet over versnelde.
Straling:
Licht is net als röntgenstraling en radiostraling, één van de vormen van
elektromagnetische straling.
C = de lichtsnelheid (3,00 x 108 m/s)
- C=λ × f
f = de frequentie (in Hz)
λ = de golflente in (m)
De fotonenergie is evenredig met de frequentie:
- E f =hxf h = de constante van Plack (J x s)
f = de frequentie (in Hz)
E = de energie van het foton (in J)
Licht plant zich vacuüm voort met de lichtsnelheid c. Er is geen ‘tussenstof /
medium’ waarin de trillingen plaatsvinden, zoals bij geluid en watergolven wel het
geval is.
Referentiesystemen
Referentiesysteem: coördinaten stelsel + klok. } de snelheid en de plaats van een
voorwerp en van de waarnemer, kunnen weergegeven worden in één of meer
referentiesystemen.
Relativistisch: niet verwaarloosbaar ten opzichte van de lichtsnelheid.
Wanneer iets twee verschillende snelheden heeft kun je een berekening met
verschillende referentiesystemen moeilijker uitvoeren.
Inertiaal systemen: referentiesystemen die onderling eenparig bewegen.
Postulaten: uitgangspunten / hypothesen relativiteitstheorie
1. De lichtsnelheid c heeft in elk intertiaalstelsel dezelfde waarde en geen enkele
snelheid kan groter zijn dan de lichtsnelheid
2. In elk inertiaal systeem gelden dezelfde natuurwetten.
, Ruimtetijd-diagrammen
Om een redenering of berekening over beweging te overzien is het vaak handig een
diagram te tekenen. S,t-diagram en X,t-diagram.
Rekenhulp:
s cxt
dus: t= =
v v
Snelheden klassiek samenstellen
Je kunt de snelheden ook op een klassieke
manier samenstellen met een
parallelogramconstructie.