100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting jurisprudentie strafprocesrecht

Rating
-
Sold
-
Pages
9
Uploaded on
30-01-2019
Written in
2017/2018

Een samenvatting van alle jurisprudentie voor het vak Strafprocesrecht. Deze samenvatting is gebaseerd op het boek ''Strafprocesrecht'' en is aangevuld met de stof uit de hoorcolleges en werkcolleges.

Institution
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
January 30, 2019
Number of pages
9
Written in
2017/2018
Type
Summary

Subjects

Content preview

Verplichte arresten

Week 1 - Strafvorderlijk legaliteitsbeginsel, verdachte en verdenking, chronologie van het
strafproces, de opsporingsambtenaar, verhoor en cautie
HR 12 april 1897, W6954 (Muilkorf)
Juridisch kader: legaliteitsbeginsel, wetgever in formele zin
In de APV van de gemeente Bergen op Zoom gold een regel dat het verboden was om
honden die langer dan 65 cm waren zonder muilkorf buiten los te laten lopen. Er stond ook
dat een hond zonder muilkorf werd aangetroffen, waarvan vermoed werd dat deze langer
was dan 65cm, deze naar het politiebureau moest worden gebracht om te worden
opgemeten. Een man werd aangehouden en kreeg te horen dat hij met zijn hond naar het
politiebureau moest komen. Hij deed dit echter niet en kreeg een boete van 1 gulden. De HR
stelde dat onder ‘’strafvordering’’ in art. 1 Sv ook de opsporing van strafbare feiten viel. Hij
oordeelde echter ook dat zo’n regeling echter niet in een APV mocht worden geplaatst,
omdat dit geen wet in formele zin is.

Rechtsregel:
 Op grond van art. 1 Sv mogen regels over strafvordering alleen in een wet in formele
zin worden gegeven.

Hof 3 juni 1977, NJ 1978/601 (Hollende kleurling)
Juridisch kader: Verdachte-begrip, redelijk vermoeden van schuld
Twee politieagenten surveilleerden in Amsterdam. Ze zagen een man met een getinte
huidskleur op hen af komen lopen uit de richting van een café. Dit café stond bekend als een
verzamelplaats voor handelaren en gebruikers van drugs. De man hield zijn hand in zijn
linkerzak. De politieagenten vermoeden op grond hiervan dat de man drugs bij zich had. Ze
vroegen hem om legitimatie, wat hij niet wilde geven. De politieagenten besluiten hem te
fouilleren waarbij een worsteling ontstaat. Bij die worsteling valt een zakje heroïne uit zijn
zak. Op basis hiervan houden de agenten de man aan. De vraag was hier of de man als
verdachte in de zin van art. 27 Sv aangemerkt kon worden. Je kan immers alleen staande
worden gehouden en aangehouden als je een verdachte bent.

Rechtsregel:
 ‘’Enkel de omstandigheid dat iemand uit de richting van een café komt lopen, dat
bekend staat om handel en gebruik van verdovende middelen, levert geen redelijk
vermoeden op enig strafbaar feit als bedoel in art. 27 Sv’’, aldus de HR. Er moet
sprake zijn van een objectief vermoeden, deze casus neigt meer naar etnisch
profileren. De aanhouding was dus onrechtmatig en het bewijsmateriaal was ook
onrechtmatig verkregen.

HR 6 december 1983, NJ 1984/442 (Damrak)
Juridisch kader: Verdachte-begrip, redelijk vermoeden van schuld
Op het Damrak in Amsterdam zien rechercheurs twee getinte mannen die met twee blanke
mannen een gesprek voeren, waarna de blanke mannen in een auto met een Duits kenteken
stappen. De rechercheurs vermoeden dat het om een drugsdeal gaat en lopen richting de
vier mannen. De blanke mannen worden aangehouden, de getinte mannen ontkomen aan de
aanhouding door weg te rennen. In de auto treffen de rechercheurs heroïne en hasj aan. De
vraag was of er tegenover de betrokkenen een redelijk vermoeden van schuld bestond, zodat
zij als verdachten (art. 27 Sv) aangehouden mochten worden. De HR oordeelde dat er in deze
zaak wel sprake was van een redelijk vermoeden van schuld.

Rechtsregel:
 Gelet op de ervaring van de agenten en de bekendheid van de locatie voor drugsdeals
kon een redelijk vermoeden van schuld bestaan. Doordat dit redelijk vermoeden van
schuld aanwezig was, was het bewijs ook rechtmatig verkregen.

, HR 2 oktober 1979, NJ 1980/243 (Nalatige inspecteur)
Juridisch kader: Verhoorsituatie, cautieplicht
De verdachte had zijn auto met twee wielen op het trottoir geparkeerd. De verbalisant die dit
constateerde vroeg vervolgens aan de verdachte of hij eigenaar en houder van het voertuig
was en of hij dat voertuig zo had geplaatst als verbalisant het had aangetroffen. De
verdachte antwoordde hier bevestigend op. De verbalisant had geen cautie gegeven. De
vraag was of er reeds sprake was van een verhoorsituatie en of de verbalisant daarom een
cautieplicht had moeten geven. De HR oordeelde dat het samenstel van vragen aan de
verdachte moeilijk anders dan als een verhoor konden worden gekwalificeerd en dat dus een
cautieplicht had moeten worden gegeven. Nu dit niet was gedaan mocht de verklaring van de
verdachte niet bijdragen aan het bewijs.

Rechtsregel:
 De strekking van art. 29 lid 1 en 2 Sv is om een verdachte te beschermen tegen
ongewilde medewerking aan zijn eigen veroordeling. Dit brengt met zich mee dat
‘’alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkte
persoon betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit’’, als
verhoor worden beschouwd. Doordat er sprake is van een verhoorsituatie, moet dus
ook cautie gegeven worden.

HR 29 september 1981, NJ 1982/258 (Plastic boodschappentasje)
Juridisch kader: verdachte-begrip, cautieplicht
Twee agenten zagen een hen bekende man met een plastic boodschappentasje over straat
lopen. De agenten liepen naar hem toe en vroegen wat er in het tasje zat. De man zei dat er
vier boeken inzaten. Toen de agenten vroegen waar hij die boeken had gekocht, antwoordde
de man dat hij ze net gestolen had. De agenten hielden de man derhalve aan voor diefstal.
De man verweerde zich door te stellen dat zijn verklaring niet gebruikt kon worden, omdat
hem van tevoren geen cautie was gegeven. De HR oordeelde dat de verdachte op het
moment dat de agenten hem vragen stelden, niet als verdachte in de zin van art. 27 Sv werd
aangemerkt. Hij werd pas als verdachte aangemerkt toen hij op de tweede vraag antwoordde
dat hij ze gestolen had (dan hadden ze dus pas een cautieplicht). Omdat hij de verklaringen
had gedaan voordat hij als verdachte werd aangemerkt, had hem de cautie niet gegeven te
hoeven worden en kon zijn verklaring als bewijs worden gebruikt.

Rechtsregel:
 De cautie hoeft pas gegeven te worden als iemand als verdachte in de zin van art. 27
Sv wordt aangemerkt. Verklaringen die zijn gedaan voordat iemand als verdachte
werd aangemerkt kunnen als bewijs worden gebruikt.
$3.63
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
Hannali Tilburg University
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
154
Member since
6 year
Number of followers
106
Documents
72
Last sold
2 year ago

3.9

32 reviews

5
11
4
11
3
6
2
3
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions