Integraal’
HOOFDSTUK 3
Paragraaf 7 Juridische zaken in een bedrijf:
Kleine en grote bedrijven, handelsbedrijven, productiebedrijven etc. voeren
gedurende hun leven continu rechtshandelingen uit. Voor deze juridische
handelingen is juridische kennis nodig en deze kennis is ondersteunend aan het
primaire proces. Een voorbeeld ondersteunend aan de inkoop of verkoop bij
contractvorming. Grote bedrijven hebben hier vaak een juridische medewerker
voor in dienst of zelfs een gehele afdeling.
Er zijn veel hoeveelheden rechtshandelingen die een gemiddeld bedrijf uitvoeren,
bedrijven met meer dan 50 medewerkers hebben een juridische medewerker in
dienst en nog grotere bedrijven hebben een afdeling. Uiteraard verschilt het per
bedrijfstak. Overweging om juridische zaken uit te besteden aan een juridisch
adviesbureau heeft te maken met kosten. Een andere overweging is om
juridische kennis in het bedrijf te hebben, het bedrijf kan zeer specialistische
werkzaamheden uitvoeren waar sommige advocatenkantoren niks van af weten.
Als je een juridische afdeling hebt is die vaak gespecialiseerd in onderdelen die
betrekking hebben op het bedrijf.
Bij oprichting van een bedrijf zal een ondernemer moeten kiezen welke
rechtsvorm hij wil hebben. Vaak is het bedrijf in het begin één rechtsvorm. Als
het bedrijf groter wordt, worden er vaak verschillende rechtsvormen opgericht,
waarom wordt later toegelicht. Overwegingen die een rol spelen bij het kiezen
van de juridische vorm van een klein bedrijf zijn de volgende:
1. Leiding en eigendom.
o Is de leiding in handen van één persoon of verschillende personen?
Is er toezicht? Wie is de eigenaar en hoe is hun zeggenschap
geregeld?
2. Financieringsmogelijkheden.
o Financieringsmogelijkheden bij banken van bedrijven hangen af van
hoe de aansprakelijkheid is geregeld. Mogelijkheid om op de beurs
vermogen aan te trekken hangt af van mogelijkheid van het bedrijf
om aandelen uit te geven en of de aandelen op naam of
onpersoonlijk uit te geven zijn. Sommige bedrijven vinden het
interessant om stille vermogensverschaffers aan te trekken.
3. Continuïteit.
o Wat gebeurt er met het bedrijf als de eigenaar om wat voor reden
dan ook niet meer verder kan? Wie volgt hem op? Kunnen
bestuurders gewoon de bedrijfsvoering doorzetten?
4. Aansprakelijkheid.
o Wie is aansprakelijk voor rechtshandeling in naam van het bedrijf?
Zijn dat bestuurders of eigenaren? Of alleen de rechtspersoon die
aansprakelijk is?
5. Financiële/fiscale consequenties.
o Waar, wanneer en wat voor belasting moet er betaald worden?
Winstbelasting, vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, box 1,
2, 3?
1