College 1
Doel van dit vak:
- Principes van kwantitatief onderzoek
- Kwantitatief onderzoek in de praktijk
- Kritisch nadenken over onderzoek
Hoodstuk 3,4,5,6 en 9 van onderzoeksmethoden – scheepers, tobi, boeije.
Hoodfstuk 2 tm 6 van loon, van der Meulen, Minnaert
De methode Observeren komt alleen terug in de colleges, niet in de boeken!!!
40 meer keuze vragen
1 casus + 2 open vragen, begin op het tentamen met het open gedeelte!
Ethische verantwoording: komt op het tentamen!!
- Vrijwillige deelname
- Geen valse voorstelling van zaken
- Anonimiteit gewaarborgd → nergens een naam, ook nadenken over als de aantallen laag
zijn, dat antwoorden niet herleidbaar zijn.
- Uitkomsten geen nadelig effect hebben → dat je bijvoorbeeld ontslagen kan worden
- Controleerbaar en objectief uitgevoerd
Begin Onderzoek: probleemverheldering
• Vage en globale probleemstelling
• Verhelderingprobleem ,inperking , verleg (Op)nieuw gegevens verzamelen?
• Doelstelling?
, • Relevant en uitvoerbaar?
Leidt tot Doelstelling en concrete onderzoeksvraag.
Op het tentamen een probleem kunnen destilleren.
2 Verschillende soorten problemen:
- Gebrek aan informatie
- Praktisch probleem: iets gebeurt in de praktijk wat een probleem is
Verschil probleemstelling vs doelstelling
Probleemstelling:
- Vage/globale weergave van het probleem
- Huidige vs. Gewenste situatie
- Afkomstig van opdrachtgever / literatuurstudie
Doelstelling:
- Data verzamelen om “inzicht te krijgen in…”
- Kader scheppend:
waarom wil je info verzamelen?
Wat wil je bereiken met je onderzoek?
Praktische/maatschappelijke relevantie
Theoretische/wetenschappelijke relevantie → fundamenteel onderzoek
Combinatie daarvan.
Voorbeeld:
Onderzoeksopdracht: probleemstelling:
Er gaat veel tijd verloren waardoor leerlingen niet de gehele les actief zijn
Het kan zijn dat organisatie en groeperingsvormen anders moeten, maar dat weten we nog niet
zeker.
Gewenste situatie:
leerlingen zo veel mogelijk actief bezig zijn
Inzicht krijgen in bepalende elementen daarin.
Doelstelling: praktisch/theoretisch/combi? Bijna altijd combi.
Op het tentamen zelf een onderzoeksvraag formuleren. 1 van de volgende onderzoeksvragen:
Typen kwantitatieve onderzoeks vragen:
- Frequentievragen:
Hoeveel…?
Hoe vaak…?
Hoeveel leerlingen stromen uit naar het vmbo?
- Verschilvragen:
Alleen bij verschil in groepen! Verschil jongens/meisjes bv
In welke mate is er verschil in…?
, in welke mate is er verschil tussen…?
Als je de vraag stelt is er verschil in… moet je antwoorden met ja/nee. Sterkere formulering is
dan in welke mate is er …
- Samenhang vragen:
Bv eigenschappen. Mensen met depressie hebben slaapproblemen?
Is er een relatie/samenhang tussen … en …? → in welke mate is er samenhang tussen…
betere formulering
Goede kwantitatieve onderzoeksvragen
Specifiek:
- Beantwoordbaar/onderzoekbaar
- Bevat de belangrijkste kenmerken/variabelen van je onderzoek
Relevant:
- Sluit goed aan bij de probleem en doelstelling.
Slechte kwantitatieve onderzoeksvragen:
- Te globaal
Vermijden:
- Waarom-vragen
- Hoe komt het-vragen
- Hoe kunnen we-vragen
^ Bovenstaand zijn kwalitatieve onderzoeksvragen
- Normatieve ethische esthetische vragen
Voorbeeld:
Onderzoeksopdracht 2; onderzoeksvraag formuleren
- Hoeveel tijd gaat er verloren/hoevaak wordt er actief bewogen?
- Is er een verschil tussen groep a en groep b (manier van werken bv)
- In welke mate bestaat er een relatie tussen de groeperingsvorm en actieve tijdsbenutting? Is
er relatie tussen werken met tijdvakken en tijd die gespendeerd wordt aan actief bewegen?
Onderzoekseenheid = populatie → steekproef
- Wie/wat
- Vaak rij / regel in databestand
- Respondenten → als ze antwoorden op vragenlijsten
Kenmerk = variabele:
- Wat ga je meten bij de onderzoekseenheden?
- Komen altijd terug in de onderzoeksvraag!!
Variabele = kenmerk dat in concreet meetbare termen is omgezet:
- Bv man is 1, vrouw 0
, - Operationaliseren = meetbaar maken → een variabele is een geoperationaliseerd
eigenschapsbegrip
- Een kolom in data bestand
- Alle vragen waarop proefpersonen een score krijgen
Concept = eenvoudig kenmerk – 1 variabele (bv geslacht)
Construct = ingewikkeld kenmerk, abstract/complex begrip – meerdere variabelen, bijvoorbeeld
intelligentie wat uit heel veel onderdelen bestaat.
Conceptueel model → zelf tekenen op het tentamen!!
- Weergave van relaties tussen kenmerken
- Opgebouwd uit alle kenmerken (variabelen) van de onderzoeksvragen
- Geen onderzoekseenheden!! Niet man/vrouw → maar sekse!!
