100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting IRW

Rating
5.0
(1)
Sold
13
Pages
107
Uploaded on
31-05-2024
Written in
2023/2024

Samenvatting van lesnotities, cursus en de powerpoints geslaagd in eerste zit

Institution
Course

















Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
May 31, 2024
File latest updated on
June 1, 2024
Number of pages
107
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

INLEIDING TOT DE RECHTSWETENSCHAP



INHOUD
DEEL 1: WAT IS RECHT

1. Objectief en subjectief recht
1.1. Objectief en subjectief recht
2. Klassieke definitie v/h objectief recht
2.1. Imperatief karakter: rechtsregels verbieden of gebieden
2.2. Afdwingbaarheid v/h recht
2.3. Doel v/h recht
3. Enkele begrippen inzake het objectieve recht
3.1. Positief recht
3.2. Gemeen recht vs bijzonder recht
3.3. Formeel & materieel recht
3.4. Aanvullend recht, gewoon dwingend recht en recht van openbare orde
4. Indeling en inhoud v/h objectieve recht
4.1. Publiek recht vs privaatrecht

DEEL 2: FUNDAMENTELE KENMERKEN V/H BELGISCHE STAATSBESTEL

1. Rechtstaat
2. Scheiding der machten
2.1. Wetgevende macht
2.2. Rechterlijke macht
2.3. Uitvoerende macht
2.4. Scheiding is relatief
3. Soevereiniteit v/d natie
3.1. Soevereiniteit v/h volk
3.2. Soevereiniteit v/d natie
3.3. Gevolgen ~ delegatieverbod
4. Erfelijke parlementaire monarchie
4.1. Onschendbaarheid en politieke onverantwoordelijkheid v/d koning
4.2. Invloed v/d koning
5. Federale staat ontstaan uit een gecentraliseerde eenheidsstaat

DEEL 3: WET ALS BRON VAN RECHT

1. Bronnen v/h objectieve recht: algemeen
2. Verschillende betekenissen v/h begrip recht
2.1. Vergelijkend schema
3. Soorten wetgeving
4. Federale wetgeving
4.1. Grondwet
4.2. Wetten in formele zin: totstandkoming
4.3. Soorten formele wetten
4.4. Koninklijke besluiten
4.5. Ministeriële besluiten
5. Lokale wetgeving
5.1. Gedecentraliseerde besturen

, 5.2. Provincies
5.3. Gemeenten
6. Communautaire en regionale rechtsorden
6.1. Staatshervormingen
7. Bronnen van internationaal recht
7.1. Verdragen
7.2. Supranationale rechtsvorming
8. Hiërarchie der normen
8.1. Conflicterende rechtsnormen
8.2. Exceptie van onwettigheid
8.3. Annulatieberoep bij de raad van state
8.4. Exceptie van internationale onrechtmatigheid
8.5. Controle door het grondwettelijk hof
9. Toepassing v/d wet in de ruimte & tijd
9.1. Schema voor wetsconflicten in de tijd
9.2. Principe: onmiddellijke werking
9.3. Uitzondering 1: eerbiedige werking
9.4. Uitzondering 2: retroactiviteit
9.5. Vereenvoudigd stappenplan

DEEL 4: ANDERE RECHTSBRONNEN?

1. Rechtspraak en gerechtelijke organisatie
1.1. Inrichting van hoven en rechtbanken
1.2. Beginselen burgerlijke rechtspleging
2. Algemene rechtsbeginselen
2.1. Definitie
2.2. Bespreking v/e aantal algemene rechtsbeginselen
3. Gewoonte
4. Rechtsleer

DEEL 5: RECHTSSUBJECTEN, RECHTSOBJECTEN, RECHTSFEITEN EN RECHTSHANDELINGEN

1. Rechtssubjecten
1.1. Natuurlijke persoon
1.2. Rechtspersoon
2. Rechtsobjecten
2.1. Definitie
2.2. Patrimoniale en extrapatrimoniale rechten
2.3. Zakelijke rechten, verordeningsrechten en intellectuele rechten
2.4. Lichamelijke & onlichamelijke rechten
2.5. Roerende & onroerende goederen
2.6. Vermogen
2.7. Rechtsmisbruik
3. Rechtsfeiten en rechtshandelingen
3.1. Begrippen rechtsfeit & rechtshandeling
3.2. Elementen v/d rechtshandeling
3.3. Enkele fundamentele onderscheidingen m.b.t. contract
3.4. Tenietgaan/beëindigen v/h contract

