8 Zenuwweefsel
Inleiding
Meer dan 100 miljard zenuwcellen/neuronen
o Elke neuron: minstens 1000 functionele connecties met andere neuronen
Uitgebreid communicatienetwerk: serieschakeling van neuronen
Snelle uitwisseling van informatie over grote afstanden
Indeling zenuwstelsel
o Centrale zenuwstelsel
Hersenen en ruggenmerg
Neuronen
Lange uitlopers
Ondersteund door gliacellen
o Korte uitlopers
o Ondersteuning, bescherming en isolatie neuronen
o Geheel van gliacellen = neuroglia
Dicht opeengeplakt complex van zenuw- en gliaceluitlopers = neuropileem/
zenuwvilt van het CZS
o Perifere zenuwstelsel
Alle zenuwen: bundels van lange zenuwuitlopers met ondersteunende cellen
Ganglia: kleine centra van zenuwcellen
Bindweefsel: omgeeft zenuwen en ganglia extern
Bescherming en voeding
Elektrisch potentiaalverschil van neuronen tussen binnen- en buitenzijde celmembraan
o Net als alle lichaamscellen
o Reageren op prikkels/veranderingen in hun omgeving wisseling potentiaalverschil
Enkel prikkelbare cellen: neuronen, spiercellen, sommige kliercellen
Kan beperkt blijven tot plaats op celmembraan van ontvangst prikkel
Kan langs membraan uitbreiden over hele neuron = zenuwimpuls
Informatie wordt doorgegeven aan andere neuronen/spieren/klieren
2 belangrijke hoofdtaken door informatie te creëren, analyseren, identificeren en integreren
o Waarneming en regulering interne condities
Vb. bloeddruk, O2- en CO2-concentraties, glucose- en hormoonspiegels
o Regulatie van gedragspatronen
T.a.v. voeding, voortplanting, zelfverdediging, …
Ontwikkeling
Uit ectoderm
o Chorda dorsalis: differentiatie extoderm neurale plaat
o Verdikking randen neurale groeve
o Verdere uitgroeiing en versmelting tot neurale buis
Hieruit: hele CZS, neuronen, gliacellen, ependymcellen, epitheelcellen plexus choroideus
Ectoderm aan weerszijden neurale plaat: mee ingestulpt naar binnen
o Sluiting neurale groeve tot neurale buis
o Cellen: neurale lijst naast neurale buis verdere ontwikkeling:
Sensibele neuronen van spinale ganglia
Cellen van pia mater en arachnoidea
Postganglionaire neuronen van ortho- en parasympatische ganglia
Schwann-cellen
Mantelcellen van perifere ganglia
1
, Chromaffiene cellen van bijniermerg
Melanocyten in huid
2
, Neuronen/zenuwcellen
In volwassen toestand: delen niet meer
Communicatie binnen zenuwstelsel en met andere weefsels
o Opname, overbrenging en verwerking van prikkels
Rol neurotransmitters en andere informatiemoleculen
Uit 3 onderdelen
o Cellichaam/perikaryon
Kern in centrum
Stofwisselingscentrum van de cel
Gevoelig voor prikkels
o Dendrieten
Sterk vertakte uitlopers
Vangen stimuli op en geleiden hen naar cellichaam
o Axon
Enkele, lange uitloper
Leidt impulsen naar andere cellen
Neuronen / spiercellen / kliercellen
Distale uiteinde: vertakt = telodendron/eindboompje
Collaterale takken eindigen met verbreding = eindknopje/bouton
o Overdracht van impuls naar andere cellen
via specifieke contactplaatsen = synapsen
Indeling naar vorm en grootte
o Multipolaire neuronen
Meer dan 2 uitlopers: 1 axon en verscheidene dendrieten
Meest voorkomend
o Bipolaire neuronen
1 axon en 1 dendriet
Vb. in gehoororgaan en netvlies
o Pseudo-unipolaire neuronen
1 uitloper dat splitst in axon en dendriet directe impulsgeleding dendriet – axon
Vb. bij spinale en craniale ganglia
o Anaxonische neuronen
Veel dendrieten en geen axon
Generen geen actiepotentialen; regelen elektrische verandering in naburige
neuronen
Indeling naar functie
o Motorische/efferente neuronen = motorneuronen
Geven signalen naar effectoren (spiervezels, klieren)
o Sensorische/sensibele/afferente neuronen
Ontvangen prikkels uit omgeving of lichaam
o Schakelneuronen/interneuronen
Verbinding neuronen onderling binnen 1 kerngebied
o Projectieneuronen
Verbinding kerngebieden onderling
