Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Wonen in Nederland
Rivieren hebben een bron:
Plek waar de rivier ontspringt/ begint.
Een monding:
Plek waar de rivier eindigt, uitmondt in zee of een andere rivier. Er zijn twee
soorten riviermondingen:
• Estuarium (trechter): Ontstaat bij een sterke zeestroming.
• Delta: Ontstaat door veel sedimentatie en trage zeestroming. (de Rijn).
Waterscheiding:
Grens tussen 2 stroomgebieden, zichtbaar bij gebergtes.
Gemengde rivier:
Krijgt het water van gletsjers en regen.
Regenrivier:
Krijgt het water alleen van regen.
Gletsjerrivier:
Ontspringt in gletsjers, wordt ook smeltwater rivier.
Meanderende rivier:
Rivier gaat langzamer stromen er ontstaat een bochtiger rivier.
Vlechtende rivier:
Rivier met doorgaans een kleine stroom in de vorm van vlechten: bepaalde momenten heel veel
stroom de hele rivier wordt gevuld. Verplaatst veel.
Stroomgebied:
Het gebied waar een rivier stroomt inclusief alle zijrivieren. Gebied waarvan de gevallen neerslag,
via die rivier in zee terecht komt.
Stroomstelsel:
Een rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied.
Missouri en Mississippi zijn samen de langste rivier van Noord-Amerika. De Rijn en Maas zijn de
belangrijkste rivieren van Nederland.
Bovenloop
Bergachtig landschap.
Middenloop:
Heuvelachtig landschap.
Benedenloop:
Vlak landschap.
Stuw:
Een stuw is een beweegbare dam in een rivier waarmee het waterniveau bovenstrooms wordt
geregeld.
Pagina 1! van 14
!
, Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Wonen in Nederland
Terp:
Een kunstmatig aangelegde heuvel in Friesland (voor een huis of kerk).
Wierden:
Een terp alleen dan ongeveer uit de middeleeuwen.
De situatie in het rivierengebied vóór de aanpassingen door de mens.
Voor de veiligheid werden eerst terpen en wierden aangelegd. Vanaf ongeveer 1100 werd er gestart met de
bouw van dijken.
Verval:
Hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier.
Verhang:
Hoogteverschil in kilometer tussen twee plaatsen. (Verval) m/km.
Debiet:
Hoeveelheid water die per seconde op een bepaald punt door een rivier of beek stroomt,
uitgedrukt in m3. Het debiet wordt ook waterafvoer genoemd.
Regiem:
Jaarlijkse schommelingen in de waterafvoer van een rivier of beek. Het regiem verschilt per rivier
dit is afhankelijk van 4 factoren:
• Klimaatomstandigheden; hoeveelheid en de vorm van neerslag.
• Aanvoer van smeltwater en/of regenwater.
• Eigenschappen van het stroomgebied; het waterbergende vermogen van de grond (zand of
rotsen) hoe stijl de helling is.
• Ingrepen van de mens; Veel bos of veel bebouwing, bij veel bos en gunstige vegetatie is er
een vergrootte sponswerking van de grond.
Piekafvoer:
Tijdelijke extra hoge waterafvoer (hoogwater) van een rivier in een jaar.
Pagina 2! van 14
!
Rivieren hebben een bron:
Plek waar de rivier ontspringt/ begint.
Een monding:
Plek waar de rivier eindigt, uitmondt in zee of een andere rivier. Er zijn twee
soorten riviermondingen:
• Estuarium (trechter): Ontstaat bij een sterke zeestroming.
• Delta: Ontstaat door veel sedimentatie en trage zeestroming. (de Rijn).
Waterscheiding:
Grens tussen 2 stroomgebieden, zichtbaar bij gebergtes.
Gemengde rivier:
Krijgt het water van gletsjers en regen.
Regenrivier:
Krijgt het water alleen van regen.
Gletsjerrivier:
Ontspringt in gletsjers, wordt ook smeltwater rivier.
Meanderende rivier:
Rivier gaat langzamer stromen er ontstaat een bochtiger rivier.
Vlechtende rivier:
Rivier met doorgaans een kleine stroom in de vorm van vlechten: bepaalde momenten heel veel
stroom de hele rivier wordt gevuld. Verplaatst veel.
Stroomgebied:
Het gebied waar een rivier stroomt inclusief alle zijrivieren. Gebied waarvan de gevallen neerslag,
via die rivier in zee terecht komt.
Stroomstelsel:
Een rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied.
Missouri en Mississippi zijn samen de langste rivier van Noord-Amerika. De Rijn en Maas zijn de
belangrijkste rivieren van Nederland.
Bovenloop
Bergachtig landschap.
Middenloop:
Heuvelachtig landschap.
Benedenloop:
Vlak landschap.
Stuw:
Een stuw is een beweegbare dam in een rivier waarmee het waterniveau bovenstrooms wordt
geregeld.
Pagina 1! van 14
!
, Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Wonen in Nederland
Terp:
Een kunstmatig aangelegde heuvel in Friesland (voor een huis of kerk).
Wierden:
Een terp alleen dan ongeveer uit de middeleeuwen.
De situatie in het rivierengebied vóór de aanpassingen door de mens.
Voor de veiligheid werden eerst terpen en wierden aangelegd. Vanaf ongeveer 1100 werd er gestart met de
bouw van dijken.
Verval:
Hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier.
Verhang:
Hoogteverschil in kilometer tussen twee plaatsen. (Verval) m/km.
Debiet:
Hoeveelheid water die per seconde op een bepaald punt door een rivier of beek stroomt,
uitgedrukt in m3. Het debiet wordt ook waterafvoer genoemd.
Regiem:
Jaarlijkse schommelingen in de waterafvoer van een rivier of beek. Het regiem verschilt per rivier
dit is afhankelijk van 4 factoren:
• Klimaatomstandigheden; hoeveelheid en de vorm van neerslag.
• Aanvoer van smeltwater en/of regenwater.
• Eigenschappen van het stroomgebied; het waterbergende vermogen van de grond (zand of
rotsen) hoe stijl de helling is.
• Ingrepen van de mens; Veel bos of veel bebouwing, bij veel bos en gunstige vegetatie is er
een vergrootte sponswerking van de grond.
Piekafvoer:
Tijdelijke extra hoge waterafvoer (hoogwater) van een rivier in een jaar.
Pagina 2! van 14
!