DEEL 6: BEWIJSRECHT

1. Bronnen v/h bewijsrecht

,2. Voorwerp v/h bewijsrecht: wat moet men bewijzen?
3. Type van bewijsstelsel: hoe moet men bewijzen?
4. Bewijslast: wie moet bewijzen?
5. Hiërarchie v/d bewijsmiddelen
5.1. Primauteit v/h geschreven bewijs
5.2. Afwijking van artikel 8.9 BW
5.3. Vereisten geschreven bewijs
5.4. Bewijswaarde

BUITENCONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID

1. Inleiding
1.1. Aansprakelijkheidsregimes
2. Persoonlijke aansprakelijkheid
2.1. Objectief bestanddeel
2.2. Subjectief bestanddeel
3. Kwalitatieve aansprakelijkheid
3.1. Aansprakelijkheid voor andermans daad
3.2. Aansprakelijkheid voor zaken
4. Samenloop en co-existentie
4.1. Begrippen
4.2. Samenloop
4.3. Co-existentie




DEEL 1: WAT IS RECHT?
1. OBJECTIEF EN SUBJECTIEF RECHT

,1.1 OBJECTIEF EN SUBJECTIEF RECHT

 Objectieve invulling (the law)
o Een maatschappelijk fenomeen, algemeen
o Betrekking op uiterlijke gedragingen (geen gedachten) ik mag van mening zijn
dat homoseksualiteit niet goed is, maar ik moet die voor mezelf houden, ik mag geen
discriminerende gedragingen vertonen
o Betrekking op mensen, dieren kunnen hun recht niet afdwingen, zij zouden dus
ook niet gestraft kunnen worden als mijn hond iemand bijt, ben ik als mens (en
eigenaar)verantwoordelijk
o Afgedwongen door de overheid; bij miskenning v/d rechtsregels kunnen ze
worden afgedwongen door de overheid  verschil met andere regels religieuze
regels
o (on)geschreven
 Subjectieve invulling (a right)
o Bekeken vanuit het individu
o Als subject v/h recht kunt u uw rechten afdwingen mens ( = subject v/h recht) kan
dat, hond ( = object v/h recht) kan dat niet
 een objectief recht (eigendomsrecht) dat wordt toegepast op een persoon = subjectief
recht (eigendomsrecht aanhalen bij diefstal) bv art 3.50 BW


1.2 BAND TUSSEN SUBJECTIEF EN OBJECTIEF RECHT

 Objectief:
o Gebodsbepaling: plicht van persoon A om iet te doen
o Verbodsbepaling: plicht van persoon A om iets niet te doen
 Subjectief:
o Plicht van A iets (niet) te doen = recht van B om gedraging van A te eisen
 Gedragsregels bestaan uit algemeen verbindende bevelen  daaruit volgen
verplichtingen = rechtsplichten = verbintenissen om iets (niet) te doen
 Subjectieve rechten zijn door het objectief recht beschermde aanspraken op
andermans gedrag
 Belang v/h onderscheid
o Objectief contentieux = administratieve rechtscolleges oordelen
over de wetmatigheid v/d bestuurshandelingen
o Subjectief contentieux = gewone hoven & rechtbanken zijn
bevoegd over geschillen over politieke subjectieve rechten
(wetgever kan de rechtsmacht ook toekennen aan een buitengerechtelijk
(administratief) rechtscollege) (inmiddels ook RvS)
 Rechtsregels die omschrijven wat men onder eigendom verstaat en hoe we eigendom
kunnen verkrijgen/verliezen = objectief recht, wanneer we spreken over iemands
eigendomsrecht = subjectief recht


ONRECHTMATIGE DAAD
 Strafrechtelijke bepaling = rechtsregels niet volgen
 Elke daad v/e mensen die schade veroorzaakt bij een ander  verplicht tot
schadeloosstelling art 1382-1383 oud BW
o Objectief recht: voorwaarden waarvoor iemand recht heeft op
schadeloosstelling

