2018-2019
KWALITEITSZORG BIJ
NEURLOGISCHE
AANDOENINGEN
Samenvatting
vaardighedenprotocollen
Scholte, Annemaj
,Inhoudsopgave
Vaardigheden VT1.2: Transfers rondom het bed ...............................................................................................4
Vaardigheid 1: Een CVA patiënt aanleren om een bruggetje te maken...........................................................4
Vaardigheid 2: Een CVA patiënt aanleren om zijwaarts te verplaatsen in bed ................................................4
Vaardigheid 3: Een CVA patiënt aanleren om van ruglig naar zijlig te draaien ................................................5
Vaardigheid 4: een CVA patiënt aanleren om van zijlig naar zit te komen ......................................................5
Vaardigheid 5: een CVA patiënt aanleren om een lage transfer (zit naar zit) te maken..................................6
Vaardigheid 6: het afnemen van de Trunk Control Test (TCT) .........................................................................6
Vaardigheid 7: het classificeren van de rompbalans in onvoldoende, matig of voldoende ............................6
Vaardigheid 8: het afnemen van de Motricity Index (MI) (alleen onderste extremiteit) ................................6
Vaardigheden VT1.3: Staan en balans ................................................................................................................7
Vaardigheid 1: een CVA patiënt (met een hemiplegie) leren opstaan uit een stoel ........................................7
Vaardigheid 2: een CVA patiënt (met een hemiplegie) leren reiken in stand ..................................................7
Vaardigheid 3: een CVA patiënt (met een hemiplegie) leren gewicht nemen op het aangedane been .........8
Vaardigheid 4: een CVA patiënt (met een hemiplegie) leren opstaan vanaf de grond ...................................9
Vaardigheid 5: het afnemen van de Berg Balans Schaal ..................................................................................9
Vaardigheden VT2.2: Lopen en traplopen ....................................................................................................... 10
Vaardigheid 1: binnenshuis lopen ................................................................................................................. 10
Vaardigheid 2: traplopen (op) ....................................................................................................................... 10
Vaardigheid 3: traplopen (af) ........................................................................................................................ 11
Vaardigheid 4: faciliteren stand-fase .......................................................................................................... 11
Vaardigheid 5: faciliteren zwaaifase.............................................................................................................. 12
Vaardigheid 6: faciliteren zwaaifase (zwachtel) ............................................................................................ 12
Vaardigheid 7: faciliteren traplopen.............................................................................................................. 13
Vaardigheden VT2.3: De bovenste extremiteit ............................................................................................... 14
Vaardigheid 1: schoudercontrole en mobiliseren van de scapula in ruglig .................................................. 14
Vaardigheid 2: schoudercontrole en mobilisatie in zit .................................................................................. 14
Vaardigheid 3: mobilisatie van de scapula in zijlig ........................................................................................ 15
Vaardigheid 4: kan zorg dragen voor de aangedane arm tijdens de transfers rondom het bed .................. 15
Vaardigheid 5: kan actieve oefenvormen aanbieden voor het verbeteren van arm functie en activiteiten in
de verschillende stadia volgens Brunnstrom Fugl-Meyer (1, 2, 3, 4 en 5) ................................................... 16
Vaardigheid 6: het onderzoeken van de gnostische (diepte) sensibiliteit van de bovenste extremiteit ...... 16
Vaardigheid 7: het onderzoeken van de oppervlakkige sensibiliteit van de bovenste extremiteit .............. 17
Vaardigheid 8: het afnemen van de Motricity Index (MI) (alleen bovenste extremiteit) ............................. 17
Vaardigheid 9: het afnemen van de Brunnstrom Fugl-Meyer test (BFM) (alleen schouder en elleboog)... 17
2
, VT 4.03 Therapeutische fase bij de ziekte van Parkinson: strategie- en functietraining ............................... 18
Complexe vaardigheid 1: gaan zitten ............................................................................................................ 18
Complexe vaardigheid 2: opstaan vanuit stoel ............................................................................................. 19
Complexe vaardigheid 3: opkomen vanaf vloer ............................................................................................ 19
Complexe vaardigheid 4: gaan liggen in bed ................................................................................................. 20
Complexe vaardigheid 5: draaien in bed ....................................................................................................... 21
Complexe vaardigheid 6: van ruglig naar zit ................................................................................................. 22
Complexe vaardigheid 7: opstaan uit bed/ van zit naar stand ...................................................................... 22
Complexe vaardigheid 9/10: toepassen van cues ......................................................................................... 23
Complexe vaardigheid 8: loopbandtraining .................................................................................................. 24
5.02 neurologische testen; MS ......................................................................................................................... 26
reflexen .......................................................................................................................................................... 26
Proef van Barré .............................................................................................................................................. 26
Proef van Mingazinni ..................................................................................................................................... 26
Hiel-knie proef ............................................................................................................................................... 27
Top-neus proef .............................................................................................................................................. 27
Proef van Romberg ........................................................................................................................................ 28
Dysdiadochokinese ........................................................................................................................................ 28
Rebound test ................................................................................................................................................. 29
Vaardigheden: onderzoek van het staan en gaan bij stoornissen in het cerebellum (TUG*): ...................... 29
Aanleren van het gaan met een 4-wiel rollator en compensatiestrategieën bij cerebellaire stoornissen. .. 30
Aanleren van de compensatiestrategieën tijdens reiken en grijpen bij cerebellaire stoornissen. ............... 30
3