3
Inleiding
Meer dan 100 miljard zenuwcellen/neuronen
o Elke neuron: minstens 1000 functionele connecties met andere neuronen
Uitgebreid communicatienetwerk: serieschakeling van neuronen
Snelle uitwisseling van informatie over grote afstanden
Indeling zenuwstelsel
o Centrale zenuwstelsel
Hersenen en ruggenmerg
Neuronen
Lange uitlopers
Ondersteund door gliacellen
o Korte uitlopers
o Ondersteuning, bescherming en isolatie neuronen
o Geheel van gliacellen = neuroglia
Dicht opeengeplakt complex van zenuw- en gliaceluitlopers = neuropileem/
zenuwvilt van het CZS
o Perifere zenuwstelsel
Alle zenuwen: bundels van lange zenuwuitlopers met ondersteunende cellen
Ganglia: kleine centra van zenuwcellen
Bindweefsel: omgeeft zenuwen en ganglia extern
Bescherming en voeding
Elektrisch potentiaalverschil van neuronen tussen binnen- en buitenzijde celmembraan
o Net als alle lichaamscellen
o Reageren op prikkels/veranderingen in hun omgeving wisseling potentiaalverschil
Enkel prikkelbare cellen: neuronen, spiercellen, sommige kliercellen
Kan beperkt blijven tot plaats op celmembraan van ontvangst prikkel
Kan langs membraan uitbreiden over hele neuron = zenuwimpuls
Informatie wordt doorgegeven aan andere neuronen/spieren/klieren
2 belangrijke hoofdtaken door informatie te creëren, analyseren, identificeren en integreren
o Waarneming en regulering interne condities
Vb. bloeddruk, O2- en CO2-concentraties, glucose- en hormoonspiegels
o Regulatie van gedragspatronen
T.a.v. voeding, voortplanting, zelfverdediging, …
Ontwikkeling
Uit ectoderm
o Chorda dorsalis: differentiatie extoderm neurale plaat
o Verdikking randen neurale groeve
o Verdere uitgroeiing en versmelting tot neurale buis
Hieruit: hele CZS, neuronen, gliacellen, ependymcellen, epitheelcellen plexus choroideus
Ectoderm aan weerszijden neurale plaat: mee ingestulpt naar binnen
o Sluiting neurale groeve tot neurale buis
o Cellen: neurale lijst naast neurale buis verdere ontwikkeling:
Sensibele neuronen van spinale ganglia
Cellen van pia mater en arachnoidea
Postganglionaire neuronen van ortho- en parasympatische ganglia
Schwann-cellen
Mantelcellen van perifere ganglia
1
, Chromaffiene cellen van bijniermerg
Melanocyten in huid
2
, Neuronen/zenuwcellen
In volwassen toestand: delen niet meer
Communicatie binnen zenuwstelsel en met andere weefsels
o Opname, overbrenging en verwerking van prikkels
Rol neurotransmitters en andere informatiemoleculen
Uit 3 onderdelen
o Cellichaam/perikaryon
Kern in centrum
Stofwisselingscentrum van de cel
Gevoelig voor prikkels
o Dendrieten
Sterk vertakte uitlopers
Vangen stimuli op en geleiden hen naar cellichaam
o Axon
Enkele, lange uitloper
Leidt impulsen naar andere cellen
Neuronen / spiercellen / kliercellen
Distale uiteinde: vertakt = telodendron/eindboompje
Collaterale takken eindigen met verbreding = eindknopje/bouton
o Overdracht van impuls naar andere cellen
via specifieke contactplaatsen = synapsen
Indeling naar vorm en grootte
o Multipolaire neuronen
Meer dan 2 uitlopers: 1 axon en verscheidene dendrieten
Meest voorkomend
o Bipolaire neuronen
1 axon en 1 dendriet
Vb. in gehoororgaan en netvlies
o Pseudo-unipolaire neuronen
1 uitloper dat splitst in axon en dendriet directe impulsgeleding dendriet – axon
Vb. bij spinale en craniale ganglia
o Anaxonische neuronen
Veel dendrieten en geen axon
Generen geen actiepotentialen; regelen elektrische verandering in naburige
neuronen
Indeling naar functie
o Motorische/efferente neuronen = motorneuronen
Geven signalen naar effectoren (spiervezels, klieren)
o Sensorische/sensibele/afferente neuronen
Ontvangen prikkels uit omgeving of lichaam
o Schakelneuronen/interneuronen
Verbinding neuronen onderling binnen 1 kerngebied
o Projectieneuronen
Verbinding kerngebieden onderling
3