, o Subjectief recht: aanspraak op schadevergoeding van slachtoffer
o Geldt alleen onder 3 voorwaarden
3 voorwaarden
 Deze voorwaarden gelden enkel met buitencontractuele aansprakelijkheid =
onrechtmatige daad die losstaat v/e contract
 Contractuele aansprakelijkheid = contractuele band verbonden tussen
partijen & de verplichtingen uit dat contract worden geschonden
Fout  Objectief
o Rechtsregels niet volgen  resultaatsverbintenis diefstal,
verkeersovertreding
o Gedrag wijkt af van normaal gedrag (een zorgvuldige
handeling)  inspanningsverbintenis
 Subjectief
o Wanneer men in staat is bewust te handelen en dat niet doet
= schuldbekwaamheid
 Uitz: jonge kinderen, geesteszieken
o Geen vreemde oorzaak v/d fout  persoon verantwoordelijk =
toerekenbaarheid huis stort in bij orkaan  niet toerekenbaar
Schade  Materieel of immaterieel (moreel)
 Schadeloosstelling = geheel aan herstelmaatregelen (omvang van
aansprakelijkheid staat in verband met de schade)
 Schadevergoeding krijgen  bewijs van schending belangen, maar
het verlies moet waardeerbaar zijn in geld
Oorzakel  Equivalentieleer = elke situatie die wordt veroorzaakt door
ijk een bepaald gedrag  verband fout en schade moet kunnen
verband worden aangetoond
 Uitsluitend schade die iemand veroorzaakt moet die betalen, ook
indirecte schade
 Geen selectie tussen verschillende soorten oorzaken (aantal fouten,
zwaarte..)  alle oorzaken zijn even noodzakelijk



2. KLASSIEKE DEFINITIE V/H OBJECTIEF RECHT

2.1 IMPERATIEF KARAKTER: RECHTSREGELS VERBIEDEN OF GEBIEDEN


PRINCIPE
Deductieve methode bij de concrete toepassing van rechtsregels
 Deductief karakter = vertrekken vanuit het algemene om tot het
bijzondere te komen, men vertrekt vanuit een rechtsregel waaruit men
de gevolgen afleidt voor een concreet geval
 Contrast met de natuurwetenschappen: daar gebruikt men de inductieve methode
= vertrekken bij de observatie van bepaalde gevallen waaruit met vervolgens de
algemene regels opstelt
 Reden dat er in het recht de deductieve methode wordt gebruikt: we beschikken
niet vooraf over de regels
Imperatief karakter v/d rechtsregels
 Rechtsregels gebieden & verbieden = imperatieve regels bv art. 203 oud BW, bv
art 422
o Gebodsbepalingen  verplicht gedrag; zowel positief (je moet iets doen),
als negatief (als je het niet doet volgt er een straf)

, o Sommige gedragingen zijn in het algemeen verboden  niet doen diefstal,
verkrachting


OOK PERMISSIEVE REGELS HOUDEN INDIRECT EEN VERBOD IN
 Rechtsregels geven een toelating die (met uitzondering) vervolgens wordt beperkt
of rechtsregels verbieden iets en worden (met uitzondering) vervolgens
toegelaten bv art 3.50 oud BW
 Sommige bepalingen die een recht of vrijheid toekennen aan een persoon houden
een gebod in voor andere personen
 Rechtsregels zijn nooit declaratief (=verklarend), de meeste rechtsregels zijn
indicatief geformuleerd (in de vorm v/e vaststelling) enkel groenten eten  klinkt als
een vaststelling dat alleen groenten eet maar is eigenlijk een verbod op vlees eten art 159
GW

REGELS DIE HELPEN ANDERE RECHTSREGELS TE FORMULEREN BV ART 394 SW
 Frequent gebruik van definities: om precieze en bondige regels op te stellen wordt
juridische terminologie apart uitgelegd
 Het toepassingsgebied van rechtsregels wordt vermeld maar deze vermelding op
zich houdt geen gedragsregel in
 Constitutieve regels = bevatten geen gedragsregels, dienen om de staat
te organiseren
 Attributieve regels = gedragsregels

