Samenvatting
Communicatie Handboek
Wil Michels
Hoofdstuk 1 t/m 7
Door Fréderique van den Boogaart
, Hoofdstuk 1
Het begrip communicatie
Communicatie: Het proces waarbij de zender de intentie heeft een boodschap over te
brengen naar een of meer ontvangers.
Drie visies op communicatie:
1) Eenrichtingsverkeer (one way proces): Zender staat centraal, ontvanger nauwelijks in
beeld. Doel is het zenden van de boodschap. Weinig aandacht voor of deze ook
daadwerkelijk aankomt.
Bijv: reclamefolders in je de brievenbus
2) Gecontroleerd eenrichtingsverkeer (instrumentele visie): Zender richt boodschap aan
geselecteerde doelgroepen. Ontvanger alleen in beeld m.b.t. mogelijkheden voor
feedback. Doel is informatie overdragen of doelgroep sturen.
3) Tweerichtingsverkeer (interactief proces): Poging tot uitwisseling of afstemming tussen
verschillende partijen. Geen onderscheid tussen zender en ontvanger.
Intentionele communicatie: Zender heeft bedoeling te communieren. Bijv. boek
Non-intentionele communicatie: Zender heeft niet de bedoeling te communiceren. Bijv.
blozen of gapen
Basismodel voor communicatie
Aspecten van de boodschap:
1) Zakelijk: Boodschap bevat een beschrijving van feiten
2) Expressief: Boodschap toont gevoel/emotie van de zender
3) Relationeel: Uit boodschap blijkt hoe zender en ontvanger tegenover elkaar staan
4) Appellerend: Boodschap bedoeld om invloed uit te oefenen op ontvanger
Het ZMBO-model:
Zender -> Boodschap via medium -> Ontvanger
Zender encodeert de boodschap
Ontvanger decodeert de boodschap
Ontvanger geeft feedback
Daarop geeft de zender weer een terugkoppeling
Ruis: Factoren die het communicatieproces verstoren
,1) Interne ruis: Verstoring door factoren binnen het directe proces. Bijv. Zender kan
boodschap niet goed onder woorden brengen
2) Externe ruis: Veroorzaakt door factoren buiten het proces. Bijv. Geluiden van
vliegtuigen/autoʼs.
Redundantie: Het verschaffen van overbodige informatie voor de ontvanger.
1) Functionele redundantie: Zinnig. Bijv. Bij een lezing kan een extra samenvatting handig
zijn voor de ontvangers om de boodschap beter te onthouden.
2) Disfunctionele redundantie: Niet zinnig. Onnodige herhalingen, bijv. Stopwoorden of
steeds herhaalde tekst in een artikel/voordracht.
Relatie en referentiekader: Gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waar
ontvanger zijn denken en handelen op baseert. Belangrijk: zender moet zich inleven in de
gedachtegang van ontvanger.
Omgevingsfactoren en maatschappelijk factoren: Concrete situatie is van invloed op
communicatieproces. Bijv. moment van de dag (manager heeft ochtendhumeur) of plaats
(op kantoor of tijdens gezamenlijke lunch in restaurant)
Ook rekening houden met verschillen in cultuur.
Beperkingen communicatiemodel:
1) Ontvanger is nooit passief: In het basismodel heeft de ontvanger (onterecht) een
passieve rol. In werkelijkheid selecteert de ontvanger zelf de info die hij/zij wil
ontvangen. Ook interpreteert hij de boodschap op een eigen manier.
2) Verschuiving macht naar de ontvanger: Tegenwoordig kan de ontvanger uit vele
zenders van boodschappen kiezen. Hij ʻzaptʼ makkelijk weg.
Basismodel bedacht toen de radio opkwam. Er was maar een zender.
Soorten communicatie
Verbaal: Schriftelijk en mondeling. Met woorden/taal.
1) Mondeling: Indringender en heeft mogelijkheid tot feedback. Voorkeur bij realiseren
gedrags-/houdingsverandering.
2) Schriftelijk: Goedkoper als je iets wil communiceren naar een grote groep.
Non-verbaal: Alle niet-talige vormen van communicatie. Belangrijk voor het vormen van
eerste indruk.
