Samenvatting Week 1 Psychometrie - College en literatuur

Inhoud
Hoorcollege 1: meten............................................................................................. 2
Belangrijke (statistische) concepten...................................................................4
Psychometrics (Furr) – boek................................................................................... 8
Hoofdstuk 1......................................................................................................... 8
Types of tests................................................................................................... 9
Uitdagingen bij het meten in de psychologie.................................................12
Hoofdstuk 3....................................................................................................... 14
Variabiliteit..................................................................................................... 16
Distributievormen en Normale Verdelingen...................................................17
Covariantie..................................................................................................... 19
Correlatie....................................................................................................... 20
Binair items.................................................................................................... 22
Het interpreteren van testscores...................................................................23
Z-scores (standaardscores)............................................................................26
Percentiel Rangen.......................................................................................... 27
Gestandaardiseerde Scores........................................................................... 28
Test normen................................................................................................... 28
Kennisclips week 1............................................................................................... 30




1

,Hoorcollege 1: meten
Meten in de wetenschap
 Empirisch, vaak kwantitatief onderzoek
 Dataverzameling in steekproef
 Concepten meten
 Meetinstrumenten ontwikkelen, beoordelen en selecteren
 Voorbeeldvragen
 Is er een verband tussen positief opvoedgedrag en prosociaal gedrag?
 Wat is het effect van meer bewegen op school op de leerresultaten?
 In hoeverre wordt het verband tussen kindermishandeling en
traumaklachten verklaard door ouderlijke stress?
Observeerbare eigenschappen
 Lichaamslengte
 Menselijk gedrag (door bijv. observatie of vragenlijst)
Onobserveerbare eigenschappen

Eigenschap Wordt gemeten met:
Intelligentie IQ-test (WISC)
Internaliserende gedragsproblemen Vragenlijst (CBCL)
Extraversie Vragenlijst (NEO-PI-R)
Rekenvaardigheden Test (CITO)
Kwaliteit van gehechtheid Observatie (SSP)
Hypothetische constructen/ Latente variabelen  Operationalisaties/
Observeerbare indicatoren
Hypothetische constructen/ Latente variabelen = variabelen die niet direct
te observeren zjin
Operationalisaties/ Observeerbare indicatoren= hypotetische constructen
zijn meetbaar te maen door een paar observeerbare variable mee te nemen
Psychologische test
= Een psychologische test is een systematische procedure voor het
vergelijken van het gedrag van twee of meer mensen. - Cronbach (1960
Kanmerken van deze definitie:
 Test bestaat uit ‘samples’ van gedrag
 De gedragssamples zijn verzameld op een systematische manier
 Het doel
= om verschillen tussen mensen te detecteren (of binnen een person
over tijd of situaties), maar ook geinteresseerd in verschillen tussen mensen,
bijoorbeeld in 1 kind, gedurende de tijd
 Brede definitie.
 VB. Omvat papieren en online vragenlijsten, computertaakjes,
observatieinstrumenten
 Resulteert in verschillende type data (hoeveelheid, indeling in groepen)
 Kwantificeren (meetbaar maken) van inter- en intra-individuele
verschillen


2

,Typen testen

Verschillen Voorbeelden
Inhoud Gedrag, prestatie, emoties, etc.
Antwoordopties Open of gesloten vragen
Methode van afname Individueel of groep
Gebruik Criterium- of normgerefereerd
Tijd Speeded vs. Power tests
Betekenis van indicatoren Reflectief (effect) of Formatief (causal)
reflectief = doordat ik naar feestjes ga
ben ik extravert (vaak)
Formatief= het is niet zo dat het SES
de indicatoren vormen, maar de
indocatoren vormen de SES (minder
vaak)


Uitdagingen van meten
 Complexiteit van de concepten (te vatten in 1 getal?)
 Deelnemers reactiviteit (bv sociale wenselijkheid)
 Observer (of scorer) bias - bijvoorbeeld wanneer een ouder iets invult voor
het kind
 Composite scores = samengestelde scores – meerdere indicatoren
 Score sensitiviteit = hoe sensitief zijn de scores voor het herkennen van
verschillen
 Gebrek aan kennis over psychometrie
Schalen = Nummers toekennen aan psychologische attributen
 Kenmerken van getallen:
 Identiteit (zelfde of verschillend)
 Volgorde (meer of minder)
 Kwantiteit (exacte hoeveelheid)
 Betekenis van 0?
 Absoluut = bij 0 Is het er dan niet BV. lichaamslengte
 Arbitrair = 0 heeft geen vaste betekenis BV. Ik voel me gelukkig op een
schaal van 1-100




3

, Belangrijke (statistische) concepten
Meetniveau’s

Nominaal = zonder ordening, kwalitatief (VB.
sekse)

Ordinaal = met rangorde, kwalitatief (VB. laag-
middel-hoog, SES)

Interval = geen absoluut nulpunt, kwantitatief,
vaste meeteenheden – verschil is even groot (VB.

Ratio = vast absoluut nulpunt, kwantitatief (VB.
aantal gerookte sigaretten)
(zeldzaam in sociale wetenschappen)




Variabiliteit

Er zijn twee soorten variabiliteit:

 Interindividuele verschillen = tussen personen
 Intra-individuele verschillen = binnen een persoon

Individuele verschillen zijn belangrijk omdat:

 Ze vormen vaak de kern van het pedagogische
onderzoek
 Ze zijn van fundamenteel belang voor psychologische metingen

Het kwantificeren van de hoeveelheid variabiliteit binnen een verdeling van scores
is een belangrijk onderdeel van pedagogisch onderzoek

 Scores die niet variëren zijn nutteloos!

Variabiliteit en de verdeling van scores

Centrale tendens: wat is de meest typische score in de verdeling?

 Gemiddelde
= Het gemiddelde is de som van alle scores gedeeld door het aantal scores in de
verdeling
 Mediaan
= De mediaan is het middelste getal in een gesorteerde lijst van scores. Als er een
even aantal scores is, is de mediaan het gemiddelde van de twee middelste getallen
 Modus
= De modus is het getal dat het meest voorkomt in de verdeling.

Variabiliteit: hoeveel spreiding zit er in de scores?

 Variantie
= De variantie is een maat voor hoeveel de scores variëren van het gemiddelde. Het
wordt berekend door het gemiddelde van de gekwadrateerde afwijkingen van elk
individueel punt van het gemiddelde
 Standaarddeviatie
= De standaarddeviatie is de wortel van de variantie en geeft aan hoe ver de scores
gemiddeld afwijken van het gemiddelde


4