INSPANNINGS-, RESULTATEN- EN GARATIEVERBINTENIS
Inspanningsverbintenis (of middelenverbintenis) art 5.72 BW
 Verplichting tot een bepaald zorgvuldig gedrag om een resultaat te bereiken, de
manier waarop je je resultaat wil bereiken is het belangrijkst
 Gemeenrechtelijke zorgvuldigheidsnorm: voorzichtig en redelijk, je bent redelijk
over de mogelijke nadelige gevolgen en neemt de gepaste voorzorgsmaatregelen
 Uitzonderlijke lichtere zorgvuldigheidsnorm: men verwacht de mate van
zorgvuldigheid die je aan je eigen zaak zou besteden bewaarnemer die met zijn eigen
spullen slordig omgaat is niet aansprakelijk als hij het in bewaring genomen goed op
dezelfde manier behandelt (zelfs al is de handeling op zich foutief)
 Meestal een inspanningsverbintenis bij: aleatoir karakter resultaat =
resultaat hangt voor een (groot) stuk af van toeval genezing v/e patiënt
 Betrokkenheidscriterium: actieve rol/handelingsvrijheid voor de SE
 Bewijsregeling: SE moet bewijzen dat de SA in fout is heeft  indien overmacht:
SA moet bewijzen dat overmacht hem belette
Resultaatsverbintenis
 Verplichting om een bepaald resultaat te bereiken onafhankelijk v/d vereiste
inspanning
 Resultaat niet behaald  schuldenaar in fout, tenzij door overmacht
 Meestal resultaatsverbintenis wanneer de SA het resultaat normaal gezien zou
behalen moest die de juiste technieken gebruiken
Opm: die maatstaf kan niet als algemeen criterium gebruikt worden omdat
het moeilijk in te schatten is wat de gevolgen zijn v/e zorgvuldig en redelijk
handelen
 Betrokkenheidscriterium: SE moet passief gedrag van SA ondergaan

,  Bewijsregeling: SE moet bewijzen dat het beloofde resultaat niet behaald is (SA
blijft dan aansprakelijk)  indien overmacht: aantonen
Garantieverbintenis
 Onder alle omstandigheden (ook overmacht) moet een bepaald resultaat bereikt
worden

GEBONDEN EN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID
 Gebonden bevoegdheid = de wet bepaalt de inhoud & vorm v/e
beslissing  overheid heeft geen enkele beslissingsvrijheid
O Burgers wel subjectief recht: de wet verplicht de overheid om op een
vastgelegde wijze te handelen  de rechtsonderhorige heeft een subjectief
recht op de wettelijk vastgelegde handeling
 Discretionaire bevoegdheid = beleidsvrijheid, de wet legt geen
gebod/verbod op  overheid kan kiezen (niet) te handelen + is vrij om
binnen haar keuze beleid te voeren
O In publiekrecht
 Burgers geen subjectief recht: door de keuzevrijheid v/d overheid
kan de burger niet meer 1 specifieke handeling verwachten
 De overheid is wel verplicht de redelijkheid & algemeen belang in
acht te nemen  indien de beslissing niet redelijk was kan de
rechtsonderhorige zich wenden tot een rechter
O In privaatrecht: regelt rechtsverhoudingen tussen burgers uitstel van
betaling
 Bevoegdheden v/ overheid, de administratieve overheid
O Slechts toegewezen bevoegdheden
O Kan maar optreden voor zover de grondwet die bevoegdheid verleent,
moet binnen de grenzen v/d wet blijven
O Heeft de opportuniteit om maatregelen te beoordelen
 Discretionaire bevoegdheid

RECHTSREGELS REGELEN UITSLUITEND MENSELIJK & UITWENIG GEDRAG
 Betrekking op menselijk gedrag  niet op dieren of goederen  het bevel in
kwestie is gericht op de eigenaar
 Betrekking op uitwendig gedrag  doel v/d rechtsnorm is de ordening v/h gedrag
v/d maatschappij  gedachten, wensen en opvattingen vallen buiten het recht
behalve als deze gevoelens zich in (strafbare) materiële daden vertalen