Doel van dit vak:
- Principes van kwantitatief onderzoek
- Kwantitatief onderzoek in de praktijk
- Kritisch nadenken over onderzoek
Hoodstuk 3,4,5,6 en 9 van onderzoeksmethoden – scheepers, tobi, boeije.
Hoodfstuk 2 tm 6 van loon, van der Meulen, Minnaert
De methode Observeren komt alleen terug in de colleges, niet in de boeken!!!
40 meer keuze vragen
1 casus + 2 open vragen, begin op het tentamen met het open gedeelte!
Ethische verantwoording: komt op het tentamen!!
- Vrijwillige deelname
- Geen valse voorstelling van zaken
- Anonimiteit gewaarborgd → nergens een naam, ook nadenken over als de aantallen laag
zijn, dat antwoorden niet herleidbaar zijn.
- Uitkomsten geen nadelig effect hebben → dat je bijvoorbeeld ontslagen kan worden
- Controleerbaar en objectief uitgevoerd
Begin Onderzoek: probleemverheldering
• Vage en globale probleemstelling
• Verhelderingprobleem ,inperking , verleg (Op)nieuw gegevens verzamelen?
• Doelstelling?
, • Relevant en uitvoerbaar?
Leidt tot Doelstelling en concrete onderzoeksvraag.
Op het tentamen een probleem kunnen destilleren.
2 Verschillende soorten problemen:
- Gebrek aan informatie
- Praktisch probleem: iets gebeurt in de praktijk wat een probleem is
Verschil probleemstelling vs doelstelling
Probleemstelling:
- Vage/globale weergave van het probleem
- Huidige vs. Gewenste situatie
- Afkomstig van opdrachtgever / literatuurstudie
Doelstelling:
- Data verzamelen om “inzicht te krijgen in…”
- Kader scheppend:
waarom wil je info verzamelen?
Wat wil je bereiken met je onderzoek?
Praktische/maatschappelijke relevantie
Theoretische/wetenschappelijke relevantie → fundamenteel onderzoek
Combinatie daarvan.
Voorbeeld:
Onderzoeksopdracht: probleemstelling:
Er gaat veel tijd verloren waardoor leerlingen niet de gehele les actief zijn
Het kan zijn dat organisatie en groeperingsvormen anders moeten, maar dat weten we nog niet
zeker.
Gewenste situatie:
leerlingen zo veel mogelijk actief bezig zijn
Inzicht krijgen in bepalende elementen daarin.
Doelstelling: praktisch/theoretisch/combi? Bijna altijd combi.
Op het tentamen zelf een onderzoeksvraag formuleren. 1 van de volgende onderzoeksvragen:
Typen kwantitatieve onderzoeks vragen:
- Frequentievragen:
Hoeveel…?
Hoe vaak…?
Hoeveel leerlingen stromen uit naar het vmbo?
- Verschilvragen:
Alleen bij verschil in groepen! Verschil jongens/meisjes bv
In welke mate is er verschil in…?
, in welke mate is er verschil tussen…?
Als je de vraag stelt is er verschil in… moet je antwoorden met ja/nee. Sterkere formulering is
dan in welke mate is er …
- Samenhang vragen:
Bv eigenschappen. Mensen met depressie hebben slaapproblemen?
Is er een relatie/samenhang tussen … en …? → in welke mate is er samenhang tussen…
betere formulering
Goede kwantitatieve onderzoeksvragen
Specifiek:
- Beantwoordbaar/onderzoekbaar
- Bevat de belangrijkste kenmerken/variabelen van je onderzoek
Relevant:
- Sluit goed aan bij de probleem en doelstelling.
Slechte kwantitatieve onderzoeksvragen:
- Te globaal
Vermijden:
- Waarom-vragen
- Hoe komt het-vragen
- Hoe kunnen we-vragen
^ Bovenstaand zijn kwalitatieve onderzoeksvragen
- Normatieve ethische esthetische vragen
Voorbeeld:
Onderzoeksopdracht 2; onderzoeksvraag formuleren
- Hoeveel tijd gaat er verloren/hoevaak wordt er actief bewogen?
- Is er een verschil tussen groep a en groep b (manier van werken bv)
- In welke mate bestaat er een relatie tussen de groeperingsvorm en actieve tijdsbenutting? Is
er relatie tussen werken met tijdvakken en tijd die gespendeerd wordt aan actief bewegen?
Onderzoekseenheid = populatie → steekproef
- Wie/wat
- Vaak rij / regel in databestand
- Respondenten → als ze antwoorden op vragenlijsten
Kenmerk = variabele:
- Wat ga je meten bij de onderzoekseenheden?
- Komen altijd terug in de onderzoeksvraag!!
Variabele = kenmerk dat in concreet meetbare termen is omgezet:
- Bv man is 1, vrouw 0
, - Operationaliseren = meetbaar maken → een variabele is een geoperationaliseerd
eigenschapsbegrip
- Een kolom in data bestand
- Alle vragen waarop proefpersonen een score krijgen
Concept = eenvoudig kenmerk – 1 variabele (bv geslacht)
Construct = ingewikkeld kenmerk, abstract/complex begrip – meerdere variabelen, bijvoorbeeld
intelligentie wat uit heel veel onderdelen bestaat.
Conceptueel model → zelf tekenen op het tentamen!!
- Weergave van relaties tussen kenmerken
- Opgebouwd uit alle kenmerken (variabelen) van de onderzoeksvragen
- Geen onderzoekseenheden!! Niet man/vrouw → maar sekse!!