Hoofdstuk 1: 10 principes van economie
Economie @ Huishoudkunde
De studie waarin menselijk gedrag in relatie met het bevredigen van zijn
behoeften met schaarse middelen wordt bestudeerd
Beperkte middelen <-> Oneindige behoeften
Arbeid (l) Mens wil alles (les en uitslapen bv)
Kapitaal (k)
Natuur (n)
1. Economie onderzoekt…
- Hoe mensen beslissingen nemen MICRO
- Hoe mensen interageren met elkaar
- Invloeden op economie als geheeld MACRO
Micro-economie
Bestudeert manier waarop huishoudens en bedrijven beslissingen nemen en hoe ze
specifieke markten samenwerken
Micro à Manier van denken omtrent individueel menselijk gedrag in het algemeen
(Menselijk gedrag proberen te begrijpen)
Macro-economie
Bestudeert fenomenen die de gehele economie bestrijken
Macro-economische werkelijkheid (Inflatie, economische groei, werkloosheid)
2. 10 Principes
1. Mensen moeten keuzes maken (les/geen les/ uitslapen/ …)
2. De kosten (=opportuniteitskost = waarde vh beste alternatief bv: uitslapen) van iets worden
Hoe mensen beslissingen
bepaald door datgene wat we opgeven om het te krijgen (uitslapen/les/voetbal)
nemen
3. Rationele mensen denken in de marge à Beste mogelijkheid rekening houden met
voor- & nadelen (=baten & kosten)
4. Mensen reageren op prikkels (= incentives) à Gedrag veranderen als marginale
kosten & baten wijzigen
, 5. Handel kan in ieders belang zijn
interageren met elkaar
Hoe mensen
6. Markten zijn vaak goede manier om economische activiteit te organiseren
7. Overheden kunnen de resultaten van markt soms verbeteren
8. De levensstandaard van een land hangt af van de mate waarin het land producten en
Invloeden op gehele
diensten kan produceren
economie
9. Prijzen stijgen als de overheid te veel geld drukt
10. De samenleving staat voor een afweging op korte termijn tussen inflatie en
werkloosheid
Hoofdstuk 3: Markt forces of supply and demand
1. Markt & marktvormen
De markt = Verzameling van alle kopers & verkopers van een bepaald product
Monopolistische
Marktvormen Monopolie Oligopolie
concurrentie
Volmaakte concurrentie
Belangrijkste 1 bedrijf Enkele bedrijven Veel bedrijven - Veel vragers & veel
kenmerken bv. Nmbs in Homogene of Heterogene aanbieders
België heterogene goederen
goederen Bv Frituur, bakker - Transparant (substituten)
Bv. Multinationals
zoals Apple, Coca- - Niks te zeggen over de
Cola prijs
-Homogene producten
-Vragers & aanbieders
handelen onafhankelijk
- Vragers & aanbieders
nemen alle kosten en baten
in aanmerking
à Bestaan in principe niet,
maar lijkt er hard op
bv Graan, melk
,Marktmacht
100%
Prijszetter
Prijsnemer
(V/A)
0%
Monopolie Oligopolie Monoolistische Volmaakte
concurrentie concurrentie
2. De vraag
Individuele vraag = Hoeveel een consument bereid (en in staat) is te kopen bij
verschillende prijzen à veel beïnvloedingsfactoren: smaak, inkomen,
reclame, …
Marktvraag = Hoeveel ALLE consumenten samen bereid (en in staat) zijn te kopen bij
verschillende prijzen
Hoeveelheid Q die gevraagd wordt als functie vd prijs p:
Q=f(p)
V = f ( p ) vraag is dus ook in functie van prijs
Bv: Hoeveel appels ik koop = afhankelijk vd prijs
MAAR OOK à prijs = f ( Q )
De prijs is dus ook in functie van de vraag
De inverse (markt)vraag (deze gebruiken we gedurende heel het jaar)
Bv: Prijs is afhankelijk vh aantal appels dat er worden gekocht
Eigenlijke vraagfunctie = hoeveel appels ik koop is afh. vd prijs
Inverse vraagfunctie = prijs is afh vh aantal appels er worden gekocht
, De individuele vraag
Hogere prijs heeft 2 effecten:
1. Inkomenseffect = Inkomen (koopkracht) daalt à Q daalt
2. Substitutie-effect = Goed wordt minder aantrekkelijk tov alternatief à Q daalt
Bv Prijs Pepsi daalt met 80%, eerder Pepsi kopen dan Cocacola
à Wet van de vraag: Gevraagde Q daalt als P stijgt
De marktvraagcurve (Dn)
= Gevraagde Q bij verschillende prijzen in veronderstelling dat alle andere factoren
constant zijn (Ceteris Paribus)
Dn = f(Pn, P1, P2, …, Pn-1, Y, T, Pls, A, E-
P1, P2, Pn-1 = Prijzen van andere goederen Pls = Niveau & structuur bevolking
Y = Inkomen A = Reclame
T = Voorkeuren/smaken E = Verwachtingen
Verandering in P = Verandering LANGS de vraagcurve