ALGEMEEN EN ONPERSOONLIJK KARAKTER V/D RECHTSREGEL
 Algemeen & onpersoonlijk karakter:
o Rechtsregels zijn algemeen & onpersoonlijk geformuleerd  wil niet zeggen
dat ze altijd door iedereen gevolgd moeten worden, alleen door iedereen die
zich in de werkingssfeer v/d rechtsregel bevindt
o Rechtsregels gelden voor een welomschreven situatie of categorie van mensen
(onbepaald aantal personen) je bent vrij om te kiezen om te trouwen, maar wanneer
je trouwt ben je verplicht de regels voor gehuwden te volgen
 Vrijwaring tegen willekeur: tegen discriminatie  gelijkheidsbeginsel art 10-11 GW
o Impliceert niet dat iedereen op een uniforme manier moet behandeld worden,
toch onderscheid maken  op een verantwoorde manier

,(ON)BEPAALDE WERKINGSSFEER V/E RECHTSREGEL
 Toepassing in de tijd:
o Rechtsregel van bepaalde duur  tijdelijke wet
o Rechtsregel van onbepaalde duur  blijft bestaan zolang hij niet wordt
opgeheven
 Onderscheid met individueel besluit bevel tot aanhouding, opeisingsbevel
o Op een bepaald ogenblik
o Bevel uitgevoerd  niet meer geldig
o Moet opnieuw worden gegeven indien daartoe behoefte is


2.2 AFDWINGBAARHEID V/H RECHT

 Principe: overheid dwingt de naleving van juridische regels af


AFDWINGINGSVORMEN
Rechtsherstel  Herstelt de fout
 Stopzetting v/e onrechtmatige toestand & uitvoering in
natura art 5.83 1° BW
 De benadeelde in zijn oorspronkelijke recht herstellen door
de fout recht te trekken of de SA voorziet de SE van wat hij
contractueel verschuldigd is
Schadeherstel  Herstelt de schade die ontstaan is
 Schade bewijzen; voorwaarden:
o Fout v/d overtreder
o Schade
o Oorzakelijk verband
 Herstel in geld: schadevergoeding
 Herstel in natura
o = equivalente daad
o Vaak bij morele schade
o Wanneer schadevergoeding moeilijk/onmogelijk te
berekenen is
o Kan worden gedaan door de SA, de SE, een derde op
kosten v/d SA
 Keuze tussen geld of natura
o Wet legt een bepaalde vorm op
o De rechter beslist
o De SE beslist (meest voor de hand liggend)
Sanctie met  Repressieve sanctie = opleggen v/e leed om te
repressie intimideren en te ontraden
 Publieke straffen
o Vrijheidsstraf/vrijheidsberoving: gevangenisstraf
o Vermogensrechtelijke straf: geldboete,
verbeurdverklaring, beroepsverbod
o Te onderscheiden van veiligheidsmaatregel  doel is
maatschappij beschermen geesteszieke (is schuld
onbekwaam) in een instelling plaatsen
 Private straffen
o Opgelegd voor een privaat belang en niet meer voor
een publiek belang
o Beroofd worden v/e vermogensvoordeel dat men zou
hebben verkregen indien men de verbintenis niet had
geschonden

,CONCRETE AFDWINGINGSWIJZE
Verbintenis tot betaling v/e geldsom
 Gerechtelijke invordering: tussenkomst v/d rechtbank
O Wanneer de SA de betaling v/e verschuldigde geldsom weigert
O Rechter bezorgt de SE een uitvoerbare titel  laat afdwinging toe
 Buitengerechtelijk: geen tussenkomst rechtbank
O Bij onbetwiste contractuele gelschulden van Oen
O Gerechtsdeurwaarder
O Voorwaarden:
 Geldschulden mogen niet betwist (ontkent) worden
 Niet toepasselijk op schulden van contractuele verbintenissen, tenzij
die het voorwerp maken v/e contract
 Van zodra de intrest en schuldenbedragen meer dan 10% bedragen,
is de buitengerechtelijke invorderingsprocedure via een
deurwaarder niet meer mogelijk
 Schuld moest vaststaan en opeisbaar zijn op de dag v/d aanmaning
O SE heeft de mogelijkheid nog altijd te kiezen voor een gerechtelijke
invordering  extra kosten daarvan zijn voor de SA
 Beslag op vermogen
O SA komt de betaling v/d geldsom v/d verbintenis niet na  fase 1:
bewarend
 Deurwaarder komt goederen schatten & beslag op deel van zijn
vermogen, vermogen onder gerechtelijk toezicht  eigenaar mag
die goederen niet meer verkopen
O Nog steeds niet betaald?  fase 2: uitvoerend
 Gerechtsdeurwaarder verkoopt vermogen  opbrengt voor de SE

