Hoofdstuk 2: Consumentengedrag.
Substitutie goederen: goederen en diensten die in de ogen van de
consument elkaar kunnen vervangen.
Complementaire goederen: goederen en diensten die elkaar aanvullen.
Oorzaken verschuiving van de vraaglijn
- Verschuiving langs de vraaglijn wordt veroorzaakt door een
prijsverandering.
- Verschuiving van de vraaglijn:
1. Consumenten hebben meer of minder te besteden.
2. De voorkeur van consumenten kan veranderen.
3. het aantal consumenten kan veranderen
4. de prijs voor andere producten verandert
Inkomenselasticiteit: Ev= Procentuele verandering van de gevraagde
hoeveelheid /
Procentuele verandering van het inkomen.
Luxe producten: de inkomenselasticiteit > 1. De vraag naar het Product
stijgt
procentueel meer dan de toename van het inkomen: de vraag is
inkomenselastisch.
Noodzakelijk product: de inkomenselasticiteit < 1 en > 0. Een
inkomensdaling
of-stijging heeft in verhouding weinig effect of de gevraagde hoeveelheid.
De vraag is inkomensinelastisch.
Inferieure goederen: inkomenselasticiteit < 0. Het wordt minder
gekocht bij een inkomensstijging.
Als de inkomenselasticiteit = 0 dan is er sprake van
inkomensonafhankelijke producten. Een inkomens toename of -afname
heeft dan geen enkele invloed of de gevraagde hoeveelheid: de vraag is
volstrekt inkomensinelastisch.
Consumentensurplus: het verschil tussen de betalingsbereidheid en de
werkelijke prijs die je moet betalen.
Substitutie goederen: goederen en diensten die in de ogen van de
consument elkaar kunnen vervangen.
Complementaire goederen: goederen en diensten die elkaar aanvullen.
Oorzaken verschuiving van de vraaglijn
- Verschuiving langs de vraaglijn wordt veroorzaakt door een
prijsverandering.
- Verschuiving van de vraaglijn:
1. Consumenten hebben meer of minder te besteden.
2. De voorkeur van consumenten kan veranderen.
3. het aantal consumenten kan veranderen
4. de prijs voor andere producten verandert
Inkomenselasticiteit: Ev= Procentuele verandering van de gevraagde
hoeveelheid /
Procentuele verandering van het inkomen.
Luxe producten: de inkomenselasticiteit > 1. De vraag naar het Product
stijgt
procentueel meer dan de toename van het inkomen: de vraag is
inkomenselastisch.
Noodzakelijk product: de inkomenselasticiteit < 1 en > 0. Een
inkomensdaling
of-stijging heeft in verhouding weinig effect of de gevraagde hoeveelheid.
De vraag is inkomensinelastisch.
Inferieure goederen: inkomenselasticiteit < 0. Het wordt minder
gekocht bij een inkomensstijging.
Als de inkomenselasticiteit = 0 dan is er sprake van
inkomensonafhankelijke producten. Een inkomens toename of -afname
heeft dan geen enkele invloed of de gevraagde hoeveelheid: de vraag is
volstrekt inkomensinelastisch.
Consumentensurplus: het verschil tussen de betalingsbereidheid en de
werkelijke prijs die je moet betalen.