Vocale communicatie: Met stem
Non-vocaal: Zonder geluid
Intentionele communicatie: Zender heeft bedoeling te communieren. Bijv. boek
Non-intentionele communicatie: Zender heeft niet de bedoeling te communiceren. Bijv.
blozen of gapen
, Metacommunicatie: Communicatie over communicatie. Spreken met taal over taal.
Bijv. ʻDie tekst van je heeft een rommelige structuurʼ.
Communicatiemodaliteiten
=> Indeling verschillende communicatiewijzen.
Informatie: Informatie geven. Neutraal karakter.
Voorlichting: Hulp bij menings- en besluitvorming. Staat belang ontvanger voorop.
Public relations: Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip. Doel is verstrekken van
imago van de zender.
Reclame: Overrede informatie over merk/organisaties. Meestal via betaalde ruimte in
massamedia. Doel is opbouwen van sterk merk.
Propaganda: Overbrengen van ideeën. Bijv. Politiek of religie. Doel is beïnvloeden.
Mate beïnvloeding ontvanger:
Minst -> Meest
Voorlichting -> Public relations -> Reclame -> Propaganda1.5 Massacommunicatie en
interpersoonlijke communicatie
Massacommunicatie: Openbaar en voor iedereen toegankelijk. Communiceren met grote
groepen, meestal via krant, tv en radio.
Is relatief goedkoop om snel veel mensen te bereiken.
Intentie! Ook als niet iedereen daadwerkelijk wordt bereikt; nog steeds
massacommunicatie!
Interpersoonlijke communicatie: Direct contact tussen de communicerende partijen. Bijv.
Gesprekken, chatten, discussies.
Handig voor als de boodschap ingewikkeld is of als je mensen wilt overtuigen. Is
indringender dan massacommunicatie.
Intrapersoonlijke communicatie: Communicatie met jezelf. Dialoog met stem in je hoofd.
Theorieën over de macht van de media:
1) Stimulus-responstheorie/Injectienaaldtheorie: Boodschap indringend overbrengen en
ontvangers zouden klakkeloos accepteren (werd gedacht).
2) Two-step-flowtheorie: Informatie moet doelgroep bereiken door middel van
beïnvloeders. Bijv. opinieleiders.
Communicatie Handboek
Wil Michels
Hoofdstuk 1 t/m 7
Door Fréderique van den Boogaart
, Hoofdstuk 1
Het begrip communicatie
Communicatie: Het proces waarbij de zender de intentie heeft een boodschap over te
brengen naar een of meer ontvangers.
Drie visies op communicatie:
1) Eenrichtingsverkeer (one way proces): Zender staat centraal, ontvanger nauwelijks in
beeld. Doel is het zenden van de boodschap. Weinig aandacht voor of deze ook
daadwerkelijk aankomt.
Bijv: reclamefolders in je de brievenbus
2) Gecontroleerd eenrichtingsverkeer (instrumentele visie): Zender richt boodschap aan
geselecteerde doelgroepen. Ontvanger alleen in beeld m.b.t. mogelijkheden voor
feedback. Doel is informatie overdragen of doelgroep sturen.
3) Tweerichtingsverkeer (interactief proces): Poging tot uitwisseling of afstemming tussen
verschillende partijen. Geen onderscheid tussen zender en ontvanger.
Intentionele communicatie: Zender heeft bedoeling te communieren. Bijv. boek
Non-intentionele communicatie: Zender heeft niet de bedoeling te communiceren. Bijv.
blozen of gapen
Basismodel voor communicatie
Aspecten van de boodschap:
1) Zakelijk: Boodschap bevat een beschrijving van feiten
2) Expressief: Boodschap toont gevoel/emotie van de zender
3) Relationeel: Uit boodschap blijkt hoe zender en ontvanger tegenover elkaar staan
4) Appellerend: Boodschap bedoeld om invloed uit te oefenen op ontvanger
Het ZMBO-model:
Zender -> Boodschap via medium -> Ontvanger
Zender encodeert de boodschap
Ontvanger decodeert de boodschap
Ontvanger geeft feedback
Daarop geeft de zender weer een terugkoppeling
Ruis: Factoren die het communicatieproces verstoren
,1) Interne ruis: Verstoring door factoren binnen het directe proces. Bijv. Zender kan
boodschap niet goed onder woorden brengen
2) Externe ruis: Veroorzaakt door factoren buiten het proces. Bijv. Geluiden van
vliegtuigen/autoʼs.
