Samenvatting Probleem 1 - What Drives Them?

Probleem 1 What drives them?
Leermotivatie
Motivatie
Interne staat die gedrag stuurt, opwekt en onderhoudt.
Twee soorten
- Intrinsieke motivatie
De bron van de motivatie ligt in het individu of de taak die wordt uitgevoerd. De
persoon is gemotiveerd omdat hij de taak leuk of de moeite waard vindt.
Iemand zal een taak langer volhouden en zal meer plezier beleven aan een taak.
Werkt alleen op korte termijn.
- Extrinsieke motivatie
De bron van de motivatie ligt buiten het individu en de taak die wordt uitgevoerd.
Hierbij kun je denken aan een beloning.
Kan zorgen voor succesvol leren en productief gedrag. Nadeel is dat een student met
minimale moeite een beloning kan behalen.

Locus of causality
De oorzaak van het gedrag, dit kan intern of extern zijn.

Internalized motivatie
Wanneer je ouder wordt neem je veel prioriteiten en waardes over van de mensen om je heen.
Dit werkt door op de lange termijn. Ontwikkeld in de kindertijd in vier stappen:
- Externe regulatie
Externe motivatie
- Introjectie
Motivatie nog steeds extrinsiek. Vermijden van schuld en het beschermen van het self-
concept wordt belangrijk.
- Identificatie
De bron wordt waardevol voor de persoon
- Integratie
De motivatie wordt intrinsiek

5 benaderingen
- Behaviorisme
Beloning en stimulansen
Stimulans  moedigt of ontmoedigt bepaald gedrag
- Humanisme
Intrinsieke bronnen van motivatie, zoals zelfactualisatie en zelfdeterminatie.
- Cognitief
Intrinsieke motivatie: mensen zijn uit zichzelf actief en nieuwsgierig. Gedrag komt
voort uit eigen denken.
- Sociaal-cognitief
Motivatie is het product van verwachting en waarden.
Kosten maken de waarden minder aantrekkelijk.
Verwachting is intrinsiek en waarde is extrinsiek.
- Socio-cultureel
Motivatie is er om identiteit en interpersoonlijke relaties te behouden.
 Legitimate peripheral participation

, Beginners zijn betrokken bij het werk van de groep, zelfs als hun vaardigheden
onder ontwikkeld zijn en hun bijdrage klein is. Betrokken omdat je erbij wilt
horen, dit zorgt voor motivatie.
 Central participation
Wanneer je bij de groep hoort.
 Cultural correspondence
Of schooltaken en activiteiten verbinden met de kennis van de studenten en
hun eerdere ervaringen.

Behaviorisme (extrinsiek)
 Behavioral learning theory
Motivatie wordt veroorzaakt door beloningen of gewenste uitkomsten en is dus extern.
Operant en klassiek conditioneren.
 Incentive
Verwachting van het krijgen van een beloning in de toekomst
 Reward
De daadwerkelijke beloning die verkregen wordt door bepaald gedrag.
Kritiek:
- Beloning niet voldoende, verwachting van beloning speelt ook een rol.

Humanistische benadering (intrinsiek)
Behoefte aan zelfactualisatie, het idee van competentie en zelfvertrouwen. De motivatie om
een behoefte te vervullen verschilt per persoon en per situatie.
 Maslow’s need theory
Onderscheidt in twee soorten behoeften
 Deficiency needs -> fysiologische behoeften, veiligheid, liefde en
zelfvertrouwen. ( Onderkant van de piramide)
Zijn motiverend als ze niet bevredigd zijn.
 Being/growth needs -> cognitieve behoeften, esthetische behoeften
(schoonheid, symmetrie, balans, orde, vorm) en zelfactualisatie.
Motivatie verdwijnt niet als ze worden vervuld. Hoe meer succes, hoe meer
motivatie om te ontwikkelen.
 Self-determination theory (Deci)
Je doet alles uit jezelf omdat we behoefte hebben aan het voelen van: competentie,
controle, relatedness en autonomie.
Hoe hoger de behoefte, hoe hoger de (intrinsieke) motivatie.
 Need for autonomy
De wens om controle te hebben over eigen acties i.p.v. gecontroleerd worden
en gedreven zijn door beloningen / straf etc.
 Cognitieve evaluatie theorie
Alle gebeurtenissen hebben twee aspecten:
- Controle / druk
Zoals een deadline.
- Informatie / feedback
Bv. cijfers.
Lage controle en hoge druk zorgt voor een passieve student.
 External regulation
Beschrijft hoe motivatie bestaat buiten een persoon
 Introjected regulation
Extrinsieke motivatie die bepaald wordt door iemand zijn gevoelens.