Toetsvragen periode 2
Immunologie
1. Wat herkent een B-cel met zijn BCR?
a) MHC I / peptide van T-cel
b) Het hele antigen
c) MHCII / peptide van de DC
2. Welke biologische processen kun je meten met CFSE?
a) Celdeling en apoptose
b) Celdeling en T-cel differentiatie
c) Celdeling en cytotoxiciteit
3. Hoe komen micro-organismen of antigenen de MALT binnen?
a) Via de HEV
b) Via afferente lymfevaten
c) Via efferente lymfevaten
d) Via de M-cellen
4. Welk deel van het antilichaam wordt gekloneerd in een bacteriofaag tijdens phage-display?
a) C-regio’s
b) V-regio’s
c) D-regio’s
d) H-regio’s
5. Lymfoïde organen ontvangen antigenen van verschillende bronnen. Uit welke bron komen de
antigenen die door de milt worden ontvangen?
a. Weefsel
b. Bloed
c. Mucosale oppervlakken
6. In welke cellen komt V(D)J Recombinatie voor?
a. Macrofagen
b. B-lymfocyten
c. T-lymfocyten
d. Dendritische cellen
7. Wat is geen onderdeel van het rode beenmerg?
a. Adipocyten
b. Bloed
c. Sinusoïde haarvaten
d. Hematopoetische cellen
Immunologie
1. Wat herkent een B-cel met zijn BCR?
a) MHC I / peptide van T-cel
b) Het hele antigen
c) MHCII / peptide van de DC
2. Welke biologische processen kun je meten met CFSE?
a) Celdeling en apoptose
b) Celdeling en T-cel differentiatie
c) Celdeling en cytotoxiciteit
3. Hoe komen micro-organismen of antigenen de MALT binnen?
a) Via de HEV
b) Via afferente lymfevaten
c) Via efferente lymfevaten
d) Via de M-cellen
4. Welk deel van het antilichaam wordt gekloneerd in een bacteriofaag tijdens phage-display?
a) C-regio’s
b) V-regio’s
c) D-regio’s
d) H-regio’s
5. Lymfoïde organen ontvangen antigenen van verschillende bronnen. Uit welke bron komen de
antigenen die door de milt worden ontvangen?
a. Weefsel
b. Bloed
c. Mucosale oppervlakken
6. In welke cellen komt V(D)J Recombinatie voor?
a. Macrofagen
b. B-lymfocyten
c. T-lymfocyten
d. Dendritische cellen
7. Wat is geen onderdeel van het rode beenmerg?
a. Adipocyten
b. Bloed
c. Sinusoïde haarvaten
d. Hematopoetische cellen