HOOFDSTUK 10 §1 OPGROEIEN
Een mensenlaven kun je verdelen in een aantal perioden of levensfasen.
Die fasen zijn: baby, peuter, kleuter, (school)kind, puber, adolescent
ofwel jongvolwassene, volwassene en ouderen. Jij zit in de levensfase van
de pubertijd, de overgang van kind naar volwassene. In elke levensfase
vinden er veranderingen plaats. Dat heet ontwikkeling. Je hebt twee
soorten ontwikkelingen: lichamelijke ontwikkeling en geestelijke
ontwikkeling.
Bij lichamelijke ontwikkeling verandert je lichaam. Doordat je lichaam
verandert, verschilt wat je kunt in de verschillende levensfasen.
Bij geestelijke ontwikkeling leer je met je hoofd, of eigenlijk je hersenen.
Je verstand verandert.
Veel veranderingen ontstaan onder invloed van regelstoffen of hormonen. Hormonen worden
gemaakt in hormoonklieren. Een belangrijke hormoonklier is de hypofyse, een klein orgaantje
onderaan de hersenen. Deze klier maakt bijvoorbeeld het hormoon waardoor je gaat groeien en de
hormonen waardoor je in de puberteit komt.
Een hormoonklier geeft de hormonen die hij maakt af aan het
bloed. Via het bloed komen hormonen in alle organen van je
lichaam. Sommige organen, de doelwitorganen reageren op
het hormoon, andere niet.
In het celmembraan van elk lichaamscel zitten structuren met
verschillende specifieke vormen: receptoren. Elk hormoon
heeft ook een eigen, specifieke vorm. Het past alleen maar op
de receptoren van de cellen die het hormoon moeten
aansturen. Als de receptoren op de celmembraan leeg zijn,
gebeurt er niets. Als een hormoon zich aan een receptor op het
celmembraan hecht, is dat voor die cel een sein om aan het
werk te gaan. Daardoor verandert je lichaam: je gaat
bijvoorbeeld groeien
Je groeit niet altijd even snel. In de eerste maanden na de
geboorte groei je heel snel door de voedingsstoffen die je krijgt. Als een baby te weinig
voedingsstoffen krijgt, geeft dat een groeiachterstand.
Na de zuigelingenperiode regelt het groeihormoon de groei van je lichaam. In de puberteit maakt de
hypofyse veel groeihormonen. Daardoor krijg je een groeispurt: je groeit een tijdje heel snel.
Een mensenlaven kun je verdelen in een aantal perioden of levensfasen.
Die fasen zijn: baby, peuter, kleuter, (school)kind, puber, adolescent
ofwel jongvolwassene, volwassene en ouderen. Jij zit in de levensfase van
de pubertijd, de overgang van kind naar volwassene. In elke levensfase
vinden er veranderingen plaats. Dat heet ontwikkeling. Je hebt twee
soorten ontwikkelingen: lichamelijke ontwikkeling en geestelijke
ontwikkeling.
Bij lichamelijke ontwikkeling verandert je lichaam. Doordat je lichaam
verandert, verschilt wat je kunt in de verschillende levensfasen.
Bij geestelijke ontwikkeling leer je met je hoofd, of eigenlijk je hersenen.
Je verstand verandert.
Veel veranderingen ontstaan onder invloed van regelstoffen of hormonen. Hormonen worden
gemaakt in hormoonklieren. Een belangrijke hormoonklier is de hypofyse, een klein orgaantje
onderaan de hersenen. Deze klier maakt bijvoorbeeld het hormoon waardoor je gaat groeien en de
hormonen waardoor je in de puberteit komt.
Een hormoonklier geeft de hormonen die hij maakt af aan het
bloed. Via het bloed komen hormonen in alle organen van je
lichaam. Sommige organen, de doelwitorganen reageren op
het hormoon, andere niet.
In het celmembraan van elk lichaamscel zitten structuren met
verschillende specifieke vormen: receptoren. Elk hormoon
heeft ook een eigen, specifieke vorm. Het past alleen maar op
de receptoren van de cellen die het hormoon moeten
aansturen. Als de receptoren op de celmembraan leeg zijn,
gebeurt er niets. Als een hormoon zich aan een receptor op het
celmembraan hecht, is dat voor die cel een sein om aan het
werk te gaan. Daardoor verandert je lichaam: je gaat
bijvoorbeeld groeien
Je groeit niet altijd even snel. In de eerste maanden na de
geboorte groei je heel snel door de voedingsstoffen die je krijgt. Als een baby te weinig
voedingsstoffen krijgt, geeft dat een groeiachterstand.
Na de zuigelingenperiode regelt het groeihormoon de groei van je lichaam. In de puberteit maakt de
hypofyse veel groeihormonen. Daardoor krijg je een groeispurt: je groeit een tijdje heel snel.