Redundantie: Het verschaffen van overbodige informatie voor de ontvanger.
1) Functionele redundantie: Zinnig. Bijv. Bij een lezing kan een extra samenvatting handig
zijn voor de ontvangers om de boodschap beter te onthouden.
2) Disfunctionele redundantie: Niet zinnig. Onnodige herhalingen, bijv. Stopwoorden of
steeds herhaalde tekst in een artikel/voordracht.
Relatie en referentiekader: Gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waar
ontvanger zijn denken en handelen op baseert. Belangrijk: zender moet zich inleven in de
gedachtegang van ontvanger.
Omgevingsfactoren en maatschappelijk factoren: Concrete situatie is van invloed op
communicatieproces. Bijv. moment van de dag (manager heeft ochtendhumeur) of plaats
(op kantoor of tijdens gezamenlijke lunch in restaurant)
Ook rekening houden met verschillen in cultuur.
Beperkingen communicatiemodel:
1) Ontvanger is nooit passief: In het basismodel heeft de ontvanger (onterecht) een
passieve rol. In werkelijkheid selecteert de ontvanger zelf de info die hij/zij wil
ontvangen. Ook interpreteert hij de boodschap op een eigen manier.
2) Verschuiving macht naar de ontvanger: Tegenwoordig kan de ontvanger uit vele
zenders van boodschappen kiezen. Hij ʻzaptʼ makkelijk weg.
Basismodel bedacht toen de radio opkwam. Er was maar een zender.
Soorten communicatie
Verbaal: Schriftelijk en mondeling. Met woorden/taal.
1) Mondeling: Indringender en heeft mogelijkheid tot feedback. Voorkeur bij realiseren
gedrags-/houdingsverandering.
2) Schriftelijk: Goedkoper als je iets wil communiceren naar een grote groep.
Non-verbaal: Alle niet-talige vormen van communicatie. Belangrijk voor het vormen van
eerste indruk.
Vocale communicatie: Met stem
Non-vocaal: Zonder geluid
Intentionele communicatie: Zender heeft bedoeling te communieren. Bijv. boek
Non-intentionele communicatie: Zender heeft niet de bedoeling te communiceren. Bijv.
blozen of gapen
, Metacommunicatie: Communicatie over communicatie. Spreken met taal over taal.
Bijv. ʻDie tekst van je heeft een rommelige structuurʼ.
Communicatiemodaliteiten
=> Indeling verschillende communicatiewijzen.
Informatie: Informatie geven. Neutraal karakter.
Voorlichting: Hulp bij menings- en besluitvorming. Staat belang ontvanger voorop.
Public relations: Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip. Doel is verstrekken van
imago van de zender.
Reclame: Overrede informatie over merk/organisaties. Meestal via betaalde ruimte in
massamedia. Doel is opbouwen van sterk merk.
Propaganda: Overbrengen van ideeën. Bijv. Politiek of religie. Doel is beïnvloeden.
Mate beïnvloeding ontvanger:
Minst -> Meest
Voorlichting -> Public relations -> Reclame -> Propaganda1.5 Massacommunicatie en
interpersoonlijke communicatie
Massacommunicatie: Openbaar en voor iedereen toegankelijk. Communiceren met grote
groepen, meestal via krant, tv en radio.
Is relatief goedkoop om snel veel mensen te bereiken.
Intentie! Ook als niet iedereen daadwerkelijk wordt bereikt; nog steeds
massacommunicatie!
Interpersoonlijke communicatie: Direct contact tussen de communicerende partijen. Bijv.
Gesprekken, chatten, discussies.
Handig voor als de boodschap ingewikkeld is of als je mensen wilt overtuigen. Is
indringender dan massacommunicatie.
Intrapersoonlijke communicatie: Communicatie met jezelf. Dialoog met stem in je hoofd.
Theorieën over de macht van de media:
1) Stimulus-responstheorie/Injectienaaldtheorie: Boodschap indringend overbrengen en
ontvangers zouden klakkeloos accepteren (werd gedacht).
2) Two-step-flowtheorie: Informatie moet doelgroep bereiken door middel van
beïnvloeders. Bijv. opinieleiders.