Praktische taalvaardigheid voor Engels in het basisonderwijs
Hoofdstuk 1
1. Regelmatige Meervoud: enkelvoud +s NOOIT : ‘s
Behalve bij: kiss+es buzz+es lunch+es
Y word altijd ies Teletubby teletubbies
Behalve na een klinker boy boys
O heroes of tomatoes dus oes behalve bij vreemde talen woorden video-videos
Onregelmatige Meervouden:
Man – men knife- knives myself –ourselves
Woman- women life-lives leaf-loaves
Child – children wife- wives loaf-loaves
Foot- feet calf- calves wolf-wolves
Tooth- teeth half halves shelf - shelves
Mouse-mice
- De andere op f zijn regelmatig: roof word roofs
- Sheep, series en fish zijn al meervouw/enkelvoud
- Three-year-old boy bijvoegelijks gebruik.
2. Bezit/relatie van personen of dieren ‘s
Peter’s friends
Girls’ nightwear (meervouw en bezit)
I’m going to the the baker’s (his)
This week’s menu ( deze week (his) zijn menu)
Bezit/relatie van dingen of
the roof of the house
a glass of milk
3. a of an
what beauty wat een schoonheid
a day/year/tim/pound I clean the stables once a day
the
het is een bepaald deel of bepaalde plek.
dus niet= life is short het leven is kort
maar= the life of st augustine
in winter they go to Italy in the winter of 1996 the go to Italy