4 Celmembraan als ‘fluid mosaic model’
Soorten en hun functie celmembraan:
1) Het plasmamembraan scheidt de cel inhoud van het uitwendig milieu
2) Het intracellulair membraan scheidt vloeistof in de organel van vloeistof erbuiten.
Het zorgt dus voor een chemische barrière, polaire stoffen geraken niet zomaar door apolaire
binnenlaag. Het is wel semipermeabele barrière omdat nog steeds voedingstoffen en afvalstoffen
naar binnen en buiten kunnen.
Verschil intracellulair membraan en plasmamembraan:
Bij een plasmamembraan komen op de buitenste fosfolipide laag meer suikers voor
Samestelling membraan:
Een membraan bestaat uit een fosfolipide dubbellaag. Deze bestaat uit de moleculen
fofsfoglyceriden (glycerol + 2 vetzuren + fosfaat+ aminebase) en sfingomyeline ( sfingosine i.p.v.
glycerol + amide groep +fosfaatgroep)
Tussen de fosfolipide dubbellaag zitten ook eiwitten. Deze eiwit zijn integrale eiwitten, lopen door
heel het membraan en hebben interactie met apolaire binnnenlaag, ze liggen vast met hydrofobe
interacties. Integrale eiwitten zorgen voor transport van moleuclen en ionen. Of perifere eiwitten,
liggen aan de buitenzijde van membraan en hebben geen interactie met apolaire binnenlaag, ze
liggen vast met H-bruggen. Aan de eiwitten koppelen soms ook nog eiwitten en suikers
Dierlijke cellen bevatten geen celwand, als extra bescherming gaan aan de eiwitten in membraan
extra lipo en glycoproteïne koppelen ter vorming van een extra laag genaamd de glycocalyx of de
pericellulaire matrix. Deze laag zorgt voor cel cel herkening
Tussen fosfolipide dubbelaag zit ook nog cholesterol, deze zorgt voor een invloed op de fluïditeit, bij
verhoging van temperatuur gaat membraan losser worden maar cholesterol gaat dit tegen, bij een
lage temperatuur zal cholesterol ervoor zorgen dat membraan minder vast wordt.
Een microdomein waar veel cholesterol en sfingolipiden zich bij elkaar bevinden is een lipid raft. Het
heeft als functie singiaaltransductie, neurotransmissie en celcommunicatie.
26
Soorten en hun functie celmembraan:
1) Het plasmamembraan scheidt de cel inhoud van het uitwendig milieu
2) Het intracellulair membraan scheidt vloeistof in de organel van vloeistof erbuiten.
Het zorgt dus voor een chemische barrière, polaire stoffen geraken niet zomaar door apolaire
binnenlaag. Het is wel semipermeabele barrière omdat nog steeds voedingstoffen en afvalstoffen
naar binnen en buiten kunnen.
Verschil intracellulair membraan en plasmamembraan:
Bij een plasmamembraan komen op de buitenste fosfolipide laag meer suikers voor
Samestelling membraan:
Een membraan bestaat uit een fosfolipide dubbellaag. Deze bestaat uit de moleculen
fofsfoglyceriden (glycerol + 2 vetzuren + fosfaat+ aminebase) en sfingomyeline ( sfingosine i.p.v.
glycerol + amide groep +fosfaatgroep)
Tussen de fosfolipide dubbellaag zitten ook eiwitten. Deze eiwit zijn integrale eiwitten, lopen door
heel het membraan en hebben interactie met apolaire binnnenlaag, ze liggen vast met hydrofobe
interacties. Integrale eiwitten zorgen voor transport van moleuclen en ionen. Of perifere eiwitten,
liggen aan de buitenzijde van membraan en hebben geen interactie met apolaire binnenlaag, ze
liggen vast met H-bruggen. Aan de eiwitten koppelen soms ook nog eiwitten en suikers
Dierlijke cellen bevatten geen celwand, als extra bescherming gaan aan de eiwitten in membraan
extra lipo en glycoproteïne koppelen ter vorming van een extra laag genaamd de glycocalyx of de
pericellulaire matrix. Deze laag zorgt voor cel cel herkening
Tussen fosfolipide dubbelaag zit ook nog cholesterol, deze zorgt voor een invloed op de fluïditeit, bij
verhoging van temperatuur gaat membraan losser worden maar cholesterol gaat dit tegen, bij een
lage temperatuur zal cholesterol ervoor zorgen dat membraan minder vast wordt.
Een microdomein waar veel cholesterol en sfingolipiden zich bij elkaar bevinden is een lipid raft. Het
heeft als functie singiaaltransductie, neurotransmissie en celcommunicatie.
26