GRADED ACTIVITY
Operant conditioneren
Algemeen
Operant conditioneren is een vorm van associatiefleren. Gedrag wordt onbewust aangeleerd door de
gevolgen ervan: succesvol gedrag blijft, terwijl niet-succesvol gedrag verdwijnt. Het staat bekend als:
- SORC Situatie-organisme-reactie-consequenten.
Deze leervorm komt veel voor binnen de gezondheidszorg. Denk hierbij aan juist wel of niet sporten,
therapietrouwheid en ziektewinst. Je kunt belonen en straffen. Dit kan zowel positief als negatief:
- Positieve bekrachtiging Gedrag leidt tot iets aangenaams.
o Bv patiënt krijgt meer aandacht van naasten of zorg van partner.
- Negatieve bekrachtiging Gedrag leidt tot het verdwijnen van iets onaangenaams.
o Bv patiënt krijgt ziekteverlof, het werk verdwijnt dus.
- Positieve straf Gedrag leidt tot iets onaangenaams.
o Bv werk veroorzaakt pijn of je krijgt kritiek op het werk.
- Negatieve straf Gedrag leidt tot het verdwijnen van iets aangenaams.
o Bv patiënt kan niet werken en mist hierdoor inkomen.
VB: bewegen bij lage rugklachten. In het begin is er een continue bekrachtiging, maar na verloop van
tijd is partiële bekrachtiging effectiever. Hierdoor wordt een beloning niet als ‘normaal’ beschouwd.
Graded Activity
Algemeen
Graded Activity is gebaseerd op operant conditioneren. Er is een stapsgewijze opbouw van gewenst
gedrag op basis van een tijdschema. Dit betekent dat de patiënt op een slechte dag toch beweegt en
op een goede dag de grens niet overschrijdt. Deze methode is nuttig om gezond gedrag te leren. De
patiënt leert zelfstandig zijn activiteitenniveau op te bouwen. Het vindt veel eerstelijns plaats. Er is
niet altijd een psycholoog bij betrokken in tegenstelling tot exposure. Belangrijke eigenschappen zijn:
- Positief bekrachtigen van gezond gedrag.
- Extinctie (= uitdoving) van ongezond gedrag, ofwel pijngedrag.
- Tijdcontingent functioneren.
Pijncontingent
Bij een pijncontingent schema is theoretisch gezien sprake van een zaagtand fenomeen. Dit houdt in
dat er constant pieken en dalen zijn in activiteitenniveau. In werkelijkheid zien we een ander beeld,
namelijk deconditioning. Hier zijn ook pieken en dalen, maar daarnaast bouwt het activiteitenniveau
af. Hieronder zijn de verschillen te zien:
1
Operant conditioneren
Algemeen
Operant conditioneren is een vorm van associatiefleren. Gedrag wordt onbewust aangeleerd door de
gevolgen ervan: succesvol gedrag blijft, terwijl niet-succesvol gedrag verdwijnt. Het staat bekend als:
- SORC Situatie-organisme-reactie-consequenten.
Deze leervorm komt veel voor binnen de gezondheidszorg. Denk hierbij aan juist wel of niet sporten,
therapietrouwheid en ziektewinst. Je kunt belonen en straffen. Dit kan zowel positief als negatief:
- Positieve bekrachtiging Gedrag leidt tot iets aangenaams.
o Bv patiënt krijgt meer aandacht van naasten of zorg van partner.
- Negatieve bekrachtiging Gedrag leidt tot het verdwijnen van iets onaangenaams.
o Bv patiënt krijgt ziekteverlof, het werk verdwijnt dus.
- Positieve straf Gedrag leidt tot iets onaangenaams.
o Bv werk veroorzaakt pijn of je krijgt kritiek op het werk.
- Negatieve straf Gedrag leidt tot het verdwijnen van iets aangenaams.
o Bv patiënt kan niet werken en mist hierdoor inkomen.
VB: bewegen bij lage rugklachten. In het begin is er een continue bekrachtiging, maar na verloop van
tijd is partiële bekrachtiging effectiever. Hierdoor wordt een beloning niet als ‘normaal’ beschouwd.
Graded Activity
Algemeen
Graded Activity is gebaseerd op operant conditioneren. Er is een stapsgewijze opbouw van gewenst
gedrag op basis van een tijdschema. Dit betekent dat de patiënt op een slechte dag toch beweegt en
op een goede dag de grens niet overschrijdt. Deze methode is nuttig om gezond gedrag te leren. De
patiënt leert zelfstandig zijn activiteitenniveau op te bouwen. Het vindt veel eerstelijns plaats. Er is
niet altijd een psycholoog bij betrokken in tegenstelling tot exposure. Belangrijke eigenschappen zijn:
- Positief bekrachtigen van gezond gedrag.
- Extinctie (= uitdoving) van ongezond gedrag, ofwel pijngedrag.
- Tijdcontingent functioneren.
Pijncontingent
Bij een pijncontingent schema is theoretisch gezien sprake van een zaagtand fenomeen. Dit houdt in
dat er constant pieken en dalen zijn in activiteitenniveau. In werkelijkheid zien we een ander beeld,
namelijk deconditioning. Hier zijn ook pieken en dalen, maar daarnaast bouwt het activiteitenniveau
af. Hieronder zijn de verschillen te zien:
1