Moratoire intresten art 5.240 BW Compensatoire intresten art 5.241 BW
 Intrest op geldschuld art 5.206 BW  Intrest op waardeschuld art 5.206
2e lid, laattijdig betalen v/e BW 3e lid
geldschuld zorgt voor schade voor  Vergoeding voor niet-nakoming of
SE  laattijdige betaling v/e vertraagde betaling
schade vergoeden schadeloosstelling
 Volgens de wettelijke intrestvoet,  Geleden schade moet bewezen
maar kan soms afwijken art 5.88 worden; schadevergoeding in mate
BW dat de schade kan bewezen
O Kan hoger (niet te hoog  worden
afpersing)  Rentevoet wordt ‘vrij’ bepaald door
O Hoger voor Oen de rechter
O Kan lager op verzoek v/d  Meestal geen ingebrekestelling
schuldenaar  niet lager
dan de wettelijke intrest
 Forfaitaire schadevergoeding =
een vooraf (contractueel)
vastgelegd bedrag
 Ingebrekestelling = periode om
te betalen, pas daarna intrest
betalen
O Uitz: Oen  zij nemen deel
aan het economisch verkeer

,  Intrest op niet-betaalde huur




Verbintenis om iets te doen of niet te doen
 Wanneer de verbintenis bestaat uit: een prestatie (levering v/e goed), de uitvoering
v/e werk (iets herstellen), een onthouding (geheimhouding)
 Geen fysieke dwang art 5.234 BW 2e lid tenzij uitz. art 387ter oud BW
 Onrechtstreekse dwang
O Dwangsom = veroordeling tot het betalen v/e bedrag zolang je de afspraak
niet nakomt
O Via (buiten)gerechtelijke vervanging van de SA door een derde op kosten
van SA; SE kan de verbintenis zelf uitvoeren of laten uitvoeren door een
derde art 5.85 en 5.235 BW
 Dwangsom art 1385bis GER W
O Geen dwang op een persoon  dwang op zijn vermogen
O Wanneer de opgelegde verbintenis niet wordt nagekomen
O Geldt niet meer als de hoofdvordering vernietigd wordt
O Komt bovenop een eventuele schadevergoeding
O Wordt nooit opgelegd bij een verbintenis tot betalen v/e geldsom of de
naleving v/e arbeidscontract
 Vervanging v/e wilsverklaring door een rechter
O Uitspraak v/d rechter (uiting wilsverklaring) vervangt de ontbrekende of
onrechtmatige wilsverklaring v/d SA


Verbintenis om iets te geven (d.w.z. eigendom overdragen) art 3.14 §2 BW
 Eigendomsoverdracht tussen partijen van specifieke goederen en soortgoederen
O Specifieke goederen
 Zijn uniek naar de wil v/d partijen
 Eigendom gaat over bij de wilsovereenstemming (tussen 2 partijen,
tussen derden ben je pas eigenaar als het goed in jouw bezit is)
 Procedure tot afdwinging: dwangsom
O Soortgoederen/generieke goederen
 Goederen die bij getal, maat en gewicht worden verhandelt  groot
aanbod
 Eigendom (en risico op verlies bij overmacht) gaan over bij de
individualisering of specificatio (= de aanwijzing dat het verkochte
goed bestemd is voor een bepaalde koper)
O Partijen kunnen beslissen dat de eigendom pas overgaat bij de levering
 Eigendomsoverdracht onroerende goederen tegenover derden
O Specifiek goed
O Eigendomsoverdracht: ondertekenen notariële aankoopakte, overschrijving
kantoor rechtszekerheid art 3.30 BW
O Procedure tot afdwinging: rechterlijke beslissing die geldt als aankoopakte
O Wilsovereenstemming wordt meestal vastgelegd in een onderhands
contract
$3.63
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
2 months ago

5.0

1 reviews

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
elektrabruffaerts Vrije Universiteit Brussel
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
18
Member since
1 year
Number of followers
2
Documents
6
Last sold
8 hours ago

5.0

